Aflevering 3

Gepubliceerd op 1 maart 2011

MBB 2011, afl. 3 - Fiscale behandeling van de beroepskosten van WW-uitkeringsgerechtigden

Aflevering 3, gepubliceerd op 01-03-2011 geschreven door Mr.ir. H.S.M. Kruijer
Werknemers met een WW-uitkering zijn wettelijk verplicht om kosten te maken tot behoud en verwerving van hun uitkering: sollicitatiekosten (zoals: reiskosten), kosten om hun beroepsvaardigheden op peil te houden (zoals: kosten van vakliteratuur), kosten om hun herintreding tot de arbeidsmarkt te bevorderen (zoals: kosten verbonden aan het lidmaatschap ven beroepsverenigingen) e.d.Dit artikel bespreekt de fiscale behandeling die onder de Wet IB 2001 aan deze beroepskosten gegeven moet worden. Er wordt daarbij nader ingegaan op de volgende vragen: Welke door een werknemer gemaakte kosten zijn als negatief loon aan te merken; hoe moet ook in fiscalibus worden omgegaan met de samenloop tussen een lex specialis en een lex generalis; en in hoeverre is de nieuwe fiscale regeling ter zake van beroepskosten discriminatoir?

MBB 2011, afl. 3 - Herziening hoofdstukken I-III OESO-Richtlijnen voor Verrekenprijzen: business as usual of een drastische wijziging? (deel I)

Aflevering 3, gepubliceerd op 01-03-2011 geschreven door Drs. B.W.A.M. Damsma en Dr. C.S.J. Jie-A-Joen
Vijftien jaar na de publicatie in 1995 van de Transfer Pricing Guidelines for Multinational Enterprises and Tax Administrations heeft de OESO op 22 juli 2010 een herziene versie van deze guidelines gepubliceerd. Deze 2010-versie bevat een herziening van de hoofdstukken I‑III en een nieuw hoofdstuk IX inzake de verrekenprijsaspecten van business restructuring.Dit artikel is het eerste deel van een tweeluik waarin de auteurs ingaan op de belangrijkste herzieningen van de hoofdstukken I‑III en de betekenis hiervan voor de verrekenprijspraktijk.

MBB 2011, afl. 3 - Navordering ter zake van fouten

Aflevering 3, gepubliceerd op 01-03-2011 geschreven door Mr. P.J. van Amersfoort en Mr. L.A. de Blieck
In onze bijdrage aan deze bundelDit artikel verscheen eerder als bijdrage aan de bundel Wetgevingskunsten, vriendenbundel Jan Kees Bartel, Sdu Uitgevers, Den Haag 2010. gaan wij, passend in het motto van de bundel, in op een stukje recente regelgeving in de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna AWR).Zie art. XVI van de wet Overige fiscale maatregelen 2010 (Stb. 2009, 610). Sinds 1 januari 2010 voorziet het nieuwe art. 16, lid 2, aanhef en onderdeel c, AWR erin dat navordering kan plaatsvinden in alle gevallen waarin te weinig belasting is geheven doordat ten gevolge van een fout een aanslag ten onrechte achterwege is gelaten of ten gevolge van een fout een belastingaanslag tot een te laag bedrag is vastgesteld. Als voorwaarde geldt dat de fout voor de belastingplichtige redelijkerwijs kenbaar is. Daarvan is in elk geval sprake als de te weinig geheven belasting ten minste dertig procent bedraagt van de ingevolge de belastingwet verschuldigde belasting. Voorts is art. 16, lid 3, AWR aangevuld met een bijzondere navorderingstermijn: voor zover navordering zonder toepassing van art. 16, lid 2, onderdeel c, AWR niet zou kunnen plaatsvinden, vervalt de bevoegdheid tot het vaststellen van een navorderingsaanslag door verloop van twee jaren na het tijdstip waarop het besluit is genomen om geen aanslag op te leggen, dan wel de belastingaanslag is vastgesteld.

MBB 2011, afl. 3 - Over het keuzerecht, Europeesrechtelijke ontwikkelingen en de grensambtenarendoctrine

Aflevering 3, gepubliceerd op 01-03-2011 geschreven door Prof.mr. F.P.G. Pötgens
Gezien een aantal recente ontwikkelingen in de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie te Luxemburg dringt de vraag zich steeds verder op of het nog zinvol is het keuzerecht van art. 2.5 Wet IB 2001 in zijn huidige vorm te handhaven. Te meer indien ook de moeizame relatie van het keuzerecht met de Nederlandse belastingverdragen in acht wordt genomen.