MBB 2012, afl. 7-8 - Het nieuwe belastingverdrag met Duitsland: van – onder meer – onroerende zaken, vermogensinkomsten waaronder dividenden en voorkoming
Aflevering 7-8, gepubliceerd op 01-08-2012 geschreven door Mr. J.I.H.M. GalavaziOp 12 april 2012 is een nieuw belastingverdragVerdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen, ondertekend te Berlijn op 12 april 2012. De tekst van het verdrag 2012 en de bijbehorende arbitrageovereenkomst zijn te vinden op de website van het Ministerie van Financiën (http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/belastingen-internationaal/nieuws/2012/04/12/staatssecretaris-weekers-ondertekent-belastingverdrag-met-duitsland.html). tussen Nederland en de Bondsrepubliek Duitsland in Berlijn ondertekend (het Verdrag). Het huidige verdrag dateert van 1956Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland tot het vermijden van dubbele belasting op het gebied van inkomen en van het vermogen alsmede verscheidene andere belastingen en tot het regelen van andere aangelegenheden op belastinggebied, gesloten te ’s-Gravenhage op 16 juni 1956, Trb. 1959, 85. Het Verdrag 1956 trad in werking op 18 september 1960, Trb. 1960, 107 en vindt toepassing vanaf 1 januari 1956. (het Verdrag 1956). Het is daarmee het oudste geldende Nederlandse belastingverdrag inzake inkomen en vermogen. Als het nieuwe verdrag zoals verwacht mag worden 1 januari 2014 in werking treedt, heeft het oude verdrag bijna 60 jaar gediend, een tijd waarin nogal wat veranderd is zodat de wens om het verdrag te moderniseren zeker begrijpelijk is.Op deelgebieden zijn er overigens tussentijds aanpassingen aan en aanvullingen op het verdrag geweest: het Aanvullend Protocol van 13 maart 1980, Trb. 1980, 61, met aanvullende regelgeving voor personen die in de ene staat wonen en een belangrijk deel van hun inkomen verwerven in de andere staat (grensarbeidersprotocol), het Tweede Aanvullend Protocol van 21 mei 1991, Trb. 1991, 95, dat het heffingsrecht voor hypothecaire interest bij de woonstaat heeft gelegd en het Derde Aanvullend Protocol van 4 juni 2004, Trb. 2004, 185, dat een regeling geeft voor de belastingheffing bij grensoverschrijdende bedrijventerreinen. Daarnaast kunnen nog genoemd worden de afspraken die zijn gemaakt met betrekking tot afkoopsommen (besluit van 14 november 2007, nr. IFZ2007/754M, Stcrt. nr. 227, NTFR 2007/2151) en het Verdrag inzake de wederzijdse administratieve bijstand bij de invordering van belastingschulden en de uitreiking van documenten van 21 mei 1999, Trb. 2001, 110. Niet onvermeld mag blijven dat het Verdrag een wel zeer lange aanloop heeft gekend; de onderhandelingen met Duitsland lopen al sinds het einde van de jaren zeventig van de vorige eeuw!Vergelijk onder meer Persbericht Ministerie van Financiën van 27 december 1994, nr. 94/179, V‑N 1995, 3025. Naar het waarom van deze lange onderhandelingen is het slechts gissen; was het de afwezigheid van urgentie of was er sprake van diametrale belangen? Het Verdrag heeft in ieder geval de staten in staat gesteld te trachten hun huidige beleid op bilateraal fiscaal gebied in het verdrag te incorporeren. In de relatie met Duitsland, ons grootste buurland en met afstand onze belangrijkste handelspartner, moet dit als positief gezien worden. Toch lijkt het erop dat Nederland niet geheel aan zijn trekken is gekomen. Op een aantal belangrijke punten heeft Nederland niet gekregen wat op grond van het in de Notitie Fiscaal Verdragsbeleid 2011Notitie Fiscaal Verdragsbeleid 2011, Kamerstukken II, 2010-2011, 25 087. (NFV 2011) geformuleerde beleid verwacht had mogen worden. Duitsland lijkt daarentegen meer aan zijn trekken te zijn gekomen.Zie ook prof.mr. A.J.A. Stevens, ‘Het Nieuwe belastingverdrag met Duitsland’, NTFR Beschouwingen – mei 2012. Het Verdrag is zoals gebruikelijk bij de recente Nederlandse verdragen, gebaseerd op het OESO-Modelverdrag 1992-2010 (het OESO-Modelverdrag).Het Nederlandse Standaardverdrag van 1987 heeft inmiddels afgedaan (vgl. Voorwoord bij de Notitie Fiscaal Verdragsbeleid 2011, Kamerstukken II, 2010-2011, 25 087, nr. 7). Duitsland kent geen eigen modelverdrag dat het uitgangspunt bij verdragsonderhandelingen vormt. Ook daar gaat men bij verdragsonderhandelingen uit van het OESO-Modelverdrag.