Aflevering 15

Gepubliceerd op 22 november 2024

MBB 2024/47 - Actualiteiten deelnemingsvrijstelling

Aflevering 15, gepubliceerd op 22-11-2024 geschreven door mr. dr. G.C. van der Burgt, mr. L.S. Rijff en mr. M.H.C. Ruijschop
In dit artikel belichten de auteurs enkele recente ontwikkelingen op het gebied van de deelnemingsvrijstelling in de Wet Vpb 1969. Meer specifiek gaan zij in op (voorgestelde) wetgeving, recente jurisprudentie, het geactualiseerde Besluit Deelnemingsvrijstelling en kennisgroepstandpunten. De auteurs beperken zich tot drie deelonderwerpen, namelijk de aan- en verkoopkostenaftrekuitsluiting van art. 13 lid 1 Wet Vpb 1969 (paragraaf 2), de problematiek van valutaresultaten in relatie tot de deelnemingsvrijstelling (paragraaf 3) en de ontwikkelingen op het terrein van de liquidatieverliesregeling (paragraaf 4).

MBB 2024/48 - Het bijlage II-criterium in de BPM vanuit Europeesrechtelijk perspectief bezien

Aflevering 15, gepubliceerd op 22-11-2024 geschreven door mr. R.C.H. Graves en mr. R. Zeldenrust
De Hoge Raad geeft in het arrest van 26 april 2024, ECLI:NL:HR:2024:653, nader invulling aan de term ‘gelijksoortige nationale producten’ in art. 110 VWEU. Daarbij formuleert de Hoge Raad het zogenoemde bijlage II-criterium. Het bijlage II-criterium luidt anders dan criteria die het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU) in zijn rechtspraak hanteert. Daarom doemt de vraag op of het bijlage II-criterium de toets van het HvJ zal doorstaan. De auteurs komen tot de conclusie dat het antwoord op die vraag bevestigend of ontkennend luidt, afhankelijk van de gehanteerde uitgangspunten. Eén van die uitgangspunten betreft de vraag of de CO¬¬2-uitstoot in het algemeen een kenmerk van een auto is. De auteurs adviseren de Hoge Raad om het bijlage II-criterium door middel van prejudiciële vragen ter toetsing voor te leggen aan het HvJ.

MBB 2024/49 - Nederlands fiscaal verdragsbeleid inzake ontwikkelingslanden: tussen belofte en realiteit

Aflevering 15, gepubliceerd op 22-11-2024 geschreven door prof. dr. I.J.J. Burgers, mr. L.K. Buma en A.C.J. Spijkers
In deze bijdrage gaan de auteurs na of en in hoeverre Nederland in zijn verdragsbeleid rekening houdt met de speciale positie van ontwikkelingslanden, zoals toegezegd in de Notities uit 1987, 1996, 1998, 2011 en 2020 en vergelijken zij dat met hetgeen in de 24 verdragen die Nederland met ontwikkelingslanden heeft gesloten. Ook vergelijken zij datgene wat in die verdragen is overeengekomen. Conclusie is dat in de jaren tachtig en negentig voor ontwikkelingslanden gunstiger verdragen werden overeengekomen dan thans, maar dat datgene wat in de meest recente verdragen is overeengekomen voor de betreffende ontwikkelingslanden gunstiger is dan hetgeen in de eerste twee decennia van deze eeuw is overeengekomen.