Home

Gerechtshof Amsterdam, 13-11-2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:6108, 99/90106 en 99/90107

Gerechtshof Amsterdam, 13-11-2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:6108, 99/90106 en 99/90107

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
13 november 2014
Datum publicatie
1 april 2015
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2014:6108
Formele relaties
Zaaknummer
99/90106 en 99/90107
Relevante informatie
Internationaal Verdrag betreffende het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen, Brussel, 14-06-1983 [Tekst geldig vanaf 01-01-2024]

Inhoudsindicatie

Douanerechten. Indeling aan de hand van indelingsregel 3b is naar het oordeel van het Hof niet mogelijk. Het apparaat wordt op de markt gebracht als multifunctionele fax/printer/copier/scanner. Het faxmodem is wel uitsluitend toe te rekenen aan de faxfunctie maar het apparaat ontleent aan het faxmodem niet zijn wezenlijk karakter. De bestreden UTB's zijn terecht aan belanghebbende uitgereikt.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM

Douanekamer

Uitspraak

in de zaaknrs. 99/90106 en 99/90107

de dato 13 november 2014

1. De procedure

Zaaknummer 99/90106

1.1.1. Op 25 mei 1999 is bij de Tariefcommissie te Amsterdam een beroepschrift

ingekomen van mr. N.P.J. Ooyevaar van KPMG Meijburg & Co te Amstelveen,

namens [belanghebbende] te [vestigingsplaats], belanghebbende.

Het beroep is gericht tegen de uitspraak van de inspecteur van de

Belastingdienst/Douane district Roermond (hierna: de inspecteur) van 16 april 1999,

kenmerk 3 8-85 3, waarbij het bezwaar van belanghebbende tegen de uitnodiging tot

betaling (hierna: UTB), gedagtekend 27april1996, met kenmerk [nummer], ten

bedrage van f 126.870,00 (€ 57.571,10) aan douanerechten, werd afgewezen.

1.1 .2. Van belanghebbende is door de secretaris van de Tariefcommissie een

griffierecht van f 150 (€ 68,07) geheven. De inspecteur heeft een verweerschrift

ingediend. Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend met dagtekening

17januari 2001. De inspecteur heeft daarop gereageerd bij conclusie van dupliek met

dagtekening 23 februari 2001.

Zaaknummer 99/90107

1.2.1. Op 25 mei 1999 is bij de Tariefcommissie te Amsterdam een beroepschrift

ingekomen van belanghebbende. Het beroep is gericht tegen de uitspraak van de

inspecteur van 16 april 1999, kenmerk 38-87 B, waarbij het bezwaar van

belanghebbende tegen de UTB, gedagtekend 30 mei 1996, met kenmerk

[nummer], ten bedrage van f470.725,40 (€213.605,87) aan douanerechten,

werd afgewezen.

1.2.2. Van belanghebbende is door de secretaris van de Tariefcommissie een

griffierecht van f150 (€ 68,07) geheven. De inspecteur heeft een verweerschrift

ingediend. Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend met dagtekening

17januari 2001. De inspecteur heeft daarop gereageerd bij conclusie van dupliek met

dagtekening 23 februari 2001.

1.3. Op grond van artikel XI van de Wet van 14 september 2001 (Stb. 419) is met

ingang van 1januari 2002 de Douanekamer van het Gerechtshof te Amsterdam in de

plaats getreden van de Tariefcommissie.

1.4. De behandeling van de beroepen is op eenparig en herhaald verzoek van partijen

aangehouden in afwachting van de beroepsprocedures die hebben geleid tot de arresten

van de Hoge Raad van 1 maart 2013, nrs. 11/02062 (ECLI:NL:HR:2013:BZ2688) en

11/02134 (ECLI:NL:HR:2013:BZ2693).

1.5. Belanghebbende heeft voorafgaand aan de zitting een nader stuk ingediend, bij het

Hof ingekomen op 17 september 2014. De inspecteur heeft voorafgaand aan de zitting

een nader stuk ingediend, bij het Hof ingekomen op 26 september 2013. Afschriften

van beide stukken zijn aan de wederpartij gestuurd.

1.6. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 oktober 2014. Van het

verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt. Met deze zaken zijn ter

zitting gelijktijdig behandeld de zaken met de nummers 99/90 108 en 02/04473.

2. Feiten

2.1. Belanghebbende maakt voor het opstellen van haar periodieke douane-aangiften

gebruik van een zogeheten ‘relatiebestand’, dat de door haar gevoerde producten met

de bijbehorende tariefcodes omvat. Bij een controle van dit relatiebestand heeft de

inspecteur geconstateerd dat het apparaat met de handelsnaam “[naam]”, ook

aangeduid als “[naam], ten onrechte is ingedeeld onder GN-onderverdeling

8471 6090 (in- en uitvoereenheden voor computers, andere). De inspecteur stelt zich

op het standpunt dat indeling dient plaats te vinden onder GN-onderverdeling $517

2100 (faxapparaat). Deze correctie van de tariefindeling heeft geresulteerd in de onder

1.1.1 genoemde UTB (zaaknummer 99/90106).

2.2. Naar aanleiding van de onder 2.1 vermelde constatering heeft de inspecteur de

door belanghebbende ingediende maandaangiften onderzocht. Daarbij is gebleken dat

een aantal exemplaren van het onder 2.1 omschreven apparaat, de “[naam]”, ten

onrechte niet in de maandaangiften van belanghebbende zijn opgenomen. Dit heeft

geresulteerd in de onder 1.2.1 genoemde UTB (zaaknummer 99/90107).

2.3. Tot de stukken van het geding behoort een brochure waarin onder meer het

volgende is vermeld:

“[naam]. De multifunctionele gewoon papier fax/printer/copier en scanner

• Volledig uitgeruste, hoge snelheid gewoon papier fax

• Hoge resolutie (300 dpi) desktop inkjet printer

• Digitale copier met excellente afdrukken

• Document scanner en PC/fax-aansluiting (optioneel).

Het multifunctionele [naam] en intelligente [nummer] systeem is de ideale partner voor

werkgroepen en de kleine kantooromgeving. Dit veelzijdige en uiterst produktieve

‘multitasking’ apparaat faxt, print en kopieert op gewoon papier en kan worden uitgebreid

met opties die scannen en faxen op de PC mogelijk maken. Kortom, de [naam] zorgt

in zijn eentje voor al uw documenten.”

3. Geschil

Tussen partijen is in geschil het antwoord op de vraag in welke post van het

Geharmoniseerd Systeem (GS) het onderhavige apparaat moet worden ingedeeld.

Belanghebbende bepleit dat het product moet worden ingedeeld in GS-post 8471 60,

primair op grond van indelingsregel 1 en subsidiair ingevolge indelingsregel 3b.

De inspecteur staat indeling onder GS-post 8517 21 voor, primair op grond van

indelingsregel 1 en subsidiair op grond van indelingsregel 3c.

Niet in geschil is dat ingeval het gelijk aan belanghebbende is, de UTB’s dienen te

worden vernietigd.

4. Relevante bepalingen

De toepasselijke bepalingen van de GS luiden als volgt.

Aantekening 3 en 5 op afdeling XVI

3. Voor zover niet anders is bepaald, worden combinaties van machines van verschillende

soorten, die bestemd zijn om gezamenlijk te functioneren en die een geheel vormen,

alsmede machines met twee of meer verschillende (afwisselende of aanvullende) functies,

ingedeeld naar de hoofdfunctie die kenmerkend is voor het complex.

5. Voor de toepassing van vorenstaande aantekeningen heeft het woord ‘machines’ zowel

betrekking op machines als op de verschillende toestellen, apparaten, uitrustingen en

werktuigen, bedoeld bij hoofdstuk 84 of 85.

Aantekening 5B tot en met 5D op hoofdstuk 84

B. Automatische gegevensverwerkende machines kunnen voorkomen in de vorm van

systemen bestaande uit een variabel aantal afzonderlijke eenheden. Met inachtneming van

het bepaalde in letter E hierna, wordt een eenheid als een deel van een compleet systeem

aangemerkt, indien zij aan alle hiervoor omschreven voorwaarden voldoet, te weten:

a. a) zij moet van de soort zijn die uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt in een

automatisch gegevensverwerkend systeem;

b) zij moet, hetzij rechtstreeks, hetzij door tussenschakeling van een of meer andere

eenheden, op de centrale verwerkingseenheid kunnen worden aangesloten, en

c) zij moet in staat zijn gegevens te ontvangen of te leveren in een vorm — codes of

signalen — die bruikbaar is voor het systeem.

C. Afzonderlijk aangeboden eenheden van een automatische gegevensverwerkende

machine worden onder post 8471 ingedeeld.

D. Afdrukkers, toetsenborden, invoertoestellen met X-Y-coördinaten en

schijvengeheugeneenheden die voldoen aan het bepaalde in letter B, onder b) en c),

hiervoor, zijn in alle gevallen in te delen als eenheden bedoeld bij post 8471.

GS-onderverdeling 8471 60

8471 Automatische gegevensverwerkende machines en eenheden daarvoor; magnetische

en optische lezers, machines voor het in gecodeerde vorm op dragers overzetten van

gegevens en machines voor het verwerken van die gegevens, elders genoemd noch elders

onder begrepen:

(...)

8471 60 — invoereenheden en uitvoereenheden, ook indien zij in dezelfde behuizing

geheugeneenheden bevatten:

(...)

GS-onderverdeling 8517 21

8517 Elektrische toestellen voor lijntelefonie en voor lijntelegrafie, lijntelefoontoestellen

met draagbare draadioze hoorn en toestellen voor telecommunicatie met draaggolf of voor

digitale telecommunicatie daaronder begrepen; videofoontoestelten:

t...)

— telekopieertoestellen en telexapparaten:

$517 21 — — telekopieertoestellen

(...)

5. Rechtsoverwegingen

5.1. Gelet op de omstandigheid dat met de [naam] (hierna: het apparaat) kopieën

kunnen worden gemaakt, kan dit apparaat in beginsel worden ingedeeld in post 9009.

Belanghebbende heeft onweersproken gesteld dat het apparaat zijn

kopieermogelijkheid niet dankt aan objectieve eigenschappen waarvan het apparaat

speciaal met het oog op die functie is voorzien en die het apparaat een geschiktheid

geven voor het maken van fotokopieën. De kopieerfunctie is slechts een sequeel van

de technische uitrusting voor de afdruk-, scan- en faxfunctie en dient daarom voor de

indeling in het tarief buiten beschouwing te blijven (vgl. Hoge Raad 11januari 2008,

nr. 42 298, r.o. 3.9 en 3.10, ECLI:NL:HR:2008:AZ9087).

5.2. Met het apparaat kunnen afdrukken en scans van documenten worden gemaakt en

kunnen faxberichten worden verzonden en ontvangen. Het apparaat beschikt daarmee

over de objectieve kenmerken en eigenschappen van zowel een printer, een scanner

(beide GS-onderverdeling 8471 60) als een telefax (G$-onderverdeling 8517 21).

Anders dan belanghebbende heeft bepleit volgt uit aantekening 5D op hoofdstuk 84

niet dat een dergelijk multifunctioneel apparaat, vanwege zijn afdrukfunctie, in post

8471 dient te worden ingedeeld. Dit blijkt uit het arrest van het Hof van Justitie van de

Europese Unie van 11 december 2008, Kip Europe SA e.a. en Hewlett Packard

International SARL, gevoegde zaken C-362/07 en C-363/07 (hierna: het arrest Kip

e.a.), waarin het Hof van Justitie heeft geoordeeld dat indeling van een

multifunctioneel apparaat (print/scanlkopie), dat onder meer over een printfunctie

beschikte, diende te geschieden met toepassing van aantekening 5B op hoofdstuk 84,

waar nodig in combinatie met aantekening 3 op afdeling XVI.

5.3. Vast staat dat het apparaat op een centrale verwerkingseenheid kan worden

aangesloten en dan in staat is als uitvoereenheid (print)gegevens te ontvangen en als

invoereenheid (scan)gegevens te leveren in een vorm die bruikbaar is voor een

automatisch gegevensverwerkend systeem (scan-to-file). Vaststaat voorts dat het

apparaat niet van de soort is die uitsluitend wordt gebruikt in een automatisch

gegevensverwerkend systeem, omdat het apparaat ook, onafhankelijk van een

dergelijk systeem, over een faxfunctie beschikt.

Blijkens genoemd arrest Kip e.a. dient in dat geval op grond van aantekening 5B op

hoofdstuk 84 te worden nagegaan of het apparaat van de soort is die ‘hoofdzakelijk’

wordt gebruikt in een automatisch gegevensverwerkend systeem. Daartoe moet

worden beoordeeld of de faxfunctie ondergeschikt is aan de print- en scanfunctie dan

wel of de faxfunctie even belangrijk is als beide andere functies (vgl. Kip e.a, punt 46).

5.4. Belanghebbende heeft ter zake aangevoerd dat de faxfunctie ondergeschikt is aan

de print- en scanfunctie, omdat de print- en scansnelheid hoger zijn dan de faxsnelheid

en de normale faxresolutie lager is dan de standaard print- en scanresolutie. Het Hof

volgt belanghebbende hierin niet. Zoals de Hoge Raad heeft gepreciseerd in zijn arrest

van 1 maart 2013, nr. 11/02062, punt 4.3, dient voor de bepaling of de faxfunctie al

dan niet ondergeschikt is aan de print- en scanfunctie te worden getoetst of het

desbetreffende apparaat gebruikswensen op het gebied van telefaxen tot op (ten

minste) gelijke hoogte kan vervullen als gebruikswensen op het gebied van printen en

scannen. Hieruit volgt dat, anders dan belanghebbende voorstaat, geen vergelijking

van prestaties (snelheid, resolutie) in absolute zin dient plaats te vinden.

Partijen hebben zich ter zitting eenparig op het standpunt gesteld dat het apparaat

beschikt over een volwaardige faxfunctie. Het Hof acht, gelet op de stukken van het

geding en het verhandelde ter zitting, aannemelijk dat het apparaat destijds de

gebruikswensen op het gebied van faxen ten minste op een vergelijkbaar niveau

vervulde als de gebruikswensen op het gebied van printen en scannen, wat er verder

ook zij van de stellingen van belanghebbende over de capaciteit van de sheetfeeder en

de aanwezigheid van slechts één papierlade. Hieruit volgt dat de faxfunctie niet

ondergeschikt is aan de print- en scanfunctie, zodat aantekening 5B op hoofdstuk 84

niet tot indeling onder post 8471 dwingt.

5.5. Uit het arrest Kip e.a. en het arrest Hof van Justitie 17 mei 2001, C-1 19/99,

Hewlett Packard B.V. (ECLI:EU:C:2001:277) volgt dat, indien aantekening 5B op

hoofdstuk 84 niet tot indeling in post 8471 noopt en alle in aanmerking komende

posten deel uitmaken van afdeling XVI ( hoofdstuk 84 en 85) van het GS, indeling —

zo mogelijk — dient te geschieden met toepassing van aantekening 3 op afdeling XVI.

Ingevolge aantekening 3 op afdeling XVI worden machines met twee of meer

verschillende (afwisselende of aanvullende) functies ingedeeld naar de hoofdfunctie

die kenmerkend is voor het complex. Nagegaan moet dus worden of de faxfunctie, de

scanfunctie danwel de printfunctie de hoofdfunctie is. Het Hof overweegt ter zake als

volgt.

5.6. Uit het arrest van het Hof van Justitie van 14 april 2011, C-288/09, British Sky,

(r.o. 76 en 77) volgt dat voor het bepalen van de hoofd- en nevenfunctie als bedoeld in

aantekening 3 op afdeling XVI acht dient te worden geslagen op de inherente

bestemming van de goederen en dat daarbij rekening moet worden gehouden met wat

voor de consument hoofd- en bijzaak is.

Blijkens de stukken van het geding wordt het apparaat op de markt gebracht als

multifunctionele fax/printer/copier/scanner, een apparaat dat ‘in zijn eentje’ alle

gebruikswensen ten aanzien van ‘al uw documenten’ vervult (vgl. 2.3). Mede gelet op

de technische beschrijving van het apparaat acht het Hof daarom aannemelijk dat het

apparaat (destijds) de gebruikswensen van de beoogde consument (‘werkgroepen en

kleine kantooromgeving’, vgl. 2.3) op het gebied van faxen, scannen en printen op

gelijkwaardige wijze vervulde, zodat het niet mogelijk is een hoofdfunctie in de zin

van aantekening 3 op afdeling XVI aan te wijzen.

5.7. Nu het apparaat, gelet op het vorenoverwogene, met toepassing van indelingsregel

1. vatbaar is voor indeling onder meer dan één post, dient indeling te geschieden met

toepassing van indelingsregel 3.

5.8. Anders dan belanghebbende heeft betoogd is indeling aan de hand van

indelingsregel 3b naar ‘s Hofs oordeel niet mogelijk. Weliswaar heeft belanghebbende

ter zitting onweersproken gesteld dat het apparaat een samenvoeging is van een

‘printmodule’, een ‘scanmodule’ en een faxmodem, doch de printmodule en de

scanmodule zijn geen van beide meer toe te rekenen aan het gebruik als faxapparaat

dan wel aan het gebruik als scanner of printer. Dat brengt mee dat niet op grond van

het karakter van deze modules valt uit te maken of het apparaat in zijn geheel

beschouwd, zijn wezenlijk karakter aan juist die module(s) ontleent (vgl. Hoge Raad 1

maart 2013, nr. 11/02 134, r.o. 4.2.4). Het faxmodem is wel uitsluitend toe te rekenen

aan de faxfunctie, maar aan dit onderdeel, dat zowel wat betreft waarde als wat betreft

omvang van zeer geringe betekenis is, ontleent het apparaat naar het oordeel van het

Hof— in navolging van partijen — niet zijn wezenlijk karakter.

5.9. Nu indeling aan de hand van regel 3b niet mogelijk is, dient ingevolge

indelingsregel 3c de post te worden toegepast die in volgorde van nummering het

laatst is geplaatst, hetgeen resulteert in indeling van het apparaat in G$-onderverdeling

8517 21. De bestreden UIB’ s zijn derhalve terecht aan belanghebbende uitgereikt.

Slotsom

Op grond van het vorenoverwogene komt het Hof tot het oordeel dat de beroepen

ongegrond moeten worden verklaard.

6. Proceskosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling van een der partijen in de

proceskosten.

7. Beslissing

Het Hof verklaart de beroepen ongegrond.

De uitspraak is gedaan door mrs. B.A. van Brummelen, voorzitter, E.M.

Vrouwenvelder en D.B. Bijl, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.K. Grando,

griffier. De beslissing is op 13 november 2014 in het openbaar uitgesproken. Bij

afwezigheid van de voorzitter is de uitspraak ondertekend door de oudste raadsheer.

De griffier: De oudste raadsheer:

Beroep in cassatie

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge

Raad der Nederlanden (betastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht

worden genomen:

1. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2. Het beroepschrift moet ondertekend zijn en bevat ten minste:

a. a) de naam en het adres van de indiener;

b) de dagtekening;

c) een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d) de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie

ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de indiener de Hoge Raad verzoeken de wederpartij te veroordelen tot betaling van

de proceskosten.

// ETLKENO VERZQNDENf

I7