Gerechtshof Den Haag, 17-08-2023, ECLI:NL:GHDHA:2023:1853, BK-21/01046 tot en met BK-21/01070
Gerechtshof Den Haag, 17-08-2023, ECLI:NL:GHDHA:2023:1853, BK-21/01046 tot en met BK-21/01070
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Den Haag
- Datum uitspraak
- 17 augustus 2023
- Datum publicatie
- 9 oktober 2023
- Zaaknummer
- BK-21/01046 tot en met BK-21/01070
- Relevante informatie
- Art. 9 BPM, Art. 10 BPM, Art. 8 Uitv.reg. BPM, Art. 110 VWEU
Inhoudsindicatie
BPM; taxatierapporten, schade, onderhoudspakket, historische nieuwprijs, correctiefactoren Eurotaxglass's, controle op fiscale discriminatie, onbekend verleden, kosten deskundige, proceskosten machtigde.
Uitspraak
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummers BK-21/01046 tot en met BK-21/01070
in het geding tussen:
(gemachtigde: H. van Dam)
en
(vertegenwoordiger: […] )
op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraken van de Rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 10 september 2021, nummers SGR 20/5530 tot en met SGR 20/5552, van 7 september 2021, nummer SGR 20/5771 en van 10 september 2021, nummer SGR 20/5799.
Procesverloop
De Inspecteur heeft aan belanghebbende drie naheffingsaanslagen in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (bpm) opgelegd en telkens daarbij bij beschikking belastingrente in rekening gebracht.
Belanghebbende heeft tegen de naheffingsaanslagen en de rentebeschikkingen bezwaar gemaakt. De Inspecteur heeft de naheffingsaanslagen en de rentebeschikkingen bij uitspraken op bezwaar gehandhaafd.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroepen ingesteld bij de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, die de zaken ter verdere behandeling en beslissing heeft verwezen naar de Rechtbank. De Rechtbank heeft als volgt beslist, waarbij belanghebbende is aangeduid als eiseres en de Inspecteur als verweerder:
(in de zaken met de nummers SGR 20/5530 tot en met SGR 20/5552)
“De rechtbank:
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de naheffingsaanslag tot een bedrag van € 19.449 en vermindert de rentebeschikking dienovereenkomstig;
- veroordeelt de Minister tot vergoeding van immateriële schade aan eiseres tot een bedrag van € 2.000;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.999,50;
- draagt verweerder op het door eiseres betaalde griffierecht € 338 aan haar te vergoeden.”
(in de zaak met nummer SGR 20/5771)
“De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de naheffingsaanslag tot een bedrag van € 948 en vermindert de rentebeschikking dienovereenkomstig;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
- veroordeelt de Minister tot vergoeding van immateriële schade aan eiseres tot een bedrag van € 1.500;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.333;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 338 aan eiseres te vergoeden.”
(in de zaak met nummer SGR 20/5799)
“De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de naheffingsaanslag tot een bedrag van € 1.581;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
- veroordeelt de Minister tot vergoeding van immateriële schade aan eiseres tot een bedrag van € 1.000;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.333;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 345 aan eiseres te vergoeden.”
Belanghebbende heeft tegen de uitspraken van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof. Van belanghebbende is driemaal een griffierecht van € 541 geheven. De Inspecteur heeft verweerschriften ingediend. Belanghebbende heeft een nader stuk, gedagtekend 10 oktober 2022, ingediend en de Inspecteur heeft nog een nader stuk, gedagtekend 4 november 2022, ingediend.
Na indiening van nadere stukken op 8 november 2022 (waarop de Inspecteur bij e-mail van 14 november 2022 heeft gereageerd) en 15 november 2022 heeft belanghebbende vóór de geplande mondelinge behandeling op 17 november 2022 een verzoek tot wraking ingediend.
De wrakingskamer heeft het onder 1.5 vermelde verzoek bij beslissing van 1 maart 2023 afgewezen.
Belanghebbende heeft bij e-mail van 27 juni 2023 (later ingediend via het webportaal) en via het webportaal op 4 juli 2023 nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn doorgestuurd naar de Inspecteur.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 6 juli 2023. Partijen zijn verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.
Feiten
(in de Hofzaken met de nummers BK-21/01046 t/m BK-21/01068; Rechtbank-nummers SGR 20/5530 t/m SGR 20/5552)
Belanghebbende heeft in de periode van 12 januari 2016 tot en met 13 maart 2017 ter zake van de registratie van de volgende auto’s afkomstig uit Italië, Spanje en Duitsland (de auto’s) op aangifte bpm voldaan.
Nummer |
merk/type |
aangifte |
voldaan |
zaaknummer Rechtbank |
1 |
Opel Zafira Tourer |
12-1-2016 |
€ 5.344 |
SGR 20/5530 |
2 |
Opel Mokka |
21-1-2016 |
€ 2.781 |
SGR 20/5531 |
3 |
Suzuki Swift |
3-1-2016 |
€ 1.001 |
SGR 20/5532 |
4 |
Ford C-Max |
5-2-2016 |
€ 1.092 |
SGR 20/5533 |
5 |
Opel Zafira Tourer |
5-2-2016 |
€ 2.376 |
SGR 20/5534 |
6 |
Opel Mokka |
18-4-2016 |
€ 2.751 |
SGR 20/5535 |
7 |
BMW 525D |
19-4-2016 |
€ 4.781 |
SGR 20/5536 |
8 |
Opel Meriva |
21-6-2016 |
€ 2.874 |
SGR 20/5537 |
9 |
Opel Mokka |
22-6-2016 |
€ 3.317 |
SGR 20/5538 |
10 |
Opel Meriva |
4-7-2016 |
€ 2.549 |
SGR 20/5539 |
11 |
Opel Meriva |
4-7-2016 |
€ 2.488 |
SGR 20/5540 |
12 |
BMW 530D |
20-7-2016 |
€ 5.354 |
SGR 20/5541 |
13 |
Opel Mokka |
2-8-2016 |
€ 2.826 |
SGR 20/5542 |
14 |
Opel Meriva |
22-8-2016 |
€ 3.526 |
SGR 20/5543 |
15 |
Ford C-Max |
29-8-2016 |
€ 968 |
SGR 20/5544 |
16 |
Ford Focus |
19-9-2016 |
€ 2.450 |
SGR 20/5545 |
17 |
Opel Mokka |
26-9-2016 |
€ 3.106 |
SGR 20/5546 |
18 |
Opel Mokka |
17-10-2016 |
€ 3.312 |
SGR 20/5547 |
19 |
Opel Adam |
17-11-2016 |
€ 876 |
SGR 20/5548 |
20 |
Opel Zafira Tourer |
7-12-2016 |
€ 2.305 |
SGR 20/5549 |
21 |
Opel Zafira Tourer |
28-12-2016 |
€ 2.845 |
SGR 20/5550 |
22 |
Renault Captur |
16-1-2017 |
€ 1.328 |
SGR 20/5551 |
23 |
Renault Kadjar |
13-3-2017 |
€ 1.687 |
SGR 20/5552 |
Belanghebbende heeft de in de aangiften vermelde handelsinkoopwaarden gebaseerd op taxatierapporten van [naam taxateur] (de taxatierapporten). In de taxatierapporten is, behalve voor auto 22, steeds uitgegaan van koerslijstinformatie van XRAY voor een marge-auto. Voor auto 22 is uitgegaan van koerslijstinformatie van Eurotaxglass’s. Op de aldus bevonden koerslijstwaarden is steeds een bedrag aan schade in mindering gebracht gebaseerd op bij de taxatierapporten gevoegde schadecalculaties. Die schadebedragen zijn verminderd met een bedrag voor normale gebruikssporen, dat is bepaald aan de hand van een matrix die uitgaat van de ouderdom van de auto en het aantal daarmee gereden kilometers.
De Inspecteur heeft de aangiften geselecteerd voor controle door Domeinen Roerende Zaken (DRZ) en belanghebbende verzocht de auto’s daartoe te tonen op de locatie Soesterberg respectievelijk Bleiswijk. Belanghebbende heeft aan die verzoeken niet voldaan.
Belanghebbende heeft vervolgens met dagtekening 15 september 2017 een naheffingsaanslag opgelegd, gebaseerd op de handelsinkoopwaarden volgend uit de koerslijsten zonder rekening te houden met een waardevermindering vanwege schade. De naheffingsaanslag bedraagt inclusief belastingrente € 31.377, de belastingrente is berekend op € 800.
Voor de auto’s 20 en 21 heeft de Inspecteur in het verweerschrift in eerste aanleg vermeld dat belanghebbende een deel van de schade aannemelijk heeft gemaakt en dat de naheffingsaanslag met respectievelijk € 419 en € 327 moet worden verminderd.
In het verweerschrift in eerste aanleg heeft de Inspecteur verder vermeld dat aanspraak bestaat op extra leeftijdskorting en dat de naheffingsaanslag daarom met € 5.487 moet worden verminderd.
(in de Hofzaak met nummer BK-21/01069; Rb nummer SGR 20/5771)
Belanghebbende heeft op 1 september 2017 aangifte voor de bpm gedaan ter zake van de registratie van een uit Italië afkomstige personenauto van het merk en type Opel Mokka-X 1.4 (auto 24). De datum van eerste toelating is 16 februari 2017. De aangifte resulteert in een te betalen bedrag van € 2.798. Dit bedrag heeft belanghebbende voldaan.
Belanghebbende heeft de in de aangifte vermelde handelsinkoopwaarde van € 10.825 gebaseerd op een taxatierapport van [naam taxateur] van 31 augustus 2017. Hierbij is uitgegaan van een handelsinkoopwaarde vóór schade van € 20.685, gebaseerd op de koerslijstinformatie van XRAY marge. Dit bedrag is verminderd met een schadecalculatie van € 9.860.
De Inspecteur heeft de aangifte geselecteerd voor controle door DRZ en belanghebbende verzocht de auto daartoe te tonen op de locatie Soesterberg. Belanghebbende heeft aan dat verzoek niet voldaan.
De Inspecteur heeft vervolgens met dagtekening 23 maart 2018 een naheffingsaanslag opgelegd. Deze naheffingsaanslag is gebaseerd op een handelsinkoopwaarde van de auto van € 20.685, zonder rekening te houden met een waardevermindering vanwege schade. Wel is een extra leeftijdskorting toegepast van € 416. De naheffingsaanslag bedraagt € 2.133, de belastingrente is berekend op € 19.
De Inspecteur heeft ter zitting van de Rechtbank erkend dat het tarief van 2016 mag worden toegepast.
(in de Hofzaak met nummer BK-21/01070; Rb nummer SGR 20/5799)
Belanghebbende heeft op 7 mei 2018 aangifte voor de bpm gedaan ter zake van de registratie van een uit Italië afkomstige personenauto van het merk en type Opel Mokka-X 1.4 (auto 25). De datum van eerste toelating is 16 februari 2017. De aangifte resulteert in een te betalen bedrag van € 2.067. Dit bedrag heeft belanghebbende voldaan.
Belanghebbende heeft de in de aangifte vermelde handelsinkoopwaarde van € 7.999 gebaseerd op een taxatierapport van [naam taxateur] van 1 mei 2018. Hierbij is uitgegaan van een handelsinkoopwaarde vóór schade van € 17.393, gebaseerd op de koerslijstinformatie van XRAY marge. Dit bedrag is verminderd met € 9.394 schade.
De Inspecteur heeft de aangifte geselecteerd voor controle door DRZ en belanghebbende verzocht de auto daartoe te tonen op de locatie Soesterberg. Belanghebbende heeft aan dat verzoek niet voldaan.
De Inspecteur heeft vervolgens met dagtekening 31 oktober 2018 een naheffingsaanslag opgelegd. Deze naheffingsaanslag is gebaseerd op een handelsinkoopwaarde van de auto van € 17.393, zonder rekening te houden met een waardevermindering vanwege schade. De naheffingsaanslag bedraagt € 2.326. De Inspecteur heeft ter zitting van de Rechtbank erkend dat het tarief van 2016 mag worden toegepast.
Oordelen van de Rechtbank
De Rechtbank heeft in haar uitspraak in de zaken met de nummers SGR 20/5530 tot en met SGR 20/5552 voor zover van belang het volgende overwogen, waarbij belanghebbende is aangeduid als eiseres en de Inspecteur als verweerder:
“Beoordeling van het geschil
Bijlagen bij de pleitnota
8. De gemachtigde van eiseres heeft de dag voor de zitting om 17:02 een pleitnota met drie bijlagen naar de rechtbank gefaxt. Deze bijlagen zijn dus niet binnen de in artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gestelde termijn ingediend. Bijlage 1 bij de pleitnota betreft een (slecht leesbare) cijfermatige uitwerking van de verschillende door eiseres ingenomen standpunten. Eiseres beschikt reeds sedert eind mei 2018 over het verweerschrift en de bijlagen daarbij en sedert half februari 2020 over het nader stuk van verweerder. Gesteld noch gebleken is dat eiseres de bijlagen bij haar pleitnota niet tijdig heeft kunnen indienen. De rechtbank heeft bijlage 1 daarom tardief verklaard wegens strijd met de goede procesorde en daarbij mede in aanmerking genomen dat verweerder bezwaar heeft gemaakt tegen het tot de gedingstukken rekenen van de bijlagen 1 en 2 bij de pleitnota. Bijlagen 2 en 3 maken wel deel uit van de gedingstukken.
Toonplicht
9. Nu in de taxatierapporten schade aan de auto’s wordt vermeld, heeft verweerder kunnen en mogen besluiten de auto’s aan een onderzoek door DRZ te onderwerpen. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat een verzoek van DRZ om een auto voor onderzoek te tonen op een daartoe aangewezen locatie op zichzelf proportioneel is2. De rechtbank ziet in hetgeen eiseres heeft aangevoerd, geen aanleiding in dit geval anders te oordelen. Het niet voldoen aan de toonplicht heeft echter geen bewijsrechtelijke gevolgen.3 Eiseres heeft immers, bij betwisting door verweerder, al de bewijslast voor haar stelling dat de handelsinkoopwaarde uit de koerslijst moet worden verminderd vanwege – niet in deze koerslijst verwerkte – beschadigingen.
Historische nieuwprijs auto’s 1, 8 tot en met 11, 13 en 14
10. Aan de berekeningen in de taxatierapporten voor de auto’s 1, 8 tot en met 11, 13 en 14 zijn XRAY koerslijsten ten grondslag gelegd waarop zowel de handelsinkoopwaarde als de historische nieuwprijs van het desbetreffende voertuig staan vermeld. Eiseres is uitgegaan van de in die koerslijsten vermelde handelsinkoopwaarde. De rechtbank leidt daaruit af dat het hier volgens eiseres geschikte referentieobjecten betreft. Verweerder heeft dat niet bestreden en de rechtbank ziet ook geen reden daar anders over te oordelen. De enkele stelling dat er gelijkwaardige binnenlandse voertuigen zijn met een lagere CO2 uitstoot, geeft de rechtbank dan ook geen aanleiding om enkel voor wat betreft de historische nieuwprijs af te wijken van de gegevens vermeld op die aan de taxatierapporten ten grondslag gelegde koerslijsten. Dat betekent dat voor deze auto’s moet worden uitgegaan van de historische nieuwprijzen zoals die blijken uit de XRAYkoerslijsten.
Vermindering koerslijstwaarde auto 22
11. Eiseres is voor auto 22 in het taxatierapport uitgegaan van een Eurotaxglass’s koerslijst waarin voor de onderdelen marksituatie en dealersituatie nihil is ingevuld. In het arrest van de HR van
15 november 2019 is onder meer het volgende overwogen:
“Aangenomen moet worden dat alle in een koerslijst gespecificeerde factoren van invloed kunnen zijn op de prijs die een wederverkoper bereid is te betalen bij de inkoop van een particulier van een in Nederland geregistreerd, gebruikt motorvoertuig. Tot de factoren waarmee de koerslijst van Eurotaxglass’s rekening houdt, behoort de ‘marktsituatie handelaar”.
Verder kan uit dat arrest worden afgeleid dat de invloed van de marktsituatie handelaar ten hoogste 5% bedraagt. In dit geval is in de gebruikte koerslijst van Eurotaxglass’s geen rekening gehouden met de marktsituatie handelaar zodat alsnog een vermindering van 5% in aanmerking genomen mag worden. Dat ook de in de koerslijst vermelde ‘dealersituatie’ een vermindering van 5% met zich mee zou moeten brengen, blijkt daaruit niet. Gesteld noch gebleken is echter dat dit niet het geval is. De rechtbank zal dan ook aan beide factoren een vermindering van 5% toekennen. De koerslijstwaarde wordt dan € 12.128.
Schade
12. Zoals hiervoor reeds is overwogen, rust de bewijslast voor de in aanmerking te nemen schade op eiseres. Zij wijst daartoe op de taxatierapporten en de daarbij behorende foto’s en schadecalculaties.
13. Verweerder heeft aangevoerd dat in de taxatierapporten ten onrechte de volgende zaken als schade in aanmerking worden genomen: Polijsten, Nederlandstalig onderhoudsboekenpakket, huurverleden en expertisekosten. Verder heeft verweerder aangevoerd dat eiseres ten onrechte meer dan 72% van de door haar gecalculeerde schade in aanmerking heeft genomen.
14. Ter zitting is vastgesteld dat tussen partijen niet langer in geschil is dat eiseres ten onrechte voor iedere auto een schadebedrag van € 1.139 heeft opgevoerd vanwege het huurverleden van de auto’s en ten onrechte voor de auto’s 2 tot en met 5 een schadebedrag van € 101 aan expertisekosten in aanmerking heeft genomen.
15. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat het ontbreken van een Nederlandstalig boekenpakket schade is die van invloed is op de handelsinkoopwaarde van de auto. De rechtbank acht alleen het originele onderhoudsboekje van belang, aangezien een nieuwe Nederlandstalige versie geen vastleggingen van het eerder in het buitenland gepleegde onderhoud bevat.
16. Aan de hand van de foto’s die bij de taxatierapporten zijn gevoegd, de toelichting daarop ter zitting door eiseres en de analyses uit bijlage 13 bij het verweerschrift heeft de rechtbank het volgende vastgesteld. Voor de auto’s 4, 15, 16 en 23 heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van schade. Voor de auto’s 3, 8, 9, 11 tot en met 14, 17, 19, 20 en 21 heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van meer schade dan door verweerder in bijlage 13 als maximaal schadebedrag is vermeld. Voor de auto’s 1, 2, 6, 7, 10, 18 en 22 heeft eiseres aannemelijk gemaakt dat er van een hoger bedrag aan schade moet worden uitgegaan dan door verweerder in bijlage 13 is vermeld.
Voor wat betreft voertuig 5 heeft verweerder in bijlage 13 bij zijn verweerschrift geen gegevens verstrekt. Ter zitting heeft verweerder verklaard een maximale schade van
€ 1.651,15 aannemelijk te achten. Eiseres heeft met wat zij heeft aangevoerd en overgelegd voor deze auto echter aannemelijk gemaakt dat sprake is van lakschade waarmee volgens de schadecalculatie een bedrag van € 3.677 is gemoeid. Dat betekent dat bovenop het bedrag van € 1.651 nog een bedrag van € 2.026 in aanmerking moet worden genomen.
17. Uit artikel 8 van de Uitvoeringsregeling belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 (de Uitvoeringsregeling) in samenhang bezien met Bijlage I bij de Uitvoeringsregeling volgt dat van de vastgestelde schade 72% in mindering mag worden gebracht op de handelsinkoopwaarde tenzij eiseres aannemelijk maakt dat de schade naar een hoger percentage in aanmerking moet worden genomen4. Eiseres is daarin niet geslaagd. In de schadecalculaties in de taxatierapporten, ook in samenhang bezien met het in die taxatierapporten opgenomen beeldmateriaal, is onvoldoende steun te vinden voor de conclusie dat met betrekking tot één of meer van de auto’s sprake is van schade die tot een hogere waardevermindering dan 72% dient te leiden. De taxatierapporten bevatten daarvoor ook geen onderbouwing. Dat sprake is van schade van uitzonderlijke aard is verder gesteld noch gebleken. De rechtbank zal de vastgestelde schade dan ook slechts voor 72% in aanmerking nemen.
Tarief voorgaande jaar
18. Nu tussen partijen niet langer in geschil is dat voor de auto’s 8, 9, 10, 11, 13, 14 en 19 het tarief van het voorgaande jaar, te weten 2015, kan worden toegepast moet voor die auto’s worden uitgegaan van de volgende bruto bpm bedragen:
-auto 8 € 7.415
-auto 9 € 8.087
-auto 10 € 7.415
-auto 11 € 7.415
-auto 13 € 6.967
-auto 14 € 10.586
-auto 19 € 3.607
Leeftijdskorting
19. Eiseres heeft het totaalbedrag van de door verweerder in het verweerschrift alsnog toegekende extra leeftijdskorting niet weersproken. De rechtbank gaat daarom uit van dit bedrag. Dat betekent dat de naheffingsaanslag ook moet worden verminderd met een bedrag van € 5.487.
rentebeschikking
20. Eiseres heeft geen zelfstandige beroepsgronden tegen de rentebeschikking aangevoerd en ook anderszins is niet gebleken dat de rente in strijd met hoofdstuk VA van de Algemene wet inzake rijksbelastingen is berekend. Wel dient de belastingrente te worden verminderd overeenkomstig de vermindering van de belastingaanslag.
Slotsom
21. Gelet op wat hiervoor is overwogen, dienen de beroepen gegrond te worden verklaard en moet de naheffingsaanslag worden verminderd tot € 19.449. Zie voor de cijfermatige uitwerking de bijlage bij deze uitspraak.
Immateriële schade
22. Eiseres heeft verzocht om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn.
23. De redelijke termijn is overschreden wanneer de behandeling van het bezwaar en het beroep gezamenlijk langer duurt dan twee jaar. De behandeltermijn vangt aan op het moment dat verweerder het bezwaarschrift ontvangt en eindigt met de uitspraak van de rechtbank. Als uitgangspunt voor de hoogte van de schadevergoeding hanteert de Hoge Raad5 een tarief van € 500 per halfjaar (naar boven afgerond) dat de redelijke termijn is overschreden, waarbij het totaal van de overschrijding naar boven wordt afgerond. Heeft de procedure tot de uitspraak van de rechtbank langer dan twee jaar geduurd, dan dient vervolgens voor de bezwaar- en de beroepsfase afzonderlijk te worden bezien of sprake is van een langere behandelingsduur dan gerechtvaardigd, waarbij in beginsel geldt dat de bezwaarfase binnen een half jaar en de beroepsfase binnen anderhalf jaar zou moeten worden afgerond.
24. Het bezwaarschrift is op 19 september 2017 door verweerder ontvangen en verweerder heeft uitspraak op bezwaar gedaan op 2 februari 2018. De uitspraak van de rechtbank wordt op 10 september 2021 gedaan, zodat de bezwaar- en beroepsfase bijna vier heeft geduurd. De redelijke termijn is daarom overschreden met afgerond twee jaar. Dit betekent dat eiseres recht heeft op een vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 2.000. De overschrijding van de redelijke termijn dient volledig te worden toegerekend aan de beroepsfase.
Proceskosten
25. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.999,50 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, met een waarde per punt van € 265, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 534 en een wegingsfactor 1,5 wegens meer dan vier samenhangende zaken). De overige door eiseres genoemde kosten, te weten de kosten voor deskundigenbijstand komen niet voor vergoeding in aanmerking. Het taxatierapport is niet uitgebracht ten behoeve van de bezwaar en beroepsfase maar ten behoeve van de aangifte. Er is dan ook geen sprake van een door een deskundige uitgebracht verslag als bedoeld in artikel 1 van het Besluit. Voor vergoeding van de kosten voor de aanwezigheid van de deskundige ter zitting ziet de rechtbank geen aanleiding nu niet is voldaan aan de voorwaarden zoals genoemd in artikel 8.60, lid 4 van de Awb.6 Dat ter zitting is verklaard dat de deskundige een toelichting kan geven op de taxatierapporten leidt niet tot een ander oordeel. De aanwezigheid van de deskundige lijkt aldus vooral ingegeven te zijn door de wens de positie van de gemachtigde te versterken voor het geval er vragen gesteld zouden worden over de taxatierapporten. Dat is onvoldoende reden voor vergoeding van daarmee gemoeide kosten7.
2 Vgl. Hoge Raad 21 februari 2020, ECLI:NL:HR:2020:317
3 Vgl. Hoge Raad 21 februari 2020, ECLI:NL:HR:2020:317 en ECLI:NL:HR:2020:318
6
De Rechtbank heeft in haar uitspraak in de zaak met nummer SGR 20/5771 voor zover van belang het volgende overwogen, waarbij belanghebbende is aangeduid als eiseres en de Inspecteur als verweerder:
“Beoordeling van het geschil
(…)[De overwegingen 8 en 9 zijn identiek aan de overwegingen 8 en 9, hiervoor vermeld onder 3.1]
Schade
10. Tussen partijen is niet in geschil dat de sporen van normaal gebruik zijn verdisconteerd in de koerslijstwaarde, zodat hiermee niet nogmaals rekening kan worden gehouden. Er kan dus alleen een aftrek op de koerslijstwaarde worden toegepast indien en voor zover sprake is van waardevermindering als gevolg van meer dan normale gebruikssporen. Zoals hiervoor reeds is overwogen, rust de bewijslast hiervoor op eiseres.
11. Voor wat betreft het boekenpakket van € 103 (incl. btw) heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van schade die van invloed is op de handelsinkoopwaarde van de auto3. De rechtbank acht alleen het originele onderhoudsboekje van belang, aangezien een nieuwe Nederlandstalige versie geen vastleggingen van het eerder in het buitenland gepleegde onderhoud bevat.
12. Met het taxatierapport en de daarbij behorende foto’s, met name de foto’s op pagina 19, 20 en 23 heeft eiseres voldoende aannemelijk gemaakt dat er sprake is van schade aan het portier linksvoor, het portier linksachter en het portier rechtsachter voor een bedrag van € 2.963 (incl. btw). Voor het overige heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat er sprake is van enige schade die niet kan worden beschouwd als normale gebruikssporen.
13. Van de schade mag 72% in aanmerking worden genomen tenzij eiseres aannemelijk maakt dat de schade naar een hoger percentage in aanmerking moet worden genomen4. Eiseres is daarin niet geslaagd.
14. Nu het taxatierapport is gebaseerd op de koerslijst XRAY waarin is aangegeven dat er sprake is van een ex-rental, is er geen ruimte voor een extra correctie op de handelsinkoopwaarde vanwege het gegeven dat de auto een huurverleden heeft. Deze waardevermindering zit reeds verwerkt in de koerslijst. Eiseres heeft ter zitting gesteld dat moet worden uitgegaan van de koerslijst Eurotaxglass’s in plaats van de koerslijst XRAY en dat daarbij rekening gehouden moet worden met de markt- en dealer situatie. Ter onderbouwing verwijst eiseres naar het arrest van de Hoge Raad van 15 november 20195. Uit het arrest van de Hoge Raad van 18 maart 20166 volgt dat indien de afschrijving bij de aangifte is gebaseerd op een koerslijst, het is toegestaan in bezwaar of beroep uit te gaan van een andere koerslijst mits daaraan dezelfde gegevens ten grondslag liggen. Dat daarvan in dit geval sprake is, heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt reeds omdat de koerslijsten uitgaan van verschillende bedragen aan fabrieksopties. Verder neemt de rechtbank hierbij in aanmerking dat uit de koerslijst Eurotaxglass’s niet blijkt of sprake is van een margeauto.
15. Rekening houdend met de onder 12 vastgestelde schade, moet worden uitgegaan van de handelsinkoopwaarde van € 20.685 minus de schade van € 2.134 (72% van € 2.963). De handelsinkoopwaarde komt dan uit op € 18.551. Gelet op de historische nieuwprijs van de auto, die volgens eiseres en verweerder € 34.954 bedraagt, is de afschrijving 46,93%. Het bruto Bpm tarief voor het jaar 2016 bedraagt € 7.844 en de verschuldigde Bpm € 4.162. Rekening houdend met een extra leeftijdskorting van € 416 en het reeds op aangifte voldane bedrag van € 2.798 dient de naheffingsaanslag te worden verminderd tot € 948.
16. Eiseres heeft geen zelfstandige beroepsgronden tegen de rentebeschikking aangevoerd en ook anderszins is niet gebleken dat de rente in strijd met hoofdstuk VA van de Algemene wet inzake rijksbelastingen is berekend. Wel dient de belastingrente te worden verminderd overeenkomstig de vermindering van de belastingaanslag.
17. Gelet op wat hiervoor is overwogen, dient het beroep gegrond te worden verklaard.
Immateriële schade
18. Eiseres heeft verzocht om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn.
19. De redelijke termijn is overschreden wanneer de behandeling van het bezwaar en het beroep gezamenlijk langer duurt dan twee jaar. De behandeltermijn vangt aan op het moment dat verweerder het bezwaarschrift ontvangt en eindigt met de uitspraak van de rechtbank. Als uitgangspunt voor de hoogte van de schadevergoeding hanteert de Hoge Raad7 een tarief van € 500 per halfjaar (naar boven afgerond) dat de redelijke termijn is overschreden, waarbij het totaal van de overschrijding naar boven wordt afgerond. Heeft de procedure tot de uitspraak van de rechtbank langer dan twee jaar geduurd, dan dient vervolgens voor de bezwaar- en de beroepsfase afzonderlijk te worden bezien of sprake is van een langere behandelingsduur dan gerechtvaardigd, waarbij in beginsel geldt dat de bezwaarfase binnen een half jaar en de beroepsfase binnen anderhalf jaar zou moeten worden afgerond.
20. Het bezwaarschrift is op 4 april 2018 door verweerder ontvangen en verweerder heeft uitspraak op bezwaar gedaan op 16 oktober 2018. De uitspraak van de rechtbank wordt op 10 september 2021 gedaan, zodat de bezwaar- en beroepsfase drie jaar en vijf maanden heeft geduurd. De redelijke termijn is daarom overschreden met een jaar en vijf maanden. Dit betekent dat eiseres recht heeft op een vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 1.500. De overschrijding van de redelijke termijn dient volledig te worden toegerekend aan de beroepsfase.
Proceskosten
21. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (het Besluit) voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.333 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, met een waarde per punt van € 265, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 534 en een wegingsfactor 1). De overige door eiseres genoemde kosten, te weten de kosten voor deskundigenbijstand komen niet voor vergoeding in aanmerking. Het taxatierapport is niet uitgebracht ten behoeve van de bezwaar en beroepsfase maar ten behoeve van de aangifte. Er is dan ook geen sprake van een door een deskundige uitgebracht verslag als bedoeld in artikel 1 van het Besluit. Voor vergoeding van de kosten voor de aanwezigheid van de deskundige ter zitting ziet de rechtbank geen aanleiding nu niet is voldaan aan de voorwaarden zoals genoemd in artikel 8.60, lid 4 van de Awb.8 Dat ter zitting is verklaard dat de deskundige een toelichting kan geven op het taxatierapport leidt niet tot een ander oordeel. De aanwezigheid van de deskundige lijkt aldus eerder ingegeven door de wens de positie van de gemachtigde te versterken voor het geval er vragen gesteld zouden worden over het taxatierapport. Dat is onvoldoende reden voor vergoeding van daarmee gemoeide kosten9.
(…)
4 Vgl. Hoge Raad, 12 juli 2019, ECLI:NL:HR:2019:1084
8
De Rechtbank heeft in haar uitspraak in de zaak met nummer SGR 20/205799 voor zover van belang het volgende overwogen, waarbij belanghebbende is aangeduid als eiseres en de Inspecteur als verweerder:
“Beoordeling van het geschil
(…) [De overwegingen 8 en 9 zijn identiek aan de overwegingen 8 en 9, hiervoor vermeld onder 3.1]
Schade
(…) [De overwegingen 10 en 11 zijn identiek aan de overwegingen 10 en 11, hiervoor vermeld onder 3.2]
12. In het taxatierapport is verder een waardevermindering van € 1.000 opgenomen wegens het schadeverleden van de auto. Volgens eiseres heeft de gehele linkerzijde van de auto schade gehad wat volgens haar blijkt uit de afwijkende lakdikte die daar is gemeten. Weliswaar kan het verschil in lakdikte er op duiden dat de auto een schadeverleden heeft, maar dat dit daadwerkelijk het geval is en dat daaraan een waardevermindering van € 1.000 zou moeten worden toegekend heeft eiseres met die enkele vaststelling niet aannemelijk gemaakt.
13. Met het taxatierapport heeft eiseres verder niet aannemelijk gemaakt dat er sprake is van ten minste enige schade die niet kan worden beschouwd als normale gebruikssporen. Op de foto’s bij het taxatierapport is dergelijke schade niet te zien.
14. Nu het taxatierapport is gebaseerd op de koerslijst XRAY waarin is aangegeven dat er sprake is van een ex-rental, is er geen ruimte voor een extra correctie op de handelsinkoopwaarde vanwege het gegeven dat de auto een huurverleden heeft. Deze waardevermindering zit reeds verwerkt in de koerslijst.
15. Uit het voorgaande volgt dat eiseres de gestelde schade aan de auto niet aannemelijk heeft gemaakt, zodat verweerder de verschuldigde belasting heeft kunnen en mogen berekenen op basis van de koerslijst.
16. Eiseres heeft ter zitting gesteld dat moet worden uitgegaan van de koerslijst Eurotaxglass’s in plaats van de koerslijst XRAY en dat daarbij rekening gehouden moet worden met de markt- en dealer situatie. Ter onderbouwing verwijst eiseres naar het arrest van de Hoge Raad van 15 november 20194.
17. Uit het arrest van de Hoge Raad van 18 maart 20165 volgt dat indien de afschrijving bij de aangifte is gebaseerd op een koerslijst, het is toegestaan in bezwaar of beroep uit te gaan van een andere koerslijst mits daaraan dezelfde gegevens ten grondslag liggen. Dat dit het geval is, dient eiseres aannemelijk te maken. Eiseres heeft geen kopie overgelegd van de koerslijst Eurotaxglass’s waarop zij een beroep wenst te doen. Bij het verweerschrift zit wel afschrift van een koerslijst Eurotaxglass’s.
18. In de XRAY koerslijst die ten grondslag ligt aan het taxatierapport is voor een bedrag van € 2.884 aan fabrieksopties vermeld. Dit bedrag bestaat uit € 495 voor lichtmetalen velgen, € 695 voor de metalliclak en € 1.195 voor het navigatiesysteem. Verder wordt daarop de optie “electrisch schuif/kanteldak” voor een bedrag van € 499 vermeld. Op de bij het verweerschrift gevoegde koerslijst Eurotaxglass’s worden aan de fabrieksopties veel lagere bedragen toegekend namelijk € 228 aan de velgen, € 321 aan de lak en € 552 aan het navigatiesysteem. De aanwezigheid van een electrisch dak wordt daarin niet vermeld. Dat dezelfde gegevens aan de verschillende koerslijsten ten grondslag liggen, is dan ook niet aannemelijk gemaakt. De rechtbank neemt daarbij mede in aanmerking dat uit de koerslijst Eurotaxglass’s niet blijkt of die ziet op een margeauto.
19. Verweerder is in zijn verweerschrift van een handelsinkoopwaarde uitgegaan van
€ 16.740. Aangezien eiseres dit niet heeft weersproken en dit bedrag lager is dan de handelsinkoopwaarde van € 17.393 waarop het taxatierapport is gebaseerd, sluit de rechtbank aan bij een handelsinkoopwaarde van € 16.740. Gelet op de historische nieuwprijs van de auto, die volgens eiseres en verweerder € 34.953 bedraagt, is de afschrijving 52,11%. Het bruto Bpm tarief voor het jaar 2016 bedraagt € 7.844 en de verschuldigde Bpm € 3.756.
20. Ten tijde van de aangifte (7 mei 2018) was de auto 14 maanden en 21 dagen oud. De afschrijving op grond van de tabel van artikel 8, vijfde lid, van de Uitvoeringsregeling Bpm (2018) was op dat moment 36,664%. Op het moment van de tenaamstelling (9 juni 2018) was de auto 15 maanden en 24 dagen oud. De tabelafschrijving bedroeg op dat moment 39,552%. Dit betekent dat recht bestaat op een extra leeftijdskorting van 2,888% (39,552% - 36,664%) van € 3.756 oftewel € 108. Gelet hierop, bedraagt de door eiseres verschuldigde Bpm € 3.684 (€ 3.756 - € 108). Belanghebbende heeft op aangifte € 2.067 voldaan, zodat de naheffingsaanslag op grond van het voorgaande dient te worden verminderd tot € 1.581.
21. Gelet op wat hiervoor is overwogen, dient het beroep gegrond te worden verklaard.
Immateriële schade
22. Eiseres heeft verzocht om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn.
23. De redelijke termijn is overschreden wanneer de behandeling van het bezwaar en het beroep gezamenlijk langer duurt dan twee jaar. De behandeltermijn vangt aan op het moment dat verweerder het bezwaarschrift ontvangt en eindigt met de uitspraak van de rechtbank. Als uitgangspunt voor de hoogte van de schadevergoeding hanteert de Hoge Raad6 een tarief van € 500 per halfjaar (naar boven afgerond) dat de redelijke termijn is overschreden, waarbij het totaal van de overschrijding naar boven wordt afgerond. Heeft de procedure tot de uitspraak van de rechtbank langer dan twee jaar geduurd, dan dient vervolgens voor de bezwaar- en de beroepsfase afzonderlijk te worden bezien of sprake is van een langere behandelingsduur dan gerechtvaardigd, waarbij in beginsel geldt dat de bezwaarfase binnen een half jaar en de beroepsfase binnen anderhalf jaar zou moeten worden afgerond.
24. Het bezwaarschrift is op 22 oktober 2018 door verweerder ontvangen en verweerder heeft uitspraak op bezwaar gedaan op 18 maart 2019. De uitspraak van de rechtbank wordt op 10 september 2021 gedaan, zodat de bezwaar- en beroepsfase twee en elf maanden heeft geduurd. De redelijke termijn is daarom overschreden met elf maanden. Dit betekent dat eiseres recht heeft op een vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 1.000. De overschrijding van de redelijke termijn dient volledig te worden toegerekend aan de beroepsfase.
Proceskosten
25. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (het Besluit) voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.333 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, met een waarde per punt van € 265, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 534 en een wegingsfactor 1). De overige door eiseres genoemde kosten, te weten de kosten voor deskundigenbijstand komen niet voor vergoeding in aanmerking. Het taxatierapport is niet uitgebracht ten behoeve van de bezwaar- en beroepsfase maar ten behoeve van de aangifte. Er is dan ook geen sprake van een door een deskundige uitgebracht verslag als bedoeld in artikel 1 van het Besluit. Voor vergoeding van de kosten voor de aanwezigheid van de deskundige ter zitting ziet de rechtbank geen aanleiding nu niet is voldaan aan de voorwaarden zoals genoemd in artikel 8.60, lid 4 van de Awb.7 Dat ter zitting is verklaard dat de deskundige een toelichting kan geven op het taxatierapport leidt niet tot een ander oordeel. De aanwezigheid van de deskundige lijkt aldus eerder ingegeven door de wens de positie van de gemachtigde te versterken voor het geval er vragen gesteld zouden worden over het taxatierapport. Dat is onvoldoende reden voor vergoeding van daarmee gemoeide kosten8.
(…)
7