Home

Rechtbank Arnhem, 03-03-2011, ECLI:NL:RBARN:2011:1213 BP6557, AWB 09/2540

Rechtbank Arnhem, 03-03-2011, ECLI:NL:RBARN:2011:1213 BP6557, AWB 09/2540

Gegevens

Instantie
Rechtbank Arnhem
Datum uitspraak
3 maart 2011
Datum publicatie
3 maart 2011
ECLI
ECLI:NL:RBARN:2011:BP6557
Zaaknummer
AWB 09/2540

Inhoudsindicatie

Rechtbank Arnhem is van oordeel dat eiseres op grond van het hardheidsclausulebeleid zoals neergelegd in de zogenoemde Kwijtscheldingsresolutie van 27 december 1988 (nummer IB88/1084) (hierna: Kwijtscheldingsresolutie), geen recht heeft op teruggaaf van overdrachtsbelasting. De overgedragen onroerende zaken zijn gelegen op een woonwagencentrum. Weliswaar wordt door de exploitatie van de woonwagens en huurwoningen het belang van volkshuisvesting en daarmee een maatschappelijk belang gediend, maar dit is indirect en ondergeschikt aan het particuliere belang dat eiseres dient. Van het ten algemene nutte verrichten van werkzaamheden is geen sprake, zodat niet voldaan is aan alle voorwaarden van de Kwijtscheldingsresolutie.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM

Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer

registratienummer: AWB 09/2540

uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

van 3 maart 2011

inzake

Woningstichting [X], gevestigd te [Y], eiseres,

tegen

de inspecteur van de Belastingdienst/Oost, kantoor Enschede, verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

Eiseres heeft op 23 januari 2009 ter zake van verkrijging van onroerende zaken op aangifte voldaan een bedrag van

€ 170.460 aan overdrachtsbelasting.

Tegen deze op aangifte voldane overdrachtsbelasting heeft eiseres bezwaar gemaakt. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar geen teruggaaf verleend.

Eiseres heeft daartegen bij brief van 22 juni 2009, ontvangen door de rechtbank op 23 juni 2009, beroep ingesteld.

Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 januari 2011 te Arnhem.

Namens eiseres is verschenen [A], bijgestaan door de gemachtigde drs. [gemachtigde]. Namens verweerder is verschenen [gemachtigde].

Eiseres heeft voorafgaand aan de zitting een pleitnota toegestuurd, waarvan de wederpartij een afschrift heeft ontvangen. Deze pleitnota wordt geacht ter zitting te zijn voorgedragen. Verweerder heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan de wederpartij.

2. Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast.

Eiseres is een toegelaten instelling als bedoeld in artikel 70, eerste lid, van de Woningwet.

Bij notariële akte van 24 december 2008, verleden door mr. [B], notaris te [Y], heeft eiseres een aantal percelen grond, 23 woonwagens en een beheerderswoning in eigendom verkregen. Verkoper was de gemeente Enschede.

In totaal staan er 41 woonwagens op het terrein. De reden dat eiseres er 23 in eigendom heeft verkregen en geen 41 is dat 18 woonwagens in eigendom toebehoren aan de bewoners van deze woonwagens.

De woonwagens en beheerderswoning maken deel uit van een woonwagencentrum. Tot dit centrum behoren ook woningen. Eiseres heeft in 1999/2000 bouwrijpe grond van de gemeente Enschede gekocht en heeft daarop deze woningen gebouwd. De woningen worden door eiseres verhuurd.

Na de aankoop op 24 december 2008 is eiseres zich gaan bezighouden met de exploitatie van het gehele woonwagencentrum.

Eiseres heeft voor de percelen grond, de 23 woonwagens en de beheerderswoning een koopprijs van € 2.841.000 betaald. Eiseres heeft daarmee genoegen genomen met een zogenoemde onrendabele top. Zonder onrendabele top zou de koopprijs € 1.300.000 hebben bedragen.

Eiseres heeft voor het woonwagencentrum een wijkmeester aangesteld. Tot de taken van deze wijkmeester behoort (onder meer) het verhelpen van mankementen en het oplossen van andere problemen die zich op het woonwagencentrum voordoen. Hiervoor wordt geen vergoeding in rekening gebracht.

Per 1 maart 1999 is als gevolg van wijzigingen in de Woonwagenwet de verplichting tot het in stand houden van een woonwagencentrum voor gemeenten vervallen. De bewoners van woonwagencentra behoren sindsdien tot de doelgroep van woningbouwcorporaties zoals eiseres.

Ter zake van de verkrijging op 24 december 2008 is op aangifte overdrachtsbelasting voldaan. Tegen deze voldoening, op 23 januari 2009, heeft eiseres op 4 februari 2009 bezwaar gemaakt. Bij uitspraak op bezwaar van 8 mei 2009 heeft verweerder dit bezwaar afgewezen. Omdat onder deze uitspraak op bezwaar geen rechtsmiddelverwijzing was opgenomen, heeft de gemachtigde van eiseres met verweerder gebeld. Verweerder heeft vervolgens toegezegd een verbeterde versie toe te sturen. Vervolgens is op 12 mei 2009 nogmaals uitspraak op bezwaar gedaan. Hiertegen heeft eiseres op 22 juni 2009, ontvangen door de rechtbank op 23 juni 2009, beroep ingesteld.

Eiseres heeft bij brief van 4 februari 2009 aan de staatssecretaris van Financiën verzocht om toepassing van de hardheidsclausule. Dit verzoek is bij brief van 26 februari 2009 afgewezen.

3. Geschil

In geschil is of eiseres op grond van het hardheidsclausulebeleid zoals neergelegd in de zogenoemde Kwijtscheldingsresolutie van 27 december 1988 (nummer IB88/1084) (hierna: Kwijtscheldingsresolutie), recht heeft op teruggaaf van overdrachtsbelasting.

Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres op grond van de Wet op belastingen van rechtsverkeer (hierna: Wet BRV) overdrachtsbelasting verschuldigd is ter zake van de verkrijging van de onroerende zaken.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.

4. Beoordeling van het geschil

Is het beroep van eiseres ontvankelijk?

Voordat de rechtbank aan de inhoudelijke beoordeling van het geschil toekomt dient de vraag te worden beantwoord of het beroep van eiseres ontvankelijk is.

Verweerder heeft op 8 mei 2009 uitspraak op bezwaar gedaan. Eiseres is hiertegen bij brief van 22 juni 2009, ontvangen door de rechtbank op 23 juni 2009, in beroep gekomen. Dit is na afloop van de termijn van artikel 6:7 van de Awb, zodat het beroep in beginsel niet-ontvankelijk is wegens termijnoverschrijding. Eiseres is echter door de mededeling van verweerder en het opnieuw doen van uitspraak op bezwaar op 12 mei 2009 op het verkeerde been gezet. Als gevolg daarvan is zij ervan uitgegaan dat op 12 mei 2009 weer een nieuwe termijn van 6 weken is gaan lopen. Het beroepschrift is binnen deze ‘nieuwe’ termijn binnengekomen, zodat de termijnoverschrijding naar het oordeel van de rechtbank verschoonbaar is (artikel 6:11 van de Awb). Het beroep van eiseres is ontvankelijk.

Is de Kwijtscheldingsresolutie van toepassing?

In de Kwijtscheldingsresolutie is in onderdeel 4, letter b, bepaald dat een tegemoetkoming wordt verleend ten bedrage van de verschuldigde overdrachtsbelasting indien een binnen Nederland gevestigde instelling die werkzaam is in het algemeen belang, een gedeelte van haar taak onderbrengt bij een andere instelling en daarbij de op dat gedeelte van haar taak betrekking hebbende activa en passiva overdraagt aan die andere instelling. Daarbij geldt het vereiste dat bij de overdracht commerciële factoren geen rol spelen, hetgeen onder andere betekent dat de overdragende instelling in het algemeen geen koopsom mag bedingen. Voorts moeten de overgedragen onroerende zaken bij beide instellingen dienstbaar zijn aan dezelfde, ten algemene nutte te verrichten werkzaamheden.

In de Kwijtscheldingsresolutie ontbreekt een toelichting op de vraag wat verstaan moet worden onder ‘ten algemene nutte te verrichten werkzaamheden’. Ook in de Wet BRV is dit niet uitgewerkt. Gelet op de bewoordingen van de Kwijtscheldingsresolutie sluit de rechtbank voor de uitleg van ‘ten algemene nutte te verrichten werkzaamheden’ aan bij de jurisprudentie zoals deze is gevormd over algemeen nut beogende instellingen.

Algemeen nut beogende instellingen zijn instellingen wier doelstelling een werkzaamheid betreft, welke op zichzelf rechtstreeks een algemeen belang raakt. Daartoe behoort niet een instelling die tot doel heeft een werkzaamheid die op zichzelf voorziet in een particulier belang waaraan een bepaalde kring van personen behoefte heeft. Dat wordt niet anders als de voorziening in dit belang indirect het algemene nut dient (zie onder meer Hoge Raad 12 oktober 1960, nr. 14 413, BNB 1960/296, LJN AY1355). Bij de vraag of een instelling een algemeen nut beogende instelling is, moet niet slechts worden gelet op de statutaire doelstelling maar ook op hetgeen zij werkelijk nastreeft (Hoge Raad 31 oktober 1979, nr. 19 464, BNB 1979/314, LJN AX2630).

Daarenboven kan een instelling slechts worden aangemerkt als het algemeen nut beogend, indien komt vast te staan dat met de door haar verrichte werkzaamheden het algemeen belang ten minste in gelijke mate als het particulier belang wordt gediend (Hoge Raad 13 juli 1994, nr. 29 936, BNB 1994/280, LJN ZC5717). De bewijslast hiervoor rust op eiseres (Hoge Raad 9 juli 1999, nr. 33 741, BNB 1999/361, LJN AA2805).

De overgedragen onroerende zaken zijn gelegen op een woonwagencentrum. Eiseres heeft gelijktijdig met deze overdracht de taak van de gemeente overgenomen om ook het nog niet bij eiseres in exploitatie zijnde deel van het woonwagencentrum te gaan exploiteren. Naar het oordeel van de rechtbank dient eiseres met deze exploitatie, bestaande uit het verhuren van de woonwagens en de woningen die zich op dit woonwagencentrum bevinden, primair het particuliere en individuele belang van de betreffende huurders. Weliswaar wordt door de exploitatie van de woonwagens en huurwoningen het belang van volkshuisvesting en daarmee een maatschappelijk belang gediend, maar dit is indirect en ondergeschikt aan het particuliere belang dat eiseres dient.

Ook het feit dat het hier om verhuur aan bewoners van een woonwagencentrum gaat maakt niet dat daarmee rechtstreeks het algemene belang wordt gediend. De particuliere belangen van de betreffende huurders blijven naar het oordeel van de rechtbank voorop staan.

Voor wat betreft de werkzaamheden van de wijkmeester overweegt de rechtbank als volgt. Indien van deze werkzaamheden al gezegd zou kunnen worden dat hiermee geheel of gedeeltelijk rechtstreeks het algemene belang wordt gediend, dan gaat het slechts om een deel van de werkzaamheden van eiseres op het woonwagencentrum. Dat met alle werkzaamheden die eiseres op het woonwagencentrum verricht het algemene belang ten minste in gelijke mate als het particuliere belang wordt gediend, is niet aannemelijk.

Van het ten algemene nutte verrichten van werkzaamheden is geen sprake, zodat niet voldaan is aan alle voorwaarden van de Kwijtscheldingsresolutie. De vraag of de Kwijtscheldingsresolutie ook nog eist dat eiseres zelf als een algemeen nut beogende instelling moet worden aangemerkt, behoeft gelet op hetgeen hiervoor is overwogen geen beantwoording meer.

Eiseres heeft nog gesteld dat zij aan het beleid van het Ministerie van Financiën en/of verweerder over instellingen die zich met zorg bezighouden, het vertrouwen heeft ontleend dat ook woningstichtingen onder dit beleid zouden vallen en evenals deze zorginstellingen als algemeen nut beogende instellingen zouden worden aangemerkt. Gelet op het verschil in werkzaamheden tussen beide soorten instellingen is naar het oordeel van de rechtbank van in rechte te beschermen vertrouwen geen sprake. Ook is gesteld noch gebleken dat eiseres aan dit beleid het vertrouwen heeft ontleend dat haar werkzaamheden op het woonwagencentrum als ten algemene nutte kunnen worden aangemerkt. Het beroep van eiseres op het vertrouwensbeginsel kan niet slagen.

Ook van strijd met het gelijkheidsbeginsel is geen sprake. Instellingen die zich bezighouden met zorg zijn feitelijk en rechtens niet gelijk aan woningstichtingen als eiseres. Verder zijn de werkzaamheden die eiseres op het woonwagencentrum verricht niet gelijk aan de werkzaamheden die zorginstellingen verrichten.

Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.

5. Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

6. Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C.G.J. van Well, voorzitter, mr. J.M.W. van de Sande en mr. A.P. Vaatstra, rechters, in tegenwoordigheid van M. Brouwer, griffier.

De griffier, De voorzitter,

Uitgesproken in het openbaar op: 3 maart 2011

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.