Home

Rechtbank Den Haag, 02-02-2016, ECLI:NL:RBDHA:2016:1359, AWB - 15 _ 1787

Rechtbank Den Haag, 02-02-2016, ECLI:NL:RBDHA:2016:1359, AWB - 15 _ 1787

Gegevens

Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
2 februari 2016
Datum publicatie
31 maart 2016
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2016:1359
Zaaknummer
AWB - 15 _ 1787

Inhoudsindicatie

Informatiebeschikking is terecht aan erfgenamen overleden KB Lux rekeninghouder gegeven. Verweerder heeft aannemelijk gemaakt dat erflater, anders dan in eerdere procedures is beslist, terecht als rekeninghouder van een coderekening bij de KB Lux is geïdentificeerd.

Uitspraak

Team belastingrecht

zaaknummer: SGR 15/1787

(gemachtigde: mr. drs. S. Bharatsingh),

en

Procesverloop

Verweerder heeft met dagtekening 2 december 2014 ten aanzien van eisers voor het jaar 2010 een informatiebeschikking als bedoeld in artikel 52a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr) gegeven.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 30 januari 2015 de informatiebeschikking gehandhaafd.

Eisers hebben daartegen beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn telkens in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 januari 2016. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [persoon A] en [persoon B] . Namens eisers is niemand verschenen. De rechtbank heeft het bij fax van 11 januari 2016 gedane verzoek van de gemachtigde om uitstel van de zitting, omdat hij wegens een faillissementszitting op die dag bij de rechtbank Gelderland niet in staat zou zijn om de zitting bij te wonen, afgewezen. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat een zitting op 14 oktober 2015 op verzoek van de gemachtigde wegens verhindering is uitgesteld, dat nadien in onderling overleg met partijen 12 januari 2016 als zittingsdatum is bepaald en dat de gemachtigde reeds bij aangetekende brief van 22 september 2015 voor deze zitting is uitgenodigd. Nu de gemachtigde door zijn eigen handelwijze - het herhaaldelijk indienen van uitstelverzoeken - geen nader uitstel voor de faillissementszitting heeft gekregen en hij het uitstelverzoek bij deze rechtbank zeer kort voor de zitting van 12 januari 2016 heeft ingediend, heeft de rechtbank hierin geen aanleiding gevonden om het onderzoek ter zitting wederom uit te stellen.

Ter zitting is ook behandeld het beroep van de echtgenote van [erflater] , tevens één van de eisers, inzake de aan haar voor het jaar 2010 gegeven informatiebeschikking, zaaknummer SGR 15/1788.

Overwegingen

Feiten

1. Verweerder heeft renseignementen ontvangen betreffende Nederlandse rekeninghouders bij de Kredietbank Luxembourg te Luxemburg (KB Lux). Het betreft de volgende renseignementen:

a. de bij brief van 27 oktober 2000 door de Belgische autoriteiten op basis van de Richtlijn 77/799/EEG in het kader van een zogenoemde spontane uitwisseling van inlichtingen verstrekte gegevens (renseignementen A). De renseignementen A vermelden onder meer een rekening met nummer [rekeningnummer] met een saldo op 31 januari 1994 van (in totaal) BEF 20.659.109 (één termijndeposito van BEF 20.662.137 (€ 508.693) en een zichtrekening van BEF - 3.028) ten name van [persoon C] . Voorts staat in de kop van de renseignementen A “pers. phys.” vermeld;

b. de – in aanvulling op de renseignementen A – bij brief van 21 februari 2003 door de Belgische autoriteiten verstrekte gegevens betreffende zogenoemde

“W.K.”-coderekeningen bij de KB Lux (renseignementen B). Op de renseignementen B staat onder meer, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:

"TRANSACTION INTPSI CLE DE RECHERCHE [rekeningnummer] 21/06/1993

(…)

INTITULE KACANIK /W.K. (…)

TRANSACTION INTTTU CLE DE RECHERCHE [rekeningnummer] 21/06/1993

(…)

-----------------------------------------------------------------------------------------------------------TITULAIRE------------------------

INTITULE [persoon C]

NOMBRE DE TIT. 01

NO TITULAIRE 01 POUVOIR TIT. TIT. PART ENTIERE NUMERO PERSONNE 1877090

NOM MONSIEUR [achternaam erflater]

PRENOMS [voornaam erflater]

ADRESSE DOMICILE

(…) [adres] (…)

(…) [postcode] LOCALITE [woonplaats]

(…) 040 PAYS-BAS

NO TELEPHONE [nummer]

NATIONALITE 040 PAYS-BAS DATE DE NAISSANCE [geboortedatum]

PROFESSION 41 E. PRIVEE DIRECTION

(…) OUVERTURE: 10-05-90 MODIFICATION: 10-05-90.”.

2. Verweerder heeft wijlen [erflater] (erflater), geboren op [geboortedatum] 1935 en overleden op [sterfdatum] 2012, als houder van de onder 1.a. genoemde rekening geïdentificeerd en hem hierover voor het eerst in december 2003 aangeschreven. Erflater heeft steeds ontkend een rekening bij de KB Lux te hebben gehad.

3. Erflater was tot zijn overlijden directeur en enig aandeelhouder in [X] B.V. (de vennootschap). De vennootschap en erflater stonden op 10 mei 1990 op hetzelfde adres, [adres] te [woonplaats] , ingeschreven. Op de renseignementen B, zoals hiervoor onder 1.b. is opgenomen, staat het telefoonnummer van de vennootschap vermeld.

4. Erflater en zijn echtgenote hebben in hun aangifte inkomstenbelasting/ premie volksverzekeringen voor het jaar 2010 geen vermogensbestanddelen opgenomen die betrekking hebben op een KB Lux rekening.

5. Bij brief van 15 juli 2014 heeft verweerder eisers bericht dat uit onderzoek is gebleken dat erflater gerechtigd is geweest tot de KB Lux rekening met nummer [rekeningnummer] en heeft hij – in verband met de aangiftes van erflater voor de jaren 2010 tot en met 2012 – eisers om nadere gegevens betreffende de KB Lux rekening met nummer [rekeningnummer] verzocht.

6. Bij brief van 18 juli 2014 heeft de gemachtigde, onder verwijzing naar de uitspraak van het gerechtshof ’s-Gravenhage van 3 februari 2012 (ECLI:NL:GHSGR:2012:626), aangegeven dat eisers (erflater) en de echtgenote van erflater niet over een buitenlandse bankrekening beschikken die zij niet hebben aangegeven. Bij brief van 22 oktober 2014 herhaalt verweerder zijn eerdere verzoek om informatie. Bij brief van 30 oktober 2014 geeft de gemachtigde aan dat eisers (erflater) en de echtgenote van erflater in de jaren, waarover verweerder om informatie heeft verzocht, geen buitenlandse bankrekening hebben aangehouden.

7. Vervolgens heeft verweerder de onderhavige informatiebeschikking gegeven.

Geschil 8. In geschil is of verweerder de informatiebeschikking terecht heeft gegeven.

9. Eisers concluderen tot gegrondverklaring van het beroep en vernietiging van de informatiebeschikking. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

Beoordeling van het geschil

10. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder, met hetgeen hij heeft aangevoerd en aan stukken heeft ingebracht, aannemelijk gemaakt dat erflater terecht als rekeninghouder van de onder 1.a. genoemde KB Lux rekening is geïdentificeerd. Verweerder heeft, anders dan in de eerdere KB Lux procedure van erflater bij het gerechtshof Den Haag (ECLI:NL:GHSGR:2012:626) en de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2013:BZ:6816) en de eerdere procedure van de echtgenote van erflater bij de rechtbank Den Haag die zag op een andere informatiebeschikking (ECLI:NL:RBDHA:2014:9666), een nadere toelichting gegeven over de in de renseignementen A en B gebruikte afkortingen. Naar verweerder heeft gesteld, en de rechtbank aannemelijk acht, ziet de in de renseignementen B opgenomen tekst “Nombre de tit: 01” op één achterliggende rekeninghouder, en duidt de tekst “pouvoir tit. tit. part entiere” op volledige particuliere bevoegdheid. Uit de toelichting in het verweerschrift en bijlagen 1 en 2 van het verweerschrift komt voorts naar voren dat in de renseignementen van de KB Lux onderscheid wordt gemaakt tussen natuurlijke personen en rechtspersonen. Dit onderscheid valt op te maken uit de kop van de renseignementen, waarin de tekst “pers. phys.” (een afkorting voor personnes physiques, oftewel natuurlijke personen) dan wel de tekst “pers. mor.” (een afkorting voor personnes morales, oftewel rechtspersonen) staat vermeld. Aan de door eisers voorgestane uitleg van de tekst “pers. phys.”, welke betrekking zou hebben op personen die namens een vennootschap bevoegd zijn om opdrachten te verstrekken, gaat de rechtbank dan ook voorbij. Gelet op het vorenstaande, het feit dat in de kop van de renseignementen A de tekst “pers. phys.” staat vermeld en een en ander in onderlinge samenhang bezien met de overige in de renseignementen A en B vermelde gegevens en de nadere toelichting van verweerder daarop, is de rechtbank van oordeel dat, anders dan het gerechtshof en de rechtbank in de eerdere procedures hebben geoordeeld, uitsluitend erflater als rekeninghouder van de onder 1.a. genoemde KB Lux rekening kan worden aangemerkt. Voormeld oordeel vindt bevestiging in de uitspraken van het gerechtshof Den Haag van 16 september 2015, ECLI:NL:GHDHA:2015:2770-2772). Eisers hebben het tegendeel niet aannemelijk gemaakt. De enkele omstandigheid dat de Officier van Justitie een strafzaak tegen erflater heeft geseponeerd, brengt niet mee dat redelijkerwijs moet worden getwijfeld aan de identificatie van erflater als rekeninghouder van de onder 1.a. genoemde KB Lux rekening. De belastingrechter is immers, anders dan eisers stellen, niet aan dat sepot gebonden, maar dient zich een zelfstandig oordeel te vormen omtrent de hem voorgelegde feiten (vgl. Hoge Raad 19 juni 1996, ECLI:NL:HR:1996:AA1946 en Hoge Raad 27 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW4122).

11. De omstandigheid dat het eerdere oordeel van het gerechtshof ’s-Gravenhage (ECLI:NL:GHSGR:2012:626) omtrent de niet-adequate identificatie van erflater na het arrest van de Hoge Raad van 12 april 2013 (ECLI:NL:HR:2013:BZ:6816) onherroepelijk is komen vast te staan, staat er niet aan in de weg dat voor een later jaar een (hernieuwde) beoordeling van de in die procedure aangevoerde feiten en omstandigheden plaatsvindt.

12. De rechtbank acht het voorts, gelet op de hoogte van het aanzienlijke saldo van de KB Lux rekening op 31 januari 1994 en de wijze waarop dat saldo is belegd, aannemelijk dat erflater een belegging voor de lange termijn heeft aangehouden, zodat niet uitgesloten is dat hij in het jaar 2010 nog steeds over (een deel van) dat saldo heeft kunnen beschikken. Verweerder kon zich naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid op het standpunt stellen dat de door hem gevraagde informatie voor de belastingheffing van eisers, als rechtverkrijgenden onder algemene titel, voor het jaar 2010 van belang kon zijn, omdat die informatie opheldering zou kunnen geven over de vraag of erflater in dat jaar over niet door hem aangegeven vermogen beschikte (vgl. Hoge Raad 18 april 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF7498). De omstandigheid dat de renseignementen A saldigegevens uit het jaar 1994 bevatten, kan aan voormeld oordeel niet afdoen, aangezien voor de bevoegdheid van verweerder tot het stellen van vragen op de voet van artikel 47, eerste lid, van de Awr niet vereist is dat verweerder aannemelijk heeft gemaakt dat erflater een KB Lux rekening heeft gehad in de jaren waarover informatie wordt opgevraagd; een redelijk vermoeden daartoe is voldoende (vgl. Hoge Raad 1 november 2013, ECLI:NL:HR:2013:1016). Ook het beroep van eisers op de uitspraak van rechtbank Breda van 20 september 2012 (ECLI:NL:RBBRE:2012:BY2216), faalt, nu in het aldaar voorliggende geval de gerechtigdheid tot een buitenlandse bankrekening niet aannemelijk was gemaakt.

13. Voorts is niet gebleken dat eisers redelijkerwijs niet konden beschikken over de door verweerder gevraagde gegevens. De enkele stelling van eisers dat zij niet van de onderhavige KB Lux rekening van erflater op de hoogte zijn geweest, acht de rechtbank hiervoor onvoldoende. Van eisers mocht immers redelijkerwijs worden verwacht dat zij, na de herhaaldelijk gedane informatieverzoeken van verweerder, als rechtverkrijgenden onder algemene titel met enige inspanning nadere informatie bij de KB Lux zouden opvragen omtrent de onderhavige KB Lux rekening van erflater. Hoewel uit de gedingstukken naar voren komt dat één van de eisers (de dochter van erflater) op 24 april 2014 per vliegtuig op en neer naar Luxemburg is gereisd, hebben eisers met hetgeen zij hebben aangevoerd onvoldoende inzicht gegeven in het doel en de uitkomst van die reis naar Luxemburg. Ook anderszins hebben eisers geen bewijsstukken ingebracht waaruit valt af te leiden dat zij enige inspanningen hebben verricht om informatie bij de KB Lux over erflaters rekening te verkrijgen. Eisers hebben naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet aannemelijk gemaakt dat zij alles hebben gedaan wat zij redelijkerwijs konden doen om de door verweerder gevraagde informatie bij de KB Lux op te vragen. Van een situatie die vergelijkbaar is met die in het arrest van de Hoge Raad van 14 augustus 2015, ECLI:NL:HR:2015:2168, is daarom geen sprake.

14. Gelet op het vorenstaande konden eisers dan ook niet volstaan met de enkele ontkenning dat zij dan wel erflater in het jaar 2010 een buitenlandse rekening hadden. Eisers hebben derhalve niet voldaan aan hun informatieverplichting, zodat de informatiebeschikking terecht is gegeven.

Slotsom

15. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, dient het beroep ongegrond te worden verklaard.

Proceskosten

16. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. T.A. de Hek, voorzitter, en mr. M.A. Dirks en mr. J.P.F. Slijpen, leden, in aanwezigheid van mr. U.A. Salomons, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 februari 2016.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (belastingkamer), Postbus 20021,

2500 EA Den Haag.