Home

Rechtbank Haarlem, 16-04-2012, ECLI:NL:RBHAA:2012:1084 BX9155, 11/4432

Rechtbank Haarlem, 16-04-2012, ECLI:NL:RBHAA:2012:1084 BX9155, 11/4432

Gegevens

Instantie
Rechtbank Haarlem
Datum uitspraak
16 april 2012
Datum publicatie
29 oktober 2012
ECLI
ECLI:NL:RBHAA:2012:BX9155
Zaaknummer
11/4432

Inhoudsindicatie

anbi status. Bij het antwoord op de vraag of eiseres met haar werkzaamheden voor minstens 90% het algemeen belang dient, dienen ook de inkomsten te worden betrokken die eiseres ontvangt van een aan haar gelieerde stichting waaraan eiseres kosteloos een pand ter beschikking heeft gesteld, welk pand vervolgens aan derden wordt verhuurd.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM

Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer

Zaaknummer: AWB 11/4432

Uitspraakdatum: 16 april 2012

Uitspraak in het geding tussen

Stichting X, gevestigd te Z, eiseres,

gemachtigde: mr. M.A.W.A. Pierrot,

en

de inspecteur van de Belastingdienst te P, verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. Verweerder heeft bij beschikking van 24 september 2010 de erkenning van eiseres als algemeen nut beogende instelling als bedoeld in artikel 6:33, eerste lid, onderdeel b, van de Wet IB 2001 (tekst geldend tot 1 januari 2012) (hierna: anbi) per 1 januari 2010 ingetrokken.

1.2. Bij uitspraak op bezwaar van 8 juli 2011 heeft verweerder de intrekkingsbeschikking gehandhaafd met dien verstande dat de intrekkingsdatum op 24 september 2010 is gesteld.

1.3. Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld. Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

1.4. Eiseres heeft vóór de zitting bij brief van 25 januari 2012 nadere stukken ingediend. Voorts heeft eiseres op 2 maart 2012 haar pleitnota ingediend. Deze stukken zijn alle in afschrift verstrekt aan verweerder.

1.5. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 maart 2012. Namens eiseres A (directeur van eiseres) en de gemachtigde voornoemd verschenen. Namens verweerder zijn M.H.J. van Orsouw en R.C.A. van Kaan verschenen.

2. Tussen partijen vaststaande feiten

2.1. Bij aanvraagformulier van 8 december 2007 heeft eiseres verzocht om te worden aangemerkt als anbi. Bij de vraag “Omschrijf het doel van de instelling” heeft eiseres het volgende vermeld:

“organiseren van activiteiten ter bevordering van ontwikkeling van bewustzijn”.

2.2. De statuten van eiseres luiden sinds 29 november 2000 – voor zover van belang – als volgt:

“Artikel 2

1. De stichting heeft ten doel:

verspreiding van de ideeën van Y, spiritueel leraar, over spirituele Verlichting. De kern daarvan is dat mensen het bewustzijn van “het Zelf” kunnen ontwikkelen en daardoor geestelijk vrij kunnen worden;

en voorts al hetgeen met een en ander rechtstreeks of zijdelings verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn, alles in de ruimste zin van het woord.

2. De stichting tracht haar doel onder-meer te verwezenlijken door:

- het organiseren van bijeenkomsten waar videobanden en cassettes bekeken en beluisterd kunnen worden. Daarnaast het organiseren van bijeenkomsten waar gezamenlijk teksten van Y gelezen en besproken worden;

- het uitgeven van een Nieuwsbrief;

- het voeren van publiciteit in het algemeen en in het bijzonder ten aanzien van de hiervoor vermelde bijeenkomsten, alsmede ten aanzien van boeken van Y;

- het vertalen en verspreiden van literatuur, uitgegeven door de B Foundation in California;

- het onderhouden van contacten met gelijkgestemde organisaties en personen in binnen- en buitenland;

- alle activiteiten welke door de wet casu quo door gewoonte worden toegestaan.

Artikel 3

Het vermogen van de stichting zal worden gevormd door:

- subsidies en donaties;

- schenkingen, erfstellingen en legaten;

- alle andere verkrijgingen en baten.

Artikel 4

1. Het bestuur van de stichting bestaat uit tenminste drie leden en wordt voor de eerste maal bij deze akte benoemd

Het aantal leden wordt – met inachtneming van het in de vorige zin bepaalde – door het

bestuur met algemene stemmen vastgesteld.

2. Het bestuur (met uitzondering van het eerste bestuur, waarvan de leden in functie worden benoemd) kiest uit zijn midden een voorzitter, een secretaris en een penningmeester. De functies van secretaris en penningmeester kunnen ook door één persoon worden vervuld.

(…)

5. De leden van het bestuur genieten geen beloning voor hun werkzaamheden.

Zij hebben wel recht op vergoeding van de door hen in de uitoefening van hun functie gemaakte kosten.

(…)

Artikel 12

1. Het bestuur is bevoegd de stichting te ontbinden.

(…)

6. Een eventueel batig saldo van de ontbonden stichting wordt zoveel mogelijk besteed overeenkomstig het doel van de stichting. De bestemming van het overschot na vereffening van de stichting zal worden vastgesteld door het bestuur.

(…)”

2.3. In het van eiseres afkomstige stuk met de titel “Beleidsplan X” is het volgende opgenomen:

“Missie X

X is toegewijd aan het katalyseren van evolutie in bewustzijn en cultuur, met name in Nederland. We streven ernaar in het opkomende veld van integrale en evolutionaire spiritualiteit leiders en voorbeelden te zijn, nieuwe wegen te vinden en te staan voor het grootst mogelijke belang van spirituele verlichting in onze tijd. Door onze jaarlijkse cyclus van geïntegreerde programma’s en evenementen en onze nederlandse uitgave van X magazine, wekken we, verbinden we en cultiveren we een beweging van “evolutionairen”, mensen die zich persoonlijk verantwoordelijk voelen voor het creëren van de toekomst.

Huidige activiteiten X

Onze huidige activiteiten zijn het verzorgen van besloten en publieke meditaties, cursussen, lezingen en groepsdiscussies; het uitgeven van een kwartaalblad; het onderhouden van een website en online aanwezigheid; netwerken en bezoeken van evenementen; adviserende taken (onbetaald) bij diverse derde partijen.

Plannen voor 2010

Voor 2010 staat de continuering en uitbreiding van de huidige activiteiten voorop. Daarnaast is het kwartaalblad in december 2009 overgegaan naar een digitale versie en is het plan om onze digitale en online activiteiten verder uit te breiden.”

2.4.1. In de jaren 2005-2008 en de eerste drie kwartalen van 2009 zijn de voornaamste inkomstenbronnen van eiseres de volgende:

- C: verhuur van het centrum van eiseres;

- donaties;

- inkomsten van betaalde seminars en lezingen;

- distributie: verkoop van boeken en cd’s;

- X magazine: verkoop magazine en advertentie inkomsten.

2.4.2. De voornaamste uitgaven in de betreffende periodes zijn de volgende:

- huur van het centrum;

- telefoonkosten;

- kantoorbenodigdheden;

- salariskosten boekhouder;

- kosten van druk, opmaak en distributie X magazine.

2.4.3. In de toelichting op de jaarrekeningen is het volgende vermeld:

“Zoals u in het 3-kwartaaloverzicht van 2009 kunt zien, is dit jaar veel geïnvesteerd in X magazine.”

2.4.4. In de toelichting op de resultatenrekening over 2007 en 2008 is – voor zover relevant – het volgende vermeld:

“Omzet 2008 2007 2006

Algemene inkomsten 6.618 1.073 8.675

Donaties 25.502 24.360 21.702

Teachings door 2.845 4.611 5.544

Evenementen 5.938 11.631 5.092

B charges 0 3.515

40.903 41.675 44.528

Kosten van de omzet 2008 2007 2006

Kosten van verkochte goederen 142 380 1.411

Uitgaven evenementen 1.055 2.714 1.667

1.197 3.094 3.078

Huisvestingskosten

Huur 21.024 20.574 19.933

Overige huisvestingskosten 7.915 2.665 5.013

28.939 23.239 24.946”

2.5. Op de website van eiseres kunnen boeken, cd’s en cursussen tegen betaling worden aangeschaft. De website vermeldt ook welke samenkomsten (tegen betaling) kunnen worden bijgewoond. Voorts wordt per 1 januari 2010 het digitale magazine Xt op de website gratis aangeboden. De website van eiseres verschaft onder meer de volgende informatie over de te volgen cursussen:

“Evolutie en Meditatie

Graag willen we je uitnodigen kennis te maken met het perspectief van Evolutionaire Verlichting: een levensfilosofie die de universele wijsheid van de tradities combineert met nieuwe inzichten over de evolutie van het universum en de mensheid. Vanuit dit nieuwe perspectief kunnen we samen ervaren en onderzoeken op welke manieren wij als individuen in deze tijd een belangrijke rol kunnen spelen in de toekomst van onze cultuur, onze wereld en het levensproces zelf.”

en

“Een introductie in Evolutionaire Verlichting

Deze cursus geeft je een overzicht van de filosofische en praktische kanten van Evolutionaire Verlichting - een spiritueel pad ontwikkeld door cultureel pionier Y. Het geeft niet alleen een diepgaand inzicht in het menselijk bestaan, maar ook een praktische methode voor individuele en collectieve ontwikkeling vanuit werkelijke vrijheid, creativiteit en passie voor het leven.”

2.6. Op de website is voorts het volgende vermeld:

“X is toegewijd aan de evolutie van bewustzijn & cultuur en streeft ernaar een beweging voor evolutionairen te creëren.”

“X is een non-profitorganisatie van mensen die zien dat de huidige tijd, met grote vooruitgang maar ook grote uitdagingen, vraagt om een heel nieuwe benadering; een evolutionaire stap.

(…)”

2.7. De stichting C is gevestigd op hetzelfde adres als eiseres en is in het leven geroepen om financiën te genereren voor eiseres.

3. Geschil

3.1. In geschil is of de status van anbi terecht is ingetrokken. Het geschil spitst zich toe op de vragen of eiseres het algemeen belang dient, of wordt voldaan aan de voorwaarde dat is vastgelegd dat bij opheffing van eiseres een batig liquidatiesaldo wordt besteed ten behoeve van een instelling als bedoeld in artikel 6.33, eerste lid, onderdeel b, van de Wet IB 2001, dan wel op enigerlei andere wijze waarmee het algemeen belang wordt gediend, en of eiseres beschikt over een actueel beleidsplan. Voorts is in geschil of het vertrouwensbeginsel, het evenredigheidsbeginsel, het gelijkheidsbeginsel en het zorgvuldigheidsbeginsel zijn geschonden.

3.2. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Hetgeen partijen voorts ter zitting hebben opgemerkt, is opgenomen in het proces-verbaal van het verhandelde ter zitting.

4. Beoordeling van het geschil

4.1. Op de voet van artikel 6.33, eerste lid, letter b, en tweede lid, van de Wet IB 2001 (tekst 2010) beslist de inspecteur of een instelling kan worden aangemerkt als een uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het algemeen nut beogende instelling en beslist de inspecteur op het verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking eventueel onder door hem te stellen voorwaarden. De inspecteur heeft – voor zover hier van belang – de mogelijkheid op grond van artikel 6.33, derde lid, van de Wet IB 2001 om een anbi bij voor bezwaar vatbare beschikking niet meer als zodanig aan te merken met ingang van het tijdstip waarop deze instelling niet langer uitsluitend of nagenoeg uitsluitend een algemeen nut beogend karakter heeft. Het tijdstip van intrekking kan liggen voor de datum van dagtekening van de beschikking.

4.2. In artikel 6.33, vijfde lid, van de Wet IB 2001 is bepaald dat bij ministeriële regeling nadere regels kunnen worden gesteld voor de toepassing van het artikel. Daarvan is gebruik gemaakt in artikel 41a en verder van de Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 (hierna: Urib 2001). In artikel 41a, eerste lid, van de Urib 2001 is een aantal cumulatieve kwalitatieve en kwantitatieve voorwaarden opgenomen, waaraan instellingen dienen te voldoen om als een anbi te kunnen worden aangemerkt. Dit artikellid luidt als volgt:

“1. Een uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het algemeen nut beogende instelling wordt door de inspecteur aangemerkt als een instelling als bedoeld in artikel 6.33, eerste lid, onderdeel b, van de wet, indien en zolang:

a. uit de regelgeving van de instelling en de feitelijke werkzaamheid blijkt dat de instelling geen winstoogmerk heeft;

b. uit de regelgeving van de instelling en de feitelijke werkzaamheid blijkt dat de instelling uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het algemeen belang dient;

c. uit de regelgeving van de instelling en de feiten blijkt dat een natuurlijk persoon noch een rechtspersoon over het vermogen van de instelling kan beschikken als ware het zijn eigen vermogen; de inspecteur kan, zonodig onder door hem te stellen voorwaarden, toestaan dat een steunstichting en de instelling of instellingen welke door deze stichting worden ondersteund, over en weer kunnen beschikken over elkaars vermogen als ware het eigen vermogen;

d. de instelling niet meer vermogen aanhoudt dan is aangegeven in artikel 41b;

e. de leden van het orgaan van de instelling dat het beleid bepaalt, ter zake van de door hen voor de instelling verrichte werkzaamheden geen andere beloning ontvangen dan een vergoeding voor gemaakte onkosten en een niet bovenmatig vacatiegeld;

f. de instelling beschikt over een actueel beleidsplan dat inzicht geeft in de door de instelling te verrichten werkzaamheden, de wijze van werving van gelden, het beheer van het vermogen van de instelling en de besteding daarvan;

g. de kosten van werving van gelden en de beheerkosten van de instelling in redelijke verhouding staan tot de bestedingen ten behoeve van het doel van de instelling;

h. uit de regelgeving van de instelling blijkt dat bij opheffing van de instelling een batig liquidatiesaldo moet worden besteed ten behoeve van een instelling als bedoeld in artikel 6.33, eerste lid, onderdeel b, van de wet, dan wel op enigerlei andere wijze waarmee het algemeen belang wordt gediend, en

i. de administratie van de instelling zodanig is ingericht dat daaruit duidelijk blijkt:

1°. de aard en omvang van de aan de afzonderlijke leden van het orgaan van de instelling dat het beleid bepaalt, toekomende onkostenvergoedingen en vacatiegelden;

2°. de aard en omvang van de kosten die door de instelling zijn gemaakt ten behoeve van de werving van gelden en het beheer van de instelling, alsmede de aard en omvang van de andere uitgaven van de instelling;

3°. de aard en omvang van de inkomsten van de instelling;

4°. de aard en omvang van het vermogen van de instelling. (…)”

4.3.1. In zijn arrest van 12 oktober 1960, nr. 14413, LJN AY1355 oordeelde de Hoge Raad dat naar spraakgebruik en maatschappelijke opvatting onder “het algemeen nut beogende instellingen” zijn te verstaan lichamen wier doelstelling een werkzaamheid betreft, welke op zichzelf rechtstreeks het algemeen belang raakt (…) en niet lichamen die ten doel hebben een werkzaamheid welke op zichzelf slechts dienstbaar is aan een particulier belang – zoals de ontspanning of het gezellig verkeer, waaraan een bepaalde kring personen behoefte heeft, –ook al moge van de voorziening in dit belang zijdelings een gunstige werking ten algemenen nutte uitgaan.

4.3.2. In zijn arrest van 31 oktober 1979, nr. 19464, LJN AX2630 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat voor de vraag of een stichting als een anbi kan worden aangemerkt niet slechts moet worden gelet op de statutaire doelstelling van die stichting, maar ook op hetgeen zij in werkelijkheid nastreeft.

4.3.3. Volgens vaste jurisprudentie inzake de tot 1 januari 2010 geldende wet- en regelgeving is een instelling dienstbaar aan het algemeen belang indien de werkzaamheden van die instelling rechtstreeks erop zijn gericht voor ten minste 50% enig algemeen belang te dienen (vergelijk Hoge Raad 13 juli 1994, nr. 29936, LJN ZC5717, en Hoge Raad 12 mei 2006, nr. 40684, LJN AT8202). Met ingang van 1 januari 2010 is de wet- en regelgeving op dit punt veranderd en dient eiseres met haar werkzaamheden het algemeen belang voor ten minste 90% te dienen.

4.4. Gelet op het voorgaande dient eiseres voor de kwalificatie als dienstbaar aan het algemeen belang aan twee eisen te voldoen: (i) uit de statuten en het rechtstreekse object van de feitelijke werkzaamheden moet aannemelijk worden dat eiseres rechtstreeks het algemeen belang beoogt, en (ii) de werkzaamheden moeten feitelijk het algemeen belang voor minstens 90% dienen.

4.5. De rechtbank overweegt dat, nu betwist wordt dat eiseres het algemeen belang beoogt en dient, op haar de bewijslast rust aannemelijk te maken dat zij met haar statuten en haar feitelijke werkzaamheden rechtstreeks het algemeen belang beoogt en voorts dat zij, gelet op haar regelgeving en haar feitelijke werkzaamheden, voor ten minste 90% het algemeen belang dient.

4.6.1. In dat kader heeft eiseres aangevoerd dat zij zichzelf beschouwt als een levensbeschouwelijke instelling en dat zij daarom geacht moet worden het algemeen belang te beogen.

4.6.2. De rechtbank overweegt dat uit de statuten en het beleidsplan van eiseres blijkt dat zij een ideële doelstelling heeft in die zin dat eiseres de ideeën van Y als een mogelijkheid ziet om geestelijk vrij te worden en dat zij zich ten doel heeft gesteld om die ideeën te verspreiden. In zoverre acht de rechtbank eiseres vergelijkbaar met een levensbeschouwelijke instelling. Anders dan eiseres kennelijk meent, is dit op zichzelf echter onvoldoende om te kunnen concluderen dat eiseres ook een algemeen belang beoogt. Gelet op het in overweging 4.3.2 genoemde arrest van de Hoge Raad dient immers ook uit de feitelijke werkzaamheden te blijken dat eiseres het algemeen belang beoogt.

4.6.3. Uit de activiteiten van eiseres blijkt dat zij haar doel, de verspreiding van de ideeën van Y, feitelijk tracht te bereiken door het organiseren van bijeenkomsten waar videobanden en cassettes bekeken en beluisterd kunnen worden en waar gezamenlijk teksten van Y gelezen en besproken kunnen worden, het uitgeven van een Nieuwsbrief, het voeren van publiciteit in het algemeen en in het bijzonder ten aanzien van de hiervoor vermelde bijeenkomsten, alsmede ten aanzien van boeken van Y, het vertalen en verspreiden van literatuur, uitgegeven door de B Foundation in California, het onderhouden van contacten met gelijkgestemde organisaties en personen in binnen- en buitenland en alle activiteiten welke door de wet casu quo door gewoonte worden toegestaan. Door op dergelijke wijze haar doelstelling trachten te verwezenlijken beoogt eiseres in beginsel het algemeen belang. Dat mede het particuliere belang van de aanhangers van de ideeën van Y wordt gediend, kan daar onder de gegeven omstandigheden niet aan afdoen omdat de rechtbank niet is gebleken dat sprake is van een situatie dat eiseres voor de eigen belangen van hen is opgericht dan wel dat eiseres beoogt in overwegende mate de belangen van de aanhangers van de ideeën van Y te behartigen.

4.7.1. Vervolgens dient de rechtbank te beoordelen of eiseres met haar werkzaamheden voor minstens 90% het algemeen belang dient. Eiseres heeft aangevoerd dat haar commerciële activiteiten, de activiteiten waarvoor eiseres een vergoeding vraagt, geen belemmering vormen om als anbi te worden aangemerkt omdat uit een door haar samengesteld overzicht (bijlage 11 bij het beroepschrift) blijkt dat deze activiteiten in de jaren 2007 tot en met 2010 beneden de 10% blijven.

4.7.2. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 8 januari 1997, nr. 31591, LJN AA3214, geoordeeld dat de beoordeling of met de activiteiten voor meer dan 50% (thans 90%) het algemeen belang wordt gediend niet een rekenkundige exercitie is, maar dat deze vraag ten aanzien van de activiteiten in hun totaliteit beantwoord moet worden en dat aan de verschillende activiteiten een verschillend gewicht kan worden toegekend. De rechtbank overweegt dat eiseres in haar overzicht (bijlage 11 bij het beroepschrift) niet de huurinkomsten heeft opgenomen die zij met de verhuur van het door haar gehuurde pand, via stichting C, heeft verkregen. Naar het oordeel van de rechtbank behoren deze verhuuractiviteiten en de daarmee verkregen inkomsten ook betrokken te worden bij de beoordeling of eiseres voor meer dan 90% het algemeen belang dient omdat eiseres, zoals uit de stukken blijkt en zoals zij ter zitting heeft toegelicht, het pand kosteloos ter beschikking stelt aan de stichting C om het commercieel te verhuren. Met de verhuuractiviteiten behaalde eiseres in het jaar 2008 – door tussenkomst van stichting C – netto-inkomsten van € 18.770, in het jaar 2009 netto-inkomsten van € 14.632 en in het jaar 2010 netto-inkomsten van € 15.180. Uit de notulen van de hoorzitting van 26 januari 2011 in de bezwaarfase volgt – en gemachtigde van eiseres heeft dit ter zitting van de rechtbank ook bevestigd – dat het pand op doordeweekse dagen gemiddeld één dag in de week wordt verhuurd en dat de verhuurinkomsten eiseres helpen om zelf de huur van het pand te kunnen opbrengen.

4.7.3. Voorts heeft eiseres ter zitting van de rechtbank over de verhuur verklaard:

“Er is een planning van een aantal maanden wanneer eiseres het pand nodig heeft. Voor de tijden dat eiseres het pand niet nodig heeft, kan het verhuurd worden. Als er verzoeken om huur binnenkomen, wordt dat door C geregeld. Eiseres heeft altijd prioriteit. Voor de tijden dat eiseres het pand nodig heeft, wordt het niet verhuurd. Bijvoorbeeld op de zaterdagmiddagen, tijdens de erediensten op de zondagen en de ochtenden doordeweeks tot 9.00 uur.”

en:

“Het functioneren van de stichting is ook een belang van de stichting zelf. Daarom gaat er veel geld naar bijvoorbeeld huisvesting. Zonder goed pand zouden we minder mensen kunnen bereiken. Dan zouden we zaaltjes moeten huren en dat doet naar mijn mening afbreuk aan onze mogelijkheden om mensen te bereiken.”

4.7.4. Door het pand ter beschikking te stellen voor commerciële verhuur exploiteert eiseres het door haar gehuurde pand feitelijk op commerciële wijze – ook al vindt de juridische verhuur plaats door tussenkomst van stichting C – en verschillen de verhuuractiviteiten niet van de werkzaamheden die commerciële marktpartijen plegen te verrichten. Bovendien voorziet eiseres met de door haar verkregen huurinkomsten tevens in haar eigen huisvesting en is de feitelijke verhuuractiviteit er als zodanig mede op gericht om te kunnen voorzien in de kosten van huisvesting van eiseres zelf. Met de commerciële verhuur behartigt eiseres dan ook niet het algemeen belang.

4.7.5. Gelet op de periodes waarop het pand ter beschikking van C staat om te worden verhuurd, gemiddeld één dag in de week, is de rechtbank van oordeel dat eiseres reeds met deze verhuuractiviteiten voor meer dan 10% (52 dagen gedeeld door 260 werkdagen, afgezien van vakanties, is reeds 20%) van haar totale activiteiten niet het algemeen belang dient. Nog los van de vraag of eiseres met haar overige activiteiten, zoals het aanbieden van cursussen tegen betaling en de verkoop van informatiedragers, het algemeen belang dient, is de rechtbank van oordeel dat eiseres onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij met haar activiteiten (nagenoeg) uitsluitend het algemeen belang dient.

4.8. Gelet op de vorenstaande feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat eiseres niet is aan te merken als een anbi.

Vertrouwensbeginsel

4.9. Eiseres heeft voorts een beroep op het vertrouwensbeginsel gedaan omdat zij in 2008 de anbi-status heeft verkregen en de omstandigheden sindsdien ongewijzigd zijn gebleven. Naar het oordeel van de rechtbank kan het beroep op gewekt vertrouwen niet slagen nu de wetgeving aangaande anbi’s met ingang van 1 januari 2010 is gewijzigd in die zin dat anbi’s thans voor minstens 90% het algemeen belang moeten dienen. In zoverre zijn de omstandigheden niet gelijk gebleven. Eiseres voldoet niet aan het per 1 januari 2010 geldende 90%-criterium, zodat zij terecht niet (langer) als anbi is aangemerkt.

Evenredigheidsbeginsel

4.10. Ten aanzien van het beroep van eiseres op een evenredige belangenafweging overweegt de rechtbank dat eiseres niet voldoet aan de in artikel 41a, eerste lid, onderdeel b, Urib 2001 opgenomen eis dat uit haar feitelijke werkzaamheden blijkt dat zij (nagenoeg) uitsluitend het algemeen belang dient. In dat geval bepaalt de wet dat verweerder de anbi-status niet aan eiseres mag toekennen zodat voor een eventuele (verdere) belangenafweging geen ruimte bestaat.

Gelijkheidsbeginsel

4.11. Met betrekking tot het beroep van eiseres op het gelijkheidsbeginsel, inzonderheid de meerderheidsregel, overweegt de rechtbank dat eiseres in bijlage 16 bij haar beroepschrift zeventien instellingen heeft genoemd die volgens haar de anbi-status hebben, tegen vaste prijzen cursussen en trainingen aanbieden en die volgens eiseres met haar instelling vergelijkbare gevallen betreffen. In bijlage 21 bij het beroepschrift heeft eiseres ten aanzien van acht instellingen haar stellingen nader onderbouwd in die zin dat zij heeft aangegeven welke activiteiten tegen betaling worden aangeboden door deze instellingen en welke activiteiten op de websites van deze instellingen staan vermeld. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat één instelling, de stichting internationale school voor wijsbegeerte, gelijk is te stellen aan eiseres en dat een andere instelling, Zero-point, instituut voor innerlijk bewustzijn en stilte, wellicht met eiseres gelijk te stellen is. Ten aanzien van de andere door eiseres genoemde instellingen heeft verweerder gemotiveerd weersproken dat sprake is van voor de toepassing van het gelijkheidsbeginsel gelijke gevallen. De rechtbank is van oordeel dat op eiseres de bewijslast rust van het feit dat de door haar genoemde instellingen niet (nagenoeg) uitsluitend het algemeen belang dienen. Als eiseres daarin zou slagen dan is er in zoverre sprake van aan eiseres gelijke gevallen. Eiseres is daar naar het oordeel van de rechtbank echter niet in geslaagd. Daarmee is niet aannemelijk geworden dat verweerder in de meerderheid van de gelijke gevallen ten onrechte de anbi-status heeft toegekend. Nu niet aan de meerderheidsregel wordt voldaan, kan eiseres geen aanspraak maken op eenzelfde (onjuiste) toekenning van de anbi-status.

Zorgvuldigheidsbeginsel

4.12. Voor zover eiseres zich op het standpunt heeft gesteld dat de uitspraak op bezwaar onzorgvuldig tot stand is gekomen, overweegt de rechtbank het volgende. Aan het onderhavige geschil ligt onder meer een verschillende interpretatie van feiten ten grondslag. Dit betekent echter niet dat de door verweerder gevolgde procedure onzorgvuldig is geweest. Ook hetgeen eiseres overigens heeft aangevoerd, kan de conclusie dat verweerder in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel zou hebben gehandeld niet dragen zodat de grief faalt.

Kostenvergoeding voor verleende rechtsbijstand tijdens de bezwaarfase

4.13.1. Verweerder heeft bij de proceskostenvergoeding in de bezwaarfase rekening gehouden met een wegingsfactor van 0,5, omdat slechts ten dele tegemoet is gekomen aan het bezwaar. De rechtbank stelt voorop dat de wegingsfactor wordt bepaald aan de hand van het gewicht (het belang en de ingewikkeldheid) van de zaak en niet door de uitkomst van de bezwaarprocedure. De rechtbank volgt verweerder derhalve niet in zijn stelling dat sprake is van een licht bezwaarschrift omdat slechts ten dele aan het bezwaar tegemoet zou zijn gekomen. Het uitgangspunt voor het gewicht is voorts een “gemiddelde” zaak – waarbij de wegingsfactor 1 behoort–, tenzij er redenen zijn om hiervan af te wijken. Gelet op de aard en inhoud van het bezwaarschrift, waarin eiseres ingaat op de vereisten voor de anbi-status en de omstandigheid dat eiseres tijdens twee hoorzittingen uitgebreid is ingegaan op de vraag of zij het algemeen belang beoogt en dient, alsmede op de vraag of haar activiteiten al dan niet als commercieel dienen te worden aangemerkt, is de rechtbank van oordeel dat de wegingsfactor dient te worden vastgesteld op 1.

4.13.2. Voorts overweegt de rechtbank dat uit de gedingstukken blijkt dat eiseres in haar bezwaarschrift van 28 september 2010 (bijlage 7 bij het verweerschrift) om een hoorzitting heeft verzocht. Vervolgens hebben partijen op 13 december 2010 een afspraak gemaakt voor een hoorzitting (bijlage 10 bij het verweerschrift) en heeft deze hoorzitting op 26 januari 2011 plaatsgevonden (bijlage 12 bij het verweerschrift). Naar aanleiding van de hoorzitting van 26 januari 2011 heeft verweerder nader onderzoek verricht en bij brief van 8 maart 2011 om nadere informatie gevraagd.

4.13.3. Vervolgens heeft verweerder in zijn brief van 25 mei 2011 eiseres in kennis gesteld van zijn voorgenomen uitspraak op bezwaar. Aan deze voorgenomen uitspraak heeft verweerder feiten ten grondslag gelegd die zijn verkregen tijdens en na de hoorzitting van

26 januari 2011. Eiseres is door verweerder in de gelegenheid gesteld om daarover te worden gehoord. Deze tweede hoorzitting heeft op 24 juni 2011 plaatsgevonden.

4.13.4. Naar het oordeel van de rechtbank is hier sprake van een situatie als bedoeld in artikel 7:9 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb):

“Wanneer na het horen aan het bestuursorgaan feiten of omstandigheden bekend worden die voor de op het bezwaar te nemen beslissing van aanmerkelijk belang kunnen zijn, wordt dit aan de belanghebbenden meegedeeld en worden zij in de gelegenheid gesteld daarover te worden gehoord.”

Een dergelijke nadere hoorzitting heeft volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit) een waarde van 0,5 punt en dient dan ook als zodanig in de kostenvergoeding voor de bezwaarfase betrokken te worden.

4.13.5. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep op dit punt gegrond verklaard te worden en wordt de proceskostenvergoeding in bezwaar gesteld op € 545 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen op de hoorzitting, 0,5 punt voor een nadere hoorzitting met een waarde per punt van € 218 en een wegingsfactor 1).

4.13.6. Aangezien verweerder reeds € 218 aan kosten in bezwaar heeft toegekend, dient verweerder thans nog € 327 aan eiseres te vergoeden.

Schadevergoeding

4.14.1. Eiseres heeft in haar beroepschrift een verzoek om schadevergoeding gedaan, bestaande uit het gemis aan inkomsten uit schenkingen.

4.14.2. De rechtbank overweegt dat een verzoek om schadevergoeding voor toekenning in aanmerking kan komen indien er sprake is van onrechtmatig handelen van de zijde van verweerder en tussen dit handelen en de door eiseres geclaimde schade sprake is van een causaal verband. Het enkele feit dat de anbi-status is ingetrokken brengt nog niet mee dat sprake is van onrechtmatig handelen. In het voorgaande heeft de rechtbank immers vastgesteld dat eiseres niet aan alle voorwaarden heeft voldaan om als anbi te kunnen worden aangemerkt waardoor verweerder in dat geval de anbi-status niet aan eiseres mag toekennen. Hierin ligt besloten dat verweerder niet in strijd met enige rechtsregel heeft gehandeld door de anbi-status van eiseres in te trekken. Aldus kan niet geconcludeerd worden dat eiseres schade heeft geleden die op grond van artikel 8:73 van de Awb voor vergoeding in aanmerking komt. Het verzoek om schadevergoeding zal daarom worden afgewezen.

5. Proceskosten

5.1. De rechtbank vindt aan¬lei¬ding verweerder te veroordelen in de kos¬ten die eiseres in verband met de behande¬ling van het beroep redelij¬kerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 874 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 437 en een wegingsfactor 1).

5.2. De rechtbank ziet geen plaats voor vergoeding van de werkelijk gemaakte proceskosten voor juridische bijstand in bezwaar en beroep. Ingevolge artikel 2, derde lid, van het Besluit kan op grond van bijzondere omstandigheden van de hiervoor gegeven berekening van de te vergoeden proceskosten worden afgeweken. Voor een toekenning van een proceskostenvergoeding in afwijking van de forfaitaire bedragen van het Besluit is grond indien het bestuursorgaan het verwijt treft dat het een beschikking of uitspraak geeft respectievelijk doet of in rechte handhaaft, terwijl op dat moment duidelijk is dat die beschikking of uitspraak in een (de) daartegen ingestelde procedure geen stand zal houden (zie Hoge Raad 13 april 2007, nr. 41 235, BNB 2007/260, LJN BA2802). Ook in andere gevallen kan aanleiding bestaan om, alle (bijzondere) omstandigheden van het geval in aanmerking nemend, af te wijken van de forfaitaire bedragen van het Besluit, bijvoorbeeld omdat de inspecteur bij het opleggen van een navorderingsaanslag in vergaande mate onzorgvuldig heeft gehandeld (vgl. Hoge Raad, 4 februari 2011, nr. 09/02123, BNB 2011/103, LJN BP2975).

5.3. De rechtbank is van oordeel dat in de gegeven omstandigheden niet kan worden gezegd dat verweerder de anbi-status van eiseres heeft ingetrokken of die intrekking bij uitspraak op bezwaar heeft gehandhaafd, terwijl op dat moment duidelijk was dat die beschikking of uitspraak in de daartegen ingestelde procedure geen stand zou houden. Gelet op het overwogene in 4.12 is evenmin aannemelijk geworden dat verweerder bij het intrekken van de anbi-status in ernstige mate onzorgvuldig heeft gehandeld of dat anderszins sprake is van een bijzondere omstandigheid die tot vergoeding van de werkelijk gemaakte kosten noopt.

6. Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar uitsluitend voor zover deze uitspraak betrekking

heeft op de kostenvergoeding;

- stelt de proceskosten van eiseres in bezwaar vast op € 545 en bepaalt dat

verweerder nog een bedrag van € 327 aan eiseres dient te vergoeden;

- bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres in beroep van € 874;

- gelast dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 302 vergoedt.

Deze uitspraak is gedaan door mr. S.K.A. Efstratiades, voorzitter, mr. H.A.M. Röell-Mulder en mr. H. de Jong, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P.T. van Arnhem, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 april 2012.

Afschrift verzonden aan partijen op:

De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.