NTFR 2018/1963 - Onrust in wrakingsland
NTFR 2018/1963 - Onrust in wrakingsland
In een rechtsstaat heeft, zoals ook in art. 6 EVRM is verwoord, eenieder recht op behandeling van zijn zaak door een onpartijdige rechter. Er dient sprake te zijn van een eerlijk proces. Wanneer rechters zich niet houden aan de regels van een eerlijke procesvoering, kan dat in hoger beroep of in cassatie worden gecorrigeerd. Aanvullend daarop bestaat het instrument van wraking. Via wraking kunnen procespartijen het recht op een eerlijk proces afdwingen. Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid in het gedrang zou kunnen komen. Ook de schijn van partijdigheid dient te worden vermeden.
De wrakingsprocedure
Wanneer een partij een wrakingsverzoek indient, wordt de behandeling van de zaak stilgelegd. Het wrakingsverzoek wordt vervolgens behandeld door een meervoudige wrakingskamer, waarvan de rechter om wiens wraking is verzocht geen deel mag uitmaken. De rechter mag immers geen recht spreken in zijn eigen zaak. De verzoeker en de rechter wiens wraking is verzocht worden in de gelegenheid gesteld ter zitting van de wrakingskamer te worden gehoord. Vervolgens neemt de wrakingskamer een gemotiveerde beslissing die in het openbaar wordt uitgesproken. De wrakingsprocedure leidt tot vertraging in de behandeling van de hoofdzaak. In de praktijk komt het voor, en dan met name in strafzaken, dat het wrakingsinstrument niet wordt gehanteerd om onpartijdige rechtspraak af te dwingen maar als tactisch middel om te vertragen of als verkapt rechtsmiddel tegen onwelgevallige procedurele beslissingen, zoals het afwijzen van een aanbod tot getuigenbewijs of het niet uitstellen van de zitting. Daarvoor is de wrakingsprocedure echter niet bedoeld. In de voor de verschillende rechtsgebieden geldende wetten (Awb, Sv. en Rv.) is in twee situaties voorzien waarin een wrakingsverzoek niet in behandeling wordt genomen. In de eerste plaats wordt een volgend verzoek om wraking van dezelfde rechter niet in behandeling genomen, tenzij feiten en omstandigheden worden voorgedragen die pas na het eerdere verzoek aan de verzoeker bekend zijn geworden. In de tweede plaats kan een (wrakings)rechter in geval van misbruik bepalen dat een volgend verzoek niet in behandeling wordt genomen. Er is derhalve geen wettelijke regeling op grond waarvan een eerste verzoek tot wraking wegens misbruik buiten behandeling kan worden gelaten.
Onrust
Recent is opschudding in ‘wrakingsland’ ontstaan. In korte tijd zijn door de procureur-generaal bij de Hoge Raad twee vorderingen tot cassatie in het belang der wet ingesteld tegen beslissingen van wrakingskamers van de feitenrechters. Verder heeft de wrakingskamer van Hof Den Haag een zeer opvallende uitspraak gedaan in de lopende strafzaak tegen een bekende politicus vanwege diens uitlatingen over Marokkanen en als klap op de vuurpijl hebben de Raad voor de rechtspraak en het College van procureurs-generaal in een gezamenlijke brief van 11 juli 2018 de minister voor Rechtsbescherming verzocht een wetswijziging te bevorderen om de wrakingsregeling meer bij de tijd te brengen en misbruik van procesrecht effectiever te kunnen tegengaan.
Zaak van politicus
In de in hoger beroep aanhangige strafzaak van bedoelde politicus heeft de behandelende strafkamer van het hof de verschillende onderzoekwensen van de politicus afgewezen. In verband hiermee heeft de politicus een wrakingsverzoek ingediend. De wrakingskamer van Hof Den Haag heeft dit wrakingsverzoek gehonoreerd. Volgens deze wrakingskamer is de (afwijzende) beslissing van de strafkamer inzake de onderzoekwensen dermate onbegrijpelijk dat daarvoor redelijkerwijs geen andere verklaring is te geven dan vooringenomenheid van de raadsheren. Deze uitspraak is zeer kritisch ontvangen in de rechtspraktijk. Hammerstein, voormalig raadsheer in de Hoge Raad, is onthutst door deze uitspraak. Hij meent dat de wrakingskamer ten onrechte breeduit plaatsneemt op de stoel van de strafkamer. Verder is de uitspraak van de wrakingskamer naar zijn opvatting evident onjuist, en met haar overwegingen, die kant noch wal raken, heeft de wrakingskamer alleen maar afbreuk gedaan aan het vertrouwen in de rechtspraak (mr. Fred Hammerstein: ‘Hoe wraking het vertrouwen in de rechtspraak kan ondermijnen’, www.ru.nl/cpo/verderdenken/colums).
Cassatie in belang der wet
Het aan de procureur-generaal bij de Hoge Raad toekomende rechtsmiddel van cassatie in het belang der wet wordt niet vaak aangewend. Zeer opvallend is dan ook dat met betrekking tot de wrakingsprocedure vrij recent twee vorderingen tot cassatie in het belang der wet zijn ingediend. In zijn vordering van 13 maart 2018 (nr. 17/04189, ECLI:NL:PHR:2018:783), is A-G Aben uitgebreid ingegaan op het leerstuk van misbruik van recht c.q. misbruik van bevoegdheid met betrekking tot de wrakingsprocedure. Hij heeft – onder meer – uiteengezet dat naar zijn opvatting bij misbruik van recht in de wrakingsprocedure, hoewel de wet daarin niet voorziet, ook een eerste verzoek tot wraking van een rechter buiten behandeling kan worden gelaten en dat dit door de desbetreffende rechter zelf kan worden bepaald. Daarvoor hoeft geen wrakingskamer te worden ingesteld.
), welke vordering – kennelijk op verzoek van de Hoge Raad – is aangevuld op 13 juli 2018 (Op 3 juli 2018 (nr. 18/02675, ECLI:NL:PHR:2018:736) heeft de procureur-generaal zelf een vordering tot cassatie in belang der wet ingesteld tegen een oude uitspraak van de wrakingskamer van Hof Den Bosch. Kort gezegd wil de procureur-generaal met zijn vordering de Hoge Raad in de gelegenheid stellen zich nadrukkelijk uit te spreken over de vraag of, en zo ja, in hoeverre een wrakingskamer de motivering van voor de verzoeker onwelgevallige procedurele beslissingen van een strafkamer behoort te toetsen. De problematiek derhalve die aan de orde was in de wrakingsprocedure van de hiervóór bedoelde politicus. In zijn vordering heeft de procureur-generaal opgemerkt dat ten tijde van de voorbereiding van zijn vordering tot cassatie in het belang der wet bij de Raad voor de rechtspraak het voornemen bestond om samen met het College van procureurs-generaal de noodklok te luiden over oneigenlijk gebruik van procedures als wraking.