Harry brengt zijn fiets naar de fietsenmaker met de boodschap: ‘De remmen van mijn fiets doen het slecht, kunt u daar eens naar kijken?’1 De fietsenmaker antwoordt: ‘Ik heb de fiets inmiddels een ander kleurtje gegeven, dus het remprobleem is opgelost.’2 Korte tijd later klaagt Harry opnieuw over zijn gebrekkig functionerende remmen,3 maar volgens de fietsenmaker is er niets aan de hand. De fiets is immers geverfd. Harry: ‘Je kunt mij nog meer vertellen, fietsenmaker, maar de remmen doen het gewoon niet!’4 Fietsenmaker: ‘Het probleem is nu echt verholpen. Ik heb het zadel lager gezet.’5 Harry: ‘Mijn geduld is op.’6
Maar ik wil het niet hebben over de lamlendige fietsenmaker (de box 3-wetgever), althans nog niet. Ik wil vooral een pleidooi houden voor een gezamenlijke Belastingacademie van de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs (NOB) en Belastingdienst. Daarom is het nuttig eerst aandacht te besteden aan de bestaande beroepsopleidingen.
De beroepsopleiding voor belastingadviseurs wordt verzorgd door de SOB (Stichting Opleiding Belastingadviseurs). Elk jaar schrijven zo’n 300 pas afgestudeerde fiscalisten zich voor die opleiding in. De opleiding bestaat uit fiscaaltechnische onderdelen en de ontwikkeling van communicatieve vaardigheden. Het programma duurt 40 dagen verspreid over drie jaar (40 dagdelen voorbereiding, 40 dagdelen cursus of training). Verder heeft de SOB een uitgebreid programma voor permanente educatie, bestaande uit seminars en cursussen over actuele onderwerpen.
Veertig jaar geleden kende de Belastingdienst een driejarige opleiding voor inspecteur DB/Vpb, die werd verzorgd door het Opleidingsinstituut Financiën in Den Haag (‘OIF’). De opleidingsbrochure van het OIF uit 1984 vermeldt onder andere: ‘Uiteraard is het niet voldoende dat de inspecteur beschikt over kennis van de ter zake geldende wetgeving, jurisprudentie en uitvoeringsvoorschriften alleen. Hij/zij zal daarnaast moeten beschikken over een uitgebreide kennis van het maatschappelijk leven en de ontwikkelingen daarvan. Kennis van een geheel andere soort is mensenkennis; ook die mag – naast tact en onderscheidingsvermogen – niet ontbreken, niet alleen omdat die in de contacten met het publiek nodig zijn, maar ook omdat veelal leiding moet worden gegeven aan – soms grote aantallen – medewerkers ter inspectie.’ Hoewel het citaat nauwelijks aan actualiteitswaarde heeft ingeboet, is de inspecteursopleiding geruime tijd geleden opgeheven (omstreeks 1992). Het is dan ook niet verwonderlijk dat in het Liber amicorum ter gelegenheid van het 150-jarig bestaan van de VHMF (1873-2023) in verschillende bijdragen wordt gepleit voor een (herinvoering van een) beroepsopleiding voor de Belastingdienst (onder andere door Berkhout, De Blieck en Poolen). Hun pleidooi blijkt te zijn gehonoreerd, zo blijkt uit het verslag van het symposium van de VHMF van 18 april 2024:7 ‘De startende fiscalisten die de beroepsopleiding gaan volgen, zullen vier dagen per week werken en één dag leren. De beroepsopleiding kan in twee jaar succesvol worden afgerond. De opleiding wordt opengesteld voor wo-afgestudeerden.’ De nieuwe beroepsopleiding van de Belastingdienst zal op 1 september 2024 van start gaan met Tom Berkhout als decaan.
De voordelen van een beroepsopleiding voor de Belastingdienst lijken mij evident. Binnen vijf jaar tijd gaat een derde van de werknemers van de Belastingdienst met pensioen; het gaat om 12.000 medewerkers (aldus de jaarrede van Glazenburg, de voorzitter van de VHMF, van 18 april 2024). Het binnenhalen van nieuwe medewerkers zal gemakkelijker zijn als hen een aantrekkelijke beroepsopleiding wordt aangeboden. Bovendien kan in een beroepsopleiding op gestructureerde wijze kennisoverdracht plaatsvinden van de oude aan de jonge generatie.
Ik juich de herinvoering van de beroepsopleiding van de Belastingdienst van harte toe. Een verdere stap lijkt mij wenselijk. Die stap bestaat uit het samengaan van de beroepsopleidingen van de NOB en de Belastingdienst in een Belastingacademie, waarbij de taken van de Belastingacademie bestaan uit:
het verzorgen van een beroepsopleiding voor wetenschappelijk gevormde fiscalisten;
het verzorgen van permanente educatie;
het op ad-hocbasis instellen van commissies (met vertegenwoordigers van de Belastingdienst en belastingadviespraktijk) die als opdracht hebben aanbevelingen te doen ter verbetering van fiscale regelgeving (naar analogie van de commissies van de Vereniging voor Belastingwetenschap).
De oprichting van een Belastingacademie laat onverlet dat bepaalde onderdelen van de beroepsopleiding enkel open zullen staan voor medewerkers van de Belastingdienst.
Waarom een Belastingacademie? Wat is de toegevoegde waarde ervan? De mogelijkheid van een postdoctorale opleiding aan de Belastingacademie vergroot de aantrekkelijkheid van een studie fiscale economie en fiscaal recht. Dat laatste is belangrijk om voldoende studenten voor het fiscale vak te interesseren. Bovendien zal het aanzien van het beroep van belastinginspecteur en belastingadviseur worden vergroot, als algemeen bekend is dat een postdoctorale opleiding aan de Belastingacademie een vereiste is voor dit beroep. Wat verder pleit voor een gezamenlijke Belastingacademie is dat de Belastingdienst en belastingadviespraktijk van elkaar afhankelijk zijn. De belastingadviespraktijk heeft baat bij een goed functionerende Belastingdienst en de Belastingdienst heeft belang bij een competente belastingadviespraktijk. Denk aan de Wet werkelijk rendement die per 1 januari 2027 moet worden ingevoerd. Voor een goede uitvoering van die wet zullen belastingadviseurs onontbeerlijk zijn. Een Belastingacademie draagt bij aan een goed functionerende Belastingdienst én belastingadviespraktijk.
Maar de belangrijkste reden voor de oprichting van een Belastingacademie is misschien nog wel de volgende. Kennis en vakmanschap worden in het huidige gepolariseerde politieke klimaat steeds minder gewaardeerd. Met ontwrichtende gevolgen, zo blijkt uit de box 3-wetgeving. Een Belastingacademie kan tegenwicht bieden tegen fiscale luchtfietserij van politici. Zij kan door de samenwerking van de private sector (NOB) en publieke sector (Belastingdienst) het belang van fiscale kennis en vakmanschap op onverdachte wijze voor het voetlicht brengen. Met ‘onverdacht’ bedoel ik dat de geventileerde opvatting niet al bij voorbaat in diskrediet kan worden gebracht met het argument dat sprake zou zijn van belangenbehartiging of preken voor eigen parochie. Het probleem van de fietsenmaker die zijn vak niet verstaat (zie de eerste alinea), kan met een Belastingacademie wellicht niet helemaal worden voorkomen maar wel verkleind.8 De kans op een echec, zoals met box 3 en de Toeslagenaffaire, wordt beduidend verminderd als het ministerie van Financiën zou worden geleid door ambtenaren die de Belastingacademie hebben afgerond in plaats van door niet inhoudsdeskundige managers van de Algemene Bestuursdienst.