NTFR 2025/45 - Ingediende aangifte Vpb na ambtshalve aanslag is bezwaarschrift en geen valsheid in geschrifte
NTFR 2025/45 - Ingediende aangifte Vpb na ambtshalve aanslag is bezwaarschrift en geen valsheid in geschrifte
Gegevens
- Publicatie
- NTFR 2025/45
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 17 december 2024
- Datum publicatie
- 8 januari 2025
- Annotator
- mr. R.B.H. Beunewerkzaam als advocaat-belastingkundige bij BeuneFaber Advocaten-belastingkundigen
- Zaaknummer
- 22/02851
- Relevante informatie
- Art. 225 lid 1 WvSr, Art. 69 AWR
Inhoudsindicatie
ambtshalve aanslag, bezwaarschrift, valsheid in geschrifte
Samenvatting
Belanghebbende wordt vervolgd voor valsheid in geschrifte wegens een ingediende aangifte Vpb. De aangifte is ingediend nadat de inspecteur een ambtshalve aanslag had opgelegd. De strafkamer van hof Amsterdam (ECLI:NL:GHAMS:2022:2288) had geoordeeld dat hoewel in de fiscaliteit een aangifte ingediend na een ambtshalve aanslag moet worden gezien als een bezwaarschrift, daaraan bewijskracht kan worden toegekend. Dat laatste maakt dat de in de aangifte opgenomen cijfers juist en volledig moeten zijn. De HR vernietigt dat oordeel omdat aan een tegen een belastingaanslag gericht bezwaarschrift als zodanig, voor zover dat bezwaarschrift ertoe strekt het bedrag van de aanslag tot een bepaald bedrag te verminderen, in het maatschappelijk verkeer niet een zodanige betekenis voor het bewijs van de inhoud ervan pleegt te worden toegekend dat daaraan een bewijsbestemming in de zin van art. 225 WvSr toekomt.
Noot
Art. 225 lid 1 WvSr luidt: ‘met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, wordt als schuldig aan valsheid in geschrifte gestraft, met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vijfde categorie.’
De vraag die dan rijst is of de ingediende aangifte bestemd is om tot bewijs van enige feit te dienen en het oogmerk heeft als echt en onvervalst te worden gebruikt. Het gaat in dit geval om een stuk dat als bezwaarschrift wordt aangemerkt tegen een opgelegde ambtshalve aanslag. In HR (straf) 3 oktober 2017, ECLI:NL:HR:2016:1333). Ook in 2017 ging het om een ingediende aangifte die als bezwaarschrift werd aangemerkt.
, was al geoordeeld dat tegen een belastingaanslag gericht bezwaarschrift als zodanig, voor zover dat bezwaarschrift ertoe strekt het bedrag van de aanslag tot een bepaald bedrag te verminderen, in het maatschappelijk verkeer niet een zodanige betekenis voor het bewijs van de inhoud ervan pleegt te worden toegekend dat daaraan een bewijsbestemming in de zin van art. 225 WvSr toekomt. De Hoge Raad neemt daarbij in aanmerking dat een niet binnen de aangiftetermijn ingediend aangiftebiljet waarmee de inspecteur bij de aanslagoplegging geen rekening heeft kunnen houden, niet kan gelden als een bij de belastingwet voorziene aangifte in de zin van de belastingwetgeving (vgl. HR (straf) 28 juni 2016,Het is dan ook geen verrassing dat zeven jaar later een bezwaarschrift niet als een vals stuk kan worden aangemerkt. Uit de toevoeging in 2017 en in dit arrest dat een dergelijke aangifte niet als een bij de belastingwet voorziene aangifte kan gelden, leid ik af dat de Hoge Raad aanneemt dat die aangifte als bezwaarschrift niet stellig en zonder enige voorbehoud en dus naar waarheid opgemaakt is. Vanuit de aard van een bezwaarschrift kan ik dat volgen. Een bezwaarschrift is niet meer dan een weergave van de visie van belanghebbende op hetgeen naar zijn mening ingebracht kan worden tegen de opgelegde aanslag.