NTFR 2025/46 - Hoge Raad (strafkamer): deken hoeft resultaten onderzoek naar advocaten Pels Rijcken niet te openbaren
NTFR 2025/46 - Hoge Raad (strafkamer): deken hoeft resultaten onderzoek naar advocaten Pels Rijcken niet te openbaren
Gegevens
- Publicatie
- NTFR 2025/46
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 17 december 2024
- Datum publicatie
- 8 januari 2025
- Annotator
- mr. R.B.H. Beunewerkzaam als advocaat-belastingkundige bij BeuneFaber Advocaten-belastingkundigen
- Zaaknummer
- 24/00140
- Relevante informatie
- art. 67 AWR, art. 67 Iw 1990
Inhoudsindicatie
verschoningsrecht, geheimhouding
Samenvatting
Door het OM is beslag gelegd op de bevindingen van een onderzoek door de deken van de Nederlandse orde van advocaten in het arrondissement Den Haag in het kader van de toezichthoudende taak van de deken op advocaten verbonden aan het kantoor van de landsadvocaat. Dat onderzoek was erop gericht om te beoordelen of er advocaten betrokken waren bij de fraude door een notaris van Pels Rijcken.
Het beroep van de deken op geheimhouding/het verschoningsrecht van de bevindingen werd door de rechter-commissaris in strafzaken afgewezen. In het beroep daartegen heeft de strafkamer van de rechtbank Amsterdam (19 december 2023,
) ten faveure van de deken beslist.De rechtbank heeft in dat verband overwogen dat aan de deken een eigen verschoningsrecht toekomt, ook in het kader van de toezichthoudende taak. In het kader van die toezichthoudende taak is het verschoningsrecht beperkt tot die informatie die aan de advocaat (van wie de deken de informatie heeft ontvangen) in de normale uitoefening van zijn beroep is toevertrouwd, maar het is aan de deken om te bepalen of dit het geval is en of hij hierop een beroep doet. Het standpunt van de officier van justitie, die uitgaat van een afgeleid verschoningsrecht dat afhankelijk is gesteld van een beroep hierop door de ‘originair’ verschoningsgerechtigde, doet onvoldoende recht aan de positie van de deken als toezichthouder en vertrouwenspersoon van de advocatuur. Met die positie verdraagt zich slecht dat het verschoningsrecht van de deken afhankelijk zou worden gesteld van de houding van degenen op wie de deken toezicht moet houden. Daarbij komt dat het tot een onwerkbare situatie zou kunnen leiden als de deken, zoals in het onderhavige geval bij Pels Rijcken, bij het onderzoek informatie van verschillende advocaten van een kantoor ontvangt, waaronder advocaten die geen enkele relatie hebben met het handelen waarop het onderzoek van de officier van justitie is gericht en van wie bovendien geenszins vaststaat dat zij op de hoogte zijn van de beslissing van de rechter-commissaris.
Het OM heeft cassatieberoep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank. De Hoge Raad volgt de rechtbank en de A-G, en concludeert dat aan de deken een zelfstandig verschoningsrecht toekomt.
Noot
Het verschoningsrecht mag zich de afgelopen periode verheugen in veel aandacht. Of dat een goed teken is, waag ik te betwijfelen. Het betekent dat de grenzen van het recht worden opgezocht. Tot op heden blijft het recht overeind. Ik zie daar op korte termijn ook geen verandering in komen. Het (professionele) verschoningsrecht – dat wegens het grote belang van de waarheidsvinding een uitzonderingskarakter heeft – komt slechts toe aan een beperkte groep van personen, die uit hoofde van de aard van hun maatschappelijke functie verplicht zijn tot geheimhouding (vgl. HR (straf) 24 mei 2022, ECLI:NL:HR:2022:760, r.o. 4.3.1).
Aan het verschoningsrecht van deze personen ligt ten grondslag dat het maatschappelijk belang dat de waarheid in een juridische procedure aan het licht komt, moet wijken voor het maatschappelijk belang dat eenieder zich vrijelijk en zonder vrees voor openbaarmaking van het toevertrouwde om bijstand en advies tot de verschoningsgerechtigde moet kunnen wenden (vgl. HR (civiel) 1 maart 1985, ECLI:NL:HR:1985:AC9066).
Onder bijzondere omstandigheden kan een verschoningsrecht toekomen aan een persoon die weliswaar niet behoort tot voornoemde personen maar wel een maatschappelijke taak of functie verricht waarbij een geheimhoudingsplicht geldt. Allereerst moet met het effectief kunnen uitoefenen van de betreffende taak of functie een zwaarwegend maatschappelijk belang zijn gemoeid. Daarbij moet de reële mogelijkheid bestaan dat zonder het aanvaarden van een verschoningsrecht dit zwaarwegende maatschappelijke belang aanmerkelijk wordt geschaad. Tot slot moet het voorkomen van die schade zwaarder wegen dan het eveneens maatschappelijke belang dat de waarheid in een juridische procedure aan het licht komt (vgl. HR (straf) 25 oktober 1983, ECLI:NL:HR:1983:AG4685, r.o. 5.7 en HR (civiel) 15 oktober 1999, , r.o. 3.4).
Met andere woorden: het verschoningsrecht is een fundamenteel recht dat weliswaar niet absoluut is maar wel een wezenlijke rol in de rechtspleging speelt. In dat kader zou het niet toekennen van een verschoningsrecht aan de deken een doorkruising kunnen behelzen van het verschoningsrecht van de advocaat, bij wie de deken in zijn toezichthoudende rol informatie heeft opgevraagd. De deken kan die rol niet naar behoren uitoefenen als hetgeen aan hem wordt geopenbaard door een verschoningsgerechtigde alsnog bij een bestuursorgaan terecht kan komen.