NTFR 2025/44 - Wet WOZ en OZB niet strijdig met recht op ongestoord eigendom, discriminatieverbod of evenredigheidsbeginsel (n-o)
NTFR 2025/44 - Wet WOZ en OZB niet strijdig met recht op ongestoord eigendom, discriminatieverbod of evenredigheidsbeginsel (n-o)
Gegevens
- Publicatie
- NTFR 2025/44
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 20 december 2024
- Datum publicatie
- 8 januari 2025
- Annotator
- Belastingjaar
- 2020
- Zaaknummer
- 24/02741
- Relevante informatie
- Art. 17 Wet WOZ, Art. 22 Wet WOZ, Art. 219 Gemw, Art. 3:4 Awb, Art. 8:18 Awb, Art. 8:75 Awb, Art. 6 EVRM, Art. 14 EVRM, Art. 1 EP EVRM
Inhoudsindicatie
Samenvatting
Belanghebbende is eigenaar van een hoekwoning. Belanghebbende heeft zich in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de rechtbank heeft gehandeld in strijd met art. 6 EVRM, zodat geen sprake is geweest van een eerlijke procedure. Volgens belanghebbende heeft de rechter in de hoofdzaak tijdens de zitting op 8 augustus 2022 het recht op hoor en wederhoor geschonden en was de rechter vooringenomen. Verder heeft de wrakingskamer van de rechtbank gehandeld in strijd met haar eigen wrakingsprotocol en heeft zij het wrakingsverzoek ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. In dit verband verzoekt belanghebbende het hof de zaak terug te wijzen naar de rechtbank.
Volgens Hof Den Haag (4 juni 2024, ECLI:NL:GHDHA:2024:1033, ) staat op grond van het bepaalde in art. 8:18 lid 5 Awb tegen de beslissing van de wrakingskamer geen rechtsmiddel open. Dit neemt echter niet weg dat een partij die een wrakingsverzoek heeft gedaan dat is afgewezen of ten onrechte niet in behandeling is genomen, de mogelijkheid heeft in een hogere instantie aan te voeren dat de aangevochten rechterlijke beslissing niet in stand kan blijven omdat wegens het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter(s) geen sprake is geweest van een eerlijke procedure (fair trial) als bedoeld in art. 6 EVRM (HR (civiel) 25 november 2022, ). De wrakingskamer van de rechtbank heeft vastgesteld dat belanghebbende op 13 september 2022 een wrakingsverzoek heeft ingediend, terwijl de redenen om het wrakingsverzoek in te dienen haar bekend zijn geworden tijdens de zitting op 8 augustus 2022. Op grond van het bepaalde in art. 8:16 lid 1 Awb dient een wrakingsverzoek te worden gedaan zodra de feiten en omstandigheden aan belanghebbende bekend zijn geworden. De wrakingskamer heeft dan ook terecht geoordeeld dat het wrakingsverzoek niet tijdig is gedaan. Hetgeen belanghebbende daartegen heeft aangevoerd doet daar niet aan af. Aangezien de wrakingskamer het wrakingsverzoek terecht niet in behandeling heeft genomen, kan belanghebbende in hoger beroep niet met succes een beroep doen op het ontbreken van de vereiste onpartijdigheid bij de rechter van de rechtbank.
Belanghebbende stelt verder dat onroerendezaakbelasting in strijd is met art. 219 lid 2 Gemw omdat het een gemeentelijke belastingheffing is over haar vermogen. Verder zijn de Wet WOZ en de onroerendezaakbelasting volgens belanghebbende in strijd met art. 1 EP EVRM in samenhang met art. 14 EVRM, omdat de facto sprake is van belastingheffing over een hypotheekschuld. Heffing van onroerendezaakbelasting leidt in haar geval tot schending van het evenredigheidsbeginsel als bedoeld in art. 3:4 lid 2 Awb, aldus belanghebbende. Hof Den Haag heeft het standpunt van belanghebbende verworpen dat onroerendezaakbelasting wordt geheven over vermogen. Het hof heeft in zijn uitspraak van 4 mei 2022 (ECLI:NL:GHDHA:2022:748, ) voor het jaar 2019 geoordeeld dat de heffing van onroerendezaakbelasting, dan wel de daaraan ten grondslag liggende waardebepaling op grond van de Wet WOZ, niet in strijd is met art. 1 EP EVRM. Hetgeen belanghebbende in hoger beroep heeft aangevoerd, vormt voor het hof geen reden om van zijn oordeel terug te komen. Het hof heeft verder geoordeeld dat van schending van het discriminatieverbod en het evenredigheidsbeginsel geen sprake is. De heffingsambtenaar heeft verder aannemelijk gemaakt dat de waarde niet te hoog is vastgesteld.
De Hoge Raad heeft het ingestelde cassatieberoep niet ontvankelijk verklaard onder verwijzing naar art. 80a Wet RO.