NTFR 2025/11 - Grove schuld voor gepensioneerde accountant die goodwill in drie jaar heeft afgeschreven (art. 81.1 Wet RO)
NTFR 2025/11 - Grove schuld voor gepensioneerde accountant die goodwill in drie jaar heeft afgeschreven (art. 81.1 Wet RO)
Gegevens
- Publicatie
- NTFR 2025/11
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 20 december 2024
- Datum publicatie
- 8 januari 2025
- Annotator
- Belastingjaar
- 01-01-2015 t/m 31-12-2017
- Zaaknummer
- 23/01296
- Relevante informatie
- Art. 3.16 lid 1 Wet IB 2001, Art. 3.29c Wet IB 2001, Art. 3.30 lid 2 Wet IB 2001, Art. 16 AWR, Art. 67e AWR
Inhoudsindicatie
Samenvatting
Belanghebbende drijft een eenmanszaak, waarvan de activiteiten bestaan uit het verstrekken van financieel advies en het verzorgen van administraties. Bovendien verzorgt belanghebbende zijn eigen administratie en eigen aangiften IB en OB. Belanghebbende is voormalig registeraccountant. Na zijn pensionering heeft belanghebbende middels zijn bv een aangiftepraktijk geëxploiteerd. In 2015 heeft belanghebbende de activiteiten van de bv voorgezet als eenmanszaak. Hierbij is een bedrag van € 30.000 aan de bv betaald voor overname van de activiteiten/klanten. Deze goodwill heeft belanghebbende geactiveerd op de fiscale balans van zijn eenmanszaak. Uit een controle is naar voren gekomen dat belanghebbende in 2015 verworven goodwill ten onrechte in drie jaar heeft afgeschreven. De inspecteur heeft navorderingaanslagen en vergrijpboetes van 25% wegens grove schuld opgelegd, waartegen belanghebbende is opgekomen. Over de afschrijving goodwill heeft het hof (hof Amsterdam 14 februari 2023, nrs. 22/00148, 22/00149 en 22/00150, ECLI:NL:GHAMS:2023:469, ) opgemerkt dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat belanghebbende de van zijn bv verworven goodwill tegen te hoge bedragen heeft afgeschreven dan wel heeft afgewaardeerd. Bij de beoordeling van de afschrijving dient ervan uit te worden gegaan dat een zakelijke prijs is betaald voor de overgenomen goodwill. Het gaat om zakelijke goodwill die verband houdt met de te verwachten overwinst van de onderneming en het door belanghebbende van de bv overgenomen klantenbestand. Persoonlijke goodwill kan geen bedrijfsmiddel vormen, omdat deze onlosmakelijk is verbonden met de ondernemer en activering hiervan is fiscaal niet mogelijk. Persoonlijke omstandigheden kunnen dan ook geen rol spelen bij het bepalen van de levensduur en de hoogte van de afschrijving of afwaardering van deze zakelijke goodwill. Belanghebbende voert als argument voor snelle afschrijving aan dat hij al een hoge leeftijd had en in slechte gezondheid verkeerde. De verwachting dat de onderneming drie jaar na de investering in de goodwill zou worden beëindigd was volgens belanghebbende op economische gronden gerechtvaardigd. Deze argumenten gaan belanghebbende persoonlijk aan, zodat terecht is geconstateerd dat versnelde afschrijving of afwaardering niet mogelijk is. Over de vergrijpboete merkt het hof op dat sprake is van grove schuld. Ter zake van het in drie jaar afschrijven van de geactiveerde goodwill is belanghebbende terecht verweten dat zijn gedraging in laakbaarheid aan opzet grenst. Belanghebbende is accountant geweest bij een groot accountantskantoor en voert een eigen aangiftepraktijk. Belanghebbende had moeten weten dat voor goodwill een afschrijvingstermijn van minstens tien jaar geldt en moeten beseffen dat de door hem geactiveerde goodwill zakelijke goodwill betrof en dat de levensduur van dit activum niet afhankelijk is van zijn persoonlijke omstandigheden. Belanghebbende heeft niets aangevoerd dat afwaardering op de lagere bedrijfswaarde van de goodwill zou kunnen rechtvaardigen. Voorts mag bij uitstek van iemand als belanghebbende worden verwacht dat hij enig onderzoek had gedaan naar de wettelijke regels. Het is dan ook onbegrijpelijk, en grof onachtzaam, dat hij zich niet nader heeft georiënteerd, terwijl hij over onderliggende informatie beschikte. Met minimale inspanning had belanghebbende de betreffende regels kunnen achterhalen dat zijn handelwijze niet juist was. Belanghebbende treft een ernstig verwijt dat hij dat niet heeft gedaan en zich ook niet anderszins heeft geïnformeerd.
De Hoge Raad heeft het ingestelde cassatieberoep ongegrond verklaard onder verwijzing naar art. 81.1 Wet RO.