NTFR 2025/19 - Grove schuld voor in Portugal wonende accountant wegens niet aangeven onroerende zaak box 3 (art. 81.1 Wet RO)
NTFR 2025/19 - Grove schuld voor in Portugal wonende accountant wegens niet aangeven onroerende zaak box 3 (art. 81.1 Wet RO)
Gegevens
- Publicatie
- NTFR 2025/19
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 20 december 2024
- Datum publicatie
- 8 januari 2025
- Annotator
- Belastingjaar
- 2012
- Zaaknummer
- 23/01891
- Relevante informatie
- Art. 5.2 Wet IB 2001, Art. 7.7 Wet IB 2001, Art. 6 lid 3 AWR, Art. 30fc lid 2 AWR, Art. 2 UR AWR 1994
Inhoudsindicatie
Samenvatting
Belanghebbende was werkzaam als adviseur/accountant in Nederland. Hij had een eenmanszaak in Nederland die in het verleden is omgezet in een bv. Omstreeks 2001 is belanghebbende gestopt met zijn werkzaamheden en in 2006 heeft hij zijn aandelen verkocht. Belanghebbende is sinds 2006 woonachtig te Portugal. In 2012 verrichtte belanghebbende geen werkzaamheden in Nederland en was hij buitenlands belastingplichtige voor de inkomstenbelasting. Belanghebbende heeft een stuk grond in bezit en in 2013 heeft belanghebbende een btw-nummer aangevraagd in verband met de verkoop van een deel daarvan. Voor de jaren 2006 tot en met 2008, alsmede het jaar 2013 zijn aangiften IB/PVV ingediend. In deze aangiften is de waarde van het stuk grond in box 3 opgenomen. Over de jaren 2009 tot en met 2012 is geen aangifte IB/PVV ingediend. Belanghebbende heeft in het hem met betrekking tot 2012 toegezonden formulier Opgaaf wereldinkomen (het formulier) uitsluitend ‘wereldinkomen uit werk en woning in 2012’ opgegeven en geen enkel voordeel uit sparen en beleggen vermeld. In hoger beroep is de vraag gerezen of belanghebbende terecht grove schuld verweten kan worden. Belanghebbende heeft, hoewel daartoe verplicht, niet verzocht om een uitnodiging tot het doen van aangifte. De inspecteur heeft door er op te wijzen dat belanghebbende in het formulier geen enkele melding heeft gemaakt van enig voordeel uit sparen en beleggen naar het oordeel van het hof (hof Amsterdam 4 april 2023, nr. 22/00414, ECLI:NL:GHAMS:2023:811, ) overtuigend aangetoond dat belanghebbende dermate nalatig is geweest bij het nakomen van zijn verplichtingen dat het aan zijn in laakbaarheid aan opzet grenzende schuld is te wijten dat aanvankelijk te weinig belasting is geheven. Daardoor is de inspecteur informatie onthouden waarvan redelijkerwijs niet kan worden betwijfeld dat zij tot belastingheffing zou hebben geleid. Redelijkerwijs bestaat er geen grond bij opgave van het wereldinkomen aan de Nederlandse fiscus uit te gaan van ‘Portugese maatstaven’, zeker niet nu het formulier uitdrukkelijk vraagt naar het bedrag van de rendementsgrondslag. Belanghebbende heeft ter zake geen onderzoek verricht met als gevolg dat sprake is van ernstig nalatig handelen hetgeen de aanwezigheid van grove schuld onderschrijft. Het hof acht de hoogte van de boete in overeenstemming met het verwijt dat belanghebbende wordt gemaakt. De boete is passend en geboden, aldus het hof.
De Hoge Raad heeft het ingestelde cassatieberoep ongegrond verklaard onder verwijzing naar art. 81.1 Wet RO.