Verlaagd btw-tarief voor vergoedingen inzake blokarten en powerkiten op strand met gebruikmaking strandpaviljoen

Verlaagd btw-tarief voor vergoedingen inzake blokarten en powerkiten op strand met gebruikmaking strandpaviljoen

Gegevens

Nummer
2025/97
Publicatiedatum
17 januari 2025
Auteur
Redactie
ECLI
ECLI:NL:HR:2025:8
Rubriek
Omzetbelasting
Relevante informatie

Belanghebbende organiseert voor bedrijven en particulieren tegen vergoeding buitensportactiviteiten (blokarten en powerkiten) op een openbaar ‘evenementenstrand’ in de nabijheid van een strandpaviljoen. Belanghebbende heeft in het strandpaviljoen exclusief de beschikking over een ontvangstruimte, een opslagruimte en een kleedruimte met douchegelegenheid.

Hof Amsterdam (ECLI:NL:GHAMS:2022:3635) heeft geoordeeld dat de prestaties van belanghebbende niet onder het verlaagde btw-tarief vallen omdat geen sprake is van het geven van gelegenheid tot sportbeoefening. In cassatie houdt de hofuitspraak echter geen stand.

Na een uiteenzetting van het juridische kader concludeert de Hoge Raad dat de dienstverlening van belanghebbende jegens haar afnemers bestaat uit het met gebruikmaking van door haar ter beschikking gestelde sportattributen geven van gelegenheid om op het evenementenstrand sporten als blokarten en powerkiten te beoefenen, en dat daarvan deel uitmaakt het door de sporters doen gebruiken van een aan belanghebbende exclusief ter beschikking gesteld deel van het strandpaviljoen voor instructie ter voorbereiding van het sporten en voor omkleeddoeleinden voorafgaand aan het sporten en na afloop daarvan, en dat dit gebruik door sporters ook feitelijk plaatsvindt.

Van het geven van gelegenheid tot sportbeoefening ex post b.3 van Tabel I kan ook sprake zijn wanneer het eigenlijke sporten geheel of gedeeltelijk plaatsvindt op openbaar terrein, mits dit sporten gepaard gaat met het ter beschikking stellen van een accommodatie die wordt gebruikt door de sporters met het oog op de voorbereiding voor het beoefenen van de sport en/of de afronding daarvan. Post b.3 van Tabel I sluit dus niet uit dat de eigenlijke sportbeoefening op openbaar terrein buiten een accommodatie plaatsvindt. Anders dan het hof heeft geoordeeld, sluit post b.3 van Tabel I dus ook niet dienstverlening uit die betrekking heeft op het beoefenen van een sport waarvoor als zodanig het gebruik van een sportaccommodatie niet noodzakelijk is, maar waarbij wel in het kader van het gelegenheid geven tot sportbeoefening, als geheel, een accommodatie wordt gebruikt voor het geven van instructie en/of voor het zich gereed maken voor het sporten door de sporters. De oordelen van het hof dat post b.3 van Tabel I niet van toepassing kan zijn, geven daarom blijk van een onjuiste rechtsopvatting.

De Hoge Raad doet zelf de zaak af. Het dossier laat geen andere conclusie toe dan dat de door belanghebbende aangeboden dienstverlening, als geheel genomen, uitsluitend verband houdt met de beoefening van sport, waaronder het ontvangen van de nodige instructie in een accommodatie, begeleiding, en het gebruik van kleedruimten ter voorbereiding op het eigenlijke sporten en na afloop daarvan. Deze dienstverlening valt daarom binnen de reikwijdte van post b.3 van Tabel I.

(Cassatieberoep gegrond.)

Deze samenvatting ziet ook op de arresten HR 17 januari 2025, nr. 22/04595, ECLI:NL:HR:2025:98 en HR 17 januari 2025, 22/04746 ECLI:NL:HR:2025:99.