NTFR 2002/466 - Deelnemingskosten
Aflevering 14, gepubliceerd op 04-04-2002 geschreven door prof. dr. J.N. BouwmanDe deelnemingskostenproblematiek is niet weg te branden uit de fiscale belangstelling. De meest in het oog lopende kwestie van de laatste tijd is uiteraard de vraag of het aftrekverbod van kosten die worden gemaakt in verband met buitenlandse deelnemingen strijdig is met het EG–recht voorzover deze deelnemingen in de EU zijn gevestigd. In dit verband kan worden verwezen naar HR 11 april 2001, nr. 35.729, BNB 2001/257Met conclusie van A–G Wattel en noot van J.A.G. van der Geld., NTFR 2001/593Met commentaar van Kors–Griep.. Daarin stelt de Hoge Raad prejudiciële vragen aangaande dit aftrekverbod en de verenigbaarheid daarvan met de in art. 52 EG–Verdrag (thans art. 43, EG–Verdrag) neergelegde vrijheid van vestiging. Hoewel dit arrest uitnodigt tot het geven van commentaar, wil ik het hier buiten beschouwing laten en mij richten op twee andere onderwerpen. Namelijk op de behandeling van aankoopkosten die verband houden met een deelneming en de regeling die sinds begin dit jaar in art. 13, lid 1, en art. 13d, lid 2, Wet VPB 1969 is opgenomen met betrekking tot earn out–regelingen. Beide onderwerpen staan in beginsel los van de vraag of het aftrekverbod voor kosten van buitenlandse deelnemingen stijdig is met het EG–recht. Zij zijn ook relevant in binnenlandse verhoudingen.