NTFR 2005/405 - Wettelijk overgangsrecht: goed regelen is noodzakelijk!
Aflevering 13, gepubliceerd op 31-03-2005 geschreven door prof. dr. A.O. LubbersOp 15 april 2005 wordt in Leiden een symposium gehouden over ‘fiscaal overgangsbeleid‘. Deelname aan dit gratis symposium is mogelijk door aanmelding via www.meijers.leidenuniv.nl. Wetenschappers en praktijkfiscalisten zullen met elkaar van gedachten wisselen over de wijze waarop het fiscale overgangsbeleid vorm zou moeten krijgen. Een voorzichtige voorzet heb ik gegeven in mijn oratie Fiscaal overgangbeleid, Leiden, 2004. Het is te hopen dat de fiscale wetgever, de uitvoerder van de wet en de fiscale rechter bij de wijziging van fiscale regels uiteindelijk een doordacht en consistent overgangsbeleid zullen gaan voeren. Ik heb de indruk dat in gevallen waarin de wetgever een nieuwe regel invoert, de uitvoerder een regeling anders gaat toepassen of de rechter een regel anders gaat uitleggen, de aandacht thans vooral is gericht op de (details van de) ‘nieuwe situatie‘. Er wordt in een aantal gevallen onvoldoende aandacht besteed aan de wijze waarop de overgang van de oude naar de nieuwe situatie dient te verlopen. Slechts zelden staat het overgangsrecht volop in de belangstellingRecentelijk is een wetsvoorstel ingediend, waarin enkel het overgangsrecht wordt geregeld in verband met het vervallen van de concernfinancieringsregeling (TK 2004–2005, 29 998, nr. 2). Er zijn natuurlijk ook wetsvoorstellen waarin juist het overgangsrecht discussie oproept. Dan gaat het vaak om de terugwerkende kracht van het desbetreffende wetsvoorstel. Gedacht kan worden aan de perikelen rondom het wetsvoorstel ‘Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting in verband met de invoering van een aftrekverbod voor de aankoopkosten van een deelneming‘ (29 381).; vaker is het gewoon een restpost. Het resultaat van deze ‘restpost–benadering‘ kan zijn dat onduidelijk is vanaf wanneer of op welke gevallen de nieuwe regeling van toepassing is. Ik beperk mij in deze opinie tot het wettelijk overgangsrecht. In het kader van de verandering van fiscale wetgeving zal de wetgever in de eerste plaats moeten beslissen of hij de nieuwe regeling invoert volgens de hoofdregel van onmiddellijke werking of dat hij een uitzondering op deze hoofdregel maakt en de regeling met terugwerkende kracht of uitgestelde werking invoert. In de tweede plaats zal hij – gegeven de gekozen inwerkingtredingsvariant – moeten bezien of hij flankerende maatregelen dient te treffen om het nadeel of voordeel dat een bepaalde categorie belastingplichtigen ondervindt als gevolg van de invoering van de nieuwe fiscale regel, weg te nemen. Tegen deze achtergrond is de constatering dat er in een gegeven geval geen overgangsrecht is getroffen, een onzinnige, omdat de wetgever altijd de inwerkingtreding van de nieuwe regel heeft moeten regelen. Wel kan het zijn dat er in een gegeven geval geen overgangsmaatregel is getroffen. De regeling die ontstaat nadat de wetgever deze twee stappen heeft gezet, duid ik aan met wettelijk overgangsrecht. Wettelijk overgangsrecht bevat doorgaans derhalve een werkingsregel–component en een overgangsmaatregel–component.