Home

Gerechtshof Den Haag, 22-02-2023, ECLI:NL:GHDHA:2023:276, BK-22/00857 tm BK-22/00859

Gerechtshof Den Haag, 22-02-2023, ECLI:NL:GHDHA:2023:276, BK-22/00857 tm BK-22/00859

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Den Haag
Datum uitspraak
22 februari 2023
Datum publicatie
9 maart 2023
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2023:276
Formele relaties
Zaaknummer
BK-22/00857 tm BK-22/00859
Relevante informatie
Art. 16 aanhef en onderdeel d Wet WOZ, Art. 17 Wet WOZ, Art. 22 Wet WOZ

Inhoudsindicatie

Art. 16, aanhef en letters a en d, Wet WOZ. Objectafbakening. Drie tuinbouwbedrijven die een kilometer of meer uit elkaar liggen, ieder afzonderlijk voor het productieproces zijn uitgerust en operationeel zijn alsmede afzonderlijk verkoopbaar zijn, vormen geen samenstel in de zin van de Wet WOZ. Ook de twee tuinbouwbedrijven die op een afstand van 600 meter door een fietspad met elkaar zijn verbonden, vormen geen samenstel. De keuze om voorraden en kleine machines te verplaatsen en personeel op alle locaties in te zetten berust op een subjectieve keuze van de ondernemer om zijn bedrijfsproces bedrijfseconomisch op een bepaalde wijze in te richten.

Uitspraak

Team Belastingrecht

meervoudige kamer

nummers BK-22/00857 tot en met BK-22/00859

in het geding tussen:

[X] h.o.d.n. [X-1] , te [Z] , belanghebbende,

(gemachtigde: E. Staas)

en

de heffingsambtenaar van het Samenwerkingsverband Vastgoedinformatie Heffing en Waardebepaling, de Heffingsambtenaar,

(vertegenwoordiger: […] )

inzake het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Rotterdam (de Rechtbank) van 27 juli 2022, nummers ROT 21/1484, ROT 21/3413 en ROT 21/3414.

Procesverloop

1.1.

De Heffingsambtenaar heeft bij beschikkingen van 29 februari 2020 op grond van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) de waarde per 1 januari 2019 van de onroerende zaken, plaatselijk bekend [adres 1] te [woonplaats 1] , [adres 2] te [woonplaats 2] en [adres 3] te [woonplaats 3] voor het belastingjaar 2020 vastgesteld op respectievelijk € 2.068.000, € 6.260.000 en € 3.148.000 (de beschikkingen).1

1.2.

Met de beschikkingen zijn in één geschrift bekendgemaakt en verenigd de door de gemeente Lansingerland aan belanghebbende voor het jaar 2020 opgelegde aanslagen in de onroerendezaakbelasting ter zake van de eigendom en het gebruik van de onroerende zaken alsmede de door de gemeente aan belanghebbende opgelegde aanslagen afvalstoffenheffing en rioolheffing ter zake van het gebruik van de onroerende zaken (de aanslagen).

1.3.

Bij in één geschrift bekend gemaakte uitspraken op bezwaar heeft de Heffingsambtenaar het bezwaar tegen de beschikkingen en de aanslagen ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep ingesteld bij de Rechtbank. Er is € 49 aan griffierecht geheven. De Rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.

1.5.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof. In verband daarmee is een griffierecht geheven van € 136. De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.6.

De mondelinge behandeling van de zaken heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 11 januari 2023. Partijen zijn verschenen. Belanghebbende heeft een pleitnota overgelegd. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

Feiten

2.1.

Belanghebbende, die onder de naam [A] een tuinbouwbedrijf voor het telen van verschillende tomatenrassen exploiteert, is op 1 januari 2020 eigenaar en gebruiker van de onroerende zaken. [adres 1] , [adres 3] en [adres 2] zijn respectievelijk sinds 2000, 2006 en 2016 bij belanghebbende in eigendom.

2.2.

[adres 1] heeft een perceeloppervlakte van 52.270 m², [adres 3] heeft een perceeloppervlakte van 72.378 m² en [adres 2] heeft een perceeloppervlakte van 83.306 m². De onroerende zaken zijn glastuinbouwlocaties, bestaande uit glasopstanden, opslagruimtes met koelcellen, verpakkingsruimtes, kantines/kleedruimtes en sanitair voor personeel en kantoorruimtes. De onroerende zaken hebben een eigen bewatering- en bemestingssysteem en warmtekrachtkoppeling.

2.3.

Het productieproces van de tomaten vindt op alle drie onroerende zaken plaats. De tomatenplanten blijven steeds op één onroerende zaak staan. De teeltcycli zijn zo op elkaar afgestemd dat jaarrond tomaten kunnen worden geleverd. Er vindt transport plaats tussen de onroerende zaken, bijvoorbeeld om een deel van de geteelde tomaten te verpakken, teeltmachines op de verschillende locaties te kunnen gebruiken en koelcellen optimaal te benutten. Het personeel van belanghebbende is op alle drie onroerende zaken werkzaam.

2.4.

De afstand tussen [adres 1] en [adres 2] bedraagt 4.160 meter en tussen [adres 2] en [adres 3] 4.100 meter. Tussen [adres 1] en [adres 3] bedraagt de afstand hemelsbreed 464 meter en over het fietspad 600 meter. Over het fietspad is vervoer mogelijk met een vorkheftruck. Vervoer met een vrachtauto of auto kan alleen via de weg plaatsvinden. De afstand tussen [adres 1] en [adres 3] bedraagt in dat geval een kilometer.

Oordeel van de Rechtbank

3. De Rechtbank heeft geoordeeld, waarbij belanghebbende is aangeduid als eiser en de Heffingsambtenaar als verweerder:

“5.1. Bij de beantwoording van de vraag in hoeverre de door eiser in zijn bedrijf aangewende eigendommen als een samenstel moeten worden aangemerkt, is beslissend of het bedrijf als één samenhangend geheel moet worden beschouwd waarbinnen de eigendommen voor één organisatorisch doel worden aangewend (zie Hoge Raad van 9 mei 2003, ECLI:NL:HR:2003:AD6058 (Schipholarrest)). Volgens de Hoge Raad behoren tot de omstandigheden die bij de toetsing aan het samenstelbegrip in aanmerking worden genomen, ook de omstandigheden die niet voor derden waarneembaar zijn. Deze factor is echter niet als enige bepalend (zie Hoge Raad van 13 november 2009, ECLI:NL:HR:2009:BK3060).

5.2.

Vaststaat dat de afstand tussen [adres 3] en [adres 2] en de afstand tussen [adres 1] en [adres 2] hemelsbreed circa 4.100 meter bedraagt. Deze afstand is dermate ruim dat reeds hierom niet zonder meer geconcludeerd kan worden dat sprake is van een geografische samenhang tussen [adres 2] en de andere twee locaties. Vaststaat verder dat de afstand tussen [adres 3] en [adres 1] hemelsbreed circa 500 meter bedraagt. Tussen deze locaties zijn wegen en gebouwde en ongebouwde eigendommen van derden gelegen. Dit vormt op zichzelf geen belemmering voor het vormen van een samenstel. Volgens de wetsgeschiedenis is immers niet vereist dat de locaties alle op één terrein zijn gesitueerd (Kamerstukken II, 1992/93 22 885, nr. 3, blz. 43). Zoals in 5.1. is overwogen, zijn evenwel ook andere omstandigheden van belang. In dit kader heeft verweerder onbetwist verklaard dat hij de locaties heeft bezocht en daarbij een toelichting heeft gekregen op het bedrijfsproces. Hieruit is gebleken dat het teeltproces op alle locaties hetzelfde is en dat de planten op de locaties blijven en dezelfde behandeling krijgen. Ook hebben alle locaties een koelcel, een voorraad meststoffen en verpakkingen, een opslagruimte en een eigen bewatering- en bemestingssysteem en warmtekrachtkoppeling. Hoewel de locaties gebruikt worden voor hetzelfde doel, namelijk het telen van tomaten, heeft eiser niet aannemelijk gemaakt de productieprocessen van de locaties afhankelijk van elkaar zijn. Daar komt bij dat niet is gebleken dat de locaties bij elkaar een beduidend grotere functionaliteit hebben dan de locaties individueel zouden hebben. Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van een functionele en organisatorische samenhang. Dat een deel van de bedrijfsvoering, zoals het verpakken van tomaten, in het kader van efficiency wordt gedaan op een andere locatie ( [adres 1] ), maakt dat niet anders. Eiser heeft niet weersproken dat de plaats van dit deel niet essentieel is voor het productieproces en dat de uitvoering van dit deel van de bedrijfsvoering op elke locatie zou kunnen plaatsvinden. Ook de omstandigheid dat de locaties op bepaalde organisatorische vlakken, zoals de administratie en het transport, vanuit de locatie [adres 4] worden aangestuurd, leidt niet tot een ander oordeel, omdat dit op zichzelf onvoldoende is om te concluderen dat sprake is van een organisatorische samenhang.

5.3.

Gezien de omstandigheden zoals vermeld in 5.2., in samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat de locaties, naar de omstandigheden beoordeeld, niet kunnen worden aangemerkt als één onroerende zaak. De verwijzing naar de utispraak van rechtbank Oost-Brabant van 20 april 2018, ECLI:NL:RBOBR:2018:1978 treft geen doel, omdat de feiten en omstandigheden in genoemde zaken onvoldoende vergelijkbaar zijn met de onderhavige zaak.

6. Gelet op het voorgaande heeft verweerder de locaties juist afgebakend. Nu de waarde van locaties op zichzelf niet wordt betwist, is de aanslag terecht en tot een juist bedrag opgelegd.

7. De beroepen zijn ongegrond.

8. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.”

Omschrijving geschil in hoger beroep en conclusies van partijen

Beoordeling van het hoger beroep

Proceskosten

Beslissing