NTFR 2025/42 - Naheffingsaanslagen parkeerbelasting vernietigd omdat coulancebeleid niet consequent is toegepast
NTFR 2025/42 - Naheffingsaanslagen parkeerbelasting vernietigd omdat coulancebeleid niet consequent is toegepast
Gegevens
- Publicatie
- NTFR 2025/42
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 14 november 2024
- Datum publicatie
- 8 januari 2025
- Annotator
- Y. Saïdiwerkzaam bij de wetgevingsdirectie van de ministeries van EZ, LVVN en KGG. De auteur schrijft op persoonlijke titel
- Belastingjaar
- 11-03-2022 t/m 26-03-2022
- Zaaknummer
- BRE 22/5003 t/m 22/5007
- Relevante informatie
- Art. 225 Gemw, Art. 6:15 Awb
Inhoudsindicatie
parkeerbelasting, vertrouwensbeginsel, gelijkheidsbeginsel, begunstigend beleid, zorgvuldigheidsbeginsel, procesbelang, parkeervergunning
Samenvatting
Aan belanghebbende zijn verscheidene naheffingsaanslagen parkeerbelasting opgelegd. De reden is dat belanghebbende tussen 11 en 15 maart steeds op dezelfde plek heeft geparkeerd, maar zijn parkeervergunning reeds op 1 maart 2022 was verlopen. Belanghebbende stelt dat de heffingsambtenaar bij het verlengen van de parkeervergunning onzorgvuldig heeft gehandeld omdat aan belanghebbende geen betalingsherinnering is gestuurd. De rechtbank verwerpt deze stelling. Belanghebbende is zelf verantwoordelijk voor het tijdig verlengen van de parkeervergunning. Hangende het beroep heeft de heffingsambtenaar de eerste van de vijf openstaande naheffingsaanslagen vernietigd. Reden is dat belanghebbende op de datum van die naheffingsaanslag nog niet bekend was met de eerder opgelegde naheffingsaanslagen en hij zijn handelen daarom nog niet heeft kunnen aanpassen. Om diezelfde reden heeft de heffingsambtenaar al eerder elf naheffingsaanslagen vernietigd. De rechtbank begrijpt hieruit dat de heffingsambtenaar begunstigend coulancebeleid voert waarop belanghebbende zich kan beroepen op grond van het gelijkheidsbeginsel of het vertrouwensbeginsel. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar het coulancebeleid niet goed heeft toegepast. Belanghebbende heeft geloofwaardig en consistent verklaard dat hij reeds vóór het opleggen van de eerste naheffingsaanslag zijn parkeervergunning had verlengd. De heffingsambtenaar heeft ook niet geadstrueerd dat belanghebbende reeds vóór het opleggen van de vier resterende naheffingsopslagen op de hoogte was van de eerder opgelegde naheffingsaanslagen zodat hij zijn handelen kon aanpassen. De resterende naheffingsaanslagen worden eveneens vernietigd.
(Vier beroepen gegrond, één beroep niet-ontvankelijk.)
Noot
In onderhavige zaak zijn de naheffingsaanslagen in beginsel terecht opgelegd. De parkeerbelasting is een objectieve belasting (conclusie A-G Pauwels van 28 juni 2024, ECLI:NL:PHR:2024:710, ). Parkeerders zijn altijd zelf verantwoordelijk voor het betalen van de verschuldigde belasting, ongeacht de reden waarom zij niet hebben kunnen betalen. De centrale vraag is echter of het inconsistent toepassen van het coulancebeleid ertoe leidt dat de naheffingsaanslagen onterecht zijn gehandhaafd. De rechtbank is niet bevoegd om op grond van coulance af te wijken van wet- en regelgeving; deze bevoegdheid ligt uitsluitend bij gemeenten. Bij de beoordeling van dergelijk beleid moet de rechtbank zich beperken tot de vraag of het beleid consistent is toegepast (HR 22 september 2017, ECLI:NL:HR:2017:2434, ). De rechtbank oordeelt dat het coulancebeleid inconsistent is toegepast en dat de naheffingsaanslagen om die reden moeten worden vernietigd. Opvallend is dat de gemeente in bezwaar elf van de zestien naheffingsaanslagen zelf heeft vernietigd. Vervolgens vernietigt de rechtbank vier van de resterende vijf naheffingsaanslagen. Hoewel geen rechtsregel gemeenten verplicht om bij repeterende overtredingen van de parkeerregels te onderzoeken of er sprake is van een misverstand, mag van een gemeente worden verwacht dat zij bij het opleggen van naheffingsaanslagen zorgvuldig handelt. Dit geldt des te meer als er een coulancebeleid bestaat dat een nuancering vormt op het objectieve karakter van de parkeerbelasting. In de onderhavige zaak lijkt het erop dat belanghebbende via bezwaar en beroep coulance moet afdwingen, omdat de gemeente bij het opleggen van de aanslagen geen rekening heeft gehouden met dit beleid.