NTFR 2000/720 - Overdracht pensioenkapitaal naar Belgische verzekeraar
Aflevering 21, gepubliceerd op 20-05-2000 De vier, in België wonende, eisers zijn voornemens hun bij een Nederlandse verzekeraar ondergebrachte pensioenkapitaal over te dragen aan een Belgische verzekeraar. Zij wensen vooraf zekerheid dat de overdracht onbelast kan geschieden. De fiscus weigert echter een verklaring als bedoeld in art. 27, lid 7, Wet LB 1964 af te geven. Dit leidt tot een kortgedingprocedure bij de civiele rechter. De advocaat-generaal gaat eerst in op een aantal formeelrechtelijke vragen. Zijns inziens is de civiele rechter bevoegd en mag deze zich over de vordering van de eisers uitlaten. Twee van de vier eisers hebben zijns inziens een onvoldoende spoedeisend belang. De advocaat-generaal gaat vervolgens in op de materieelrechtelijke vraag hoe de overdracht van pensioenkapitaal onder het Verdrag met België moet worden gekwalificeerd. Naar intern recht kan Nederland de overdracht onderwerpen aan de heffing/inhouding van loonbelasting (nu: art. 19b, Wet LB 1964). De vraag is of deze bevoegdheid door het verdrag opzij wordt gezet ten gunste van de woonstaat, België. Hij komt tot de slotsom dat artikel 22 (het restartikel) van het verdrag van toepassing is, wat betekent dat België heffingsbevoegd is, en dat de fiscus de gevraagde verklaring alsnog aan de eisers moet afgeven. Overigens is de advocaat-generaal van oordeel dat een beroep op (nu) art. 49 EG-Verdrag – inzake het vrije verkeer van (verzekerings)diensten – de eisers niet kan baten.