NTFR 2000/1515 - Antwoord op vragen over beleid stakingswinstvrijstelling
Aflevering 41, gepubliceerd op 14-10-2000 De staatssecretaris heeft vragen van het Tweede-Kamerlid Bibi de Vries over het beleid inzake de leeftijdsgrens bij de stakingswinstvrijstelling beantwoord. Het Gerechtshof 's-Gravenhage heeft in zijn uitspraak van 9 mei 2000 (nr. 99/0882, NTFR 2000/935) beslist dat voor de toepassing van de verhoogde stakingswinstvrijstelling (art. 8, lid 1, aanhef en onderdeel d, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964) de leeftijd van 55 jaar pas behoeft te zijn bereikt aan het einde van het kalenderjaar waarin de onderneming is gestaakt. Tot deze uitspraak was volgens de staatssecretaris de gangbare mening dat voor de toepassing van de in 1987 geïntroduceerde verhoogde stakingswinstvrijstelling de leeftijd van de belastingplichtige ten tijde van de staking beslissend is. Daarbij verwijst hij ook naar de in de literatuur verschenen commentaren op de uitspraak van het hof. In zijn commentaar in NTFR 2000/935 komt ook Kuypers tot de conclusie dat het Haagse hof te ver gaat met het oprekken van de leeftijdsgrens. Volgens de staatssecretaris heeft de inspecteur in redelijkheid kunnen oordelen dat het Besluit van 21 juli 1995 (AFZ 94/4519), zoals gewijzigd bij Besluit van 26 januari 1998 (AFZ97/4609), niet van toepassing was op het moment dat hij besliste over de aangifte en het bezwaar dat heeft geleid tot de uitspraak van het Gerechtshof 's-Gravenhage. Indien er geen twijfel bestaat over de beantwoording van een rechtsvraag, is er immers geen aanleiding terzake uitvoeringsbeleid vast te stellen en te publiceren. Volgens de staatssecretaris is pas sinds de uitspraak van het Gerechtshof sprake van een rechtsvraag waarvan de beantwoording niet (langer) helder is. Daarop is overgegaan tot het vaststellen en publiceren van het Besluit van 1 augustus 2000 (CPP/1339M, NTFR 2000/1189).