Aflevering 42

Gepubliceerd op 21 oktober 2000

NTFR 2000/1535 - Plannen Belastingdienst 2001-2005

Aflevering 42, gepubliceerd op 21-10-2000
De staatssecretaris van Financiën heeft de plandocumenten Belastingdienst 2001-2005 aangeboden aan de Tweede Kamer. Het gaat om het Bedrijfsplan en de Sectorplannen Klantbehandeling en Rechtstoepassing. In het Bedrijfsplan worden de beleidsuitgangspunten van de Belastingdienst ten aanzien van de zogenoemde vaste waarden (bijvoorbeeld de permanente opdracht, bedrijfsfilosofie en strategische doelstellingen) en de processen besproken. In de sectorplannen worden de beleidsuitgangspunten en maatregelen zoals beschreven in het Bedrijfsplan nader uitgewerkt. De plannen bevatten geen schokkende koerswijzigingen ten opzichte van voorgaande jaren. Wel geven zij een gedetailleerd beeld van de (geplande) werkwijze, doelstellingen en structuur van de Belastingdienst. Als bijlage bij de plannen is een overzicht van alle kennisgroepen per middel opgenomen.

NTFR 2000/1536 - Voortgang wetgeving Belastingherziening 2001

Aflevering 42, gepubliceerd op 21-10-2000
In een brief aan de Tweede Kamer heeft de staatssecretaris een voorstel gedaan voor de planning van de behandeling van de Tariefwet 2001, Belastingplan 2001 en de Veegwet. De staatssecretaris schrijft dat het streven er op is gericht de Veegwet bij de Tweede Kamer in te dienen aan het eind van week 42 danwel uiterlijk aan het begin van week 43. Uit een persbericht van 18 oktober blijkt dat de Veegwet op 23 oktober, week 43 dus, zal worden gepresenteerd. Eerdere indiening van de Veegwet bij de Tweede Kamer is volgens de staatssecretaris onmogelijk. Hierbij speelt onder meer een rol wat in redelijkheid aan adviestempo van de Raad van State kan worden verwacht.

NTFR 2000/1543 - Beantwoording kamervragen kosten kinderopvang uitgesteld

Aflevering 42, gepubliceerd op 21-10-2000
De staatssecretaris geeft te kennen dat hij er de voorkeur aan geeft de Kamervragen die naar aanleiding van de uitspraak van Hof Den Haag nr. 98-02467 (NTFR 2000/509) zijn gesteld over de aftrek van kosten van kinderopvang (NTFR 2000/1396) nog niet te beantwoorden, omdat door belanghebbende beroep in cassatie is ingesteld. In de uitspraak deed het hof een oproep aan de wetgever om de door haar geconstateerde discriminatie bij de fiscale behandeling van kinderopvang op te heffen. De discriminatie bestaat volgens het hof uit het verschil in behandeling van vergoedingen van kosten door de werkgever en de aftrek van kosten voor kinderopvang. Bij vergoeding door de werkgever wordt voor de (on)belastbaarheid slechts gekeken naar één inkomen terwijl bij de aftrek het gezamenlijk inkomen bepalend is.

NTFR 2000/1558 - Sportaccommodaties en BTW-heffing

Aflevering 42, gepubliceerd op 21-10-2000
Bij de BTW-heffing van sportaccommodaties moet onderscheid worden gemaakt tussen de volgende drie situaties: 1) De verhuur van sportaccommodaties op commerciële basis; vrijgesteld. 2) Het verlenen van toegang tot sportaccommodaties op commerciële basis; 17,5%. 3) Het verhuren van of toegang verlenen tot sportaccommodaties op niet-commerciële basis; vrijgesteld. Bij Wet van 18 december 1995, de zogenoemde Wet bestrijding constructies met onroerende zaken, is een halt toegeroepen aan onbedoeld gebruik dat vrijgestelde ondernemers en overheden maakten van de BTW-wetgeving met betrekking tot onroerende zaken. De opbrengst van die wet is teruggesluisd in de vorm van specifieke fiscale lastenverlichting. Ook de sportsector heeft hiervan met ingang van 1 januari 1996 in de BTW-sfeer een deel ontvangen: het verlenen van toegang tot sportwedstrijden en sportmanifestaties is overgebracht van het algemene naar het verlaagde tarief; de zogenoemde fondswervingsvrijstelling voor vrijgestelde (sport)verenigingen is zowel voor leveringen als voor diensten op jaarbasis met f 25.000 verhoogd en de vrijstellingsgrens voor kantine-omzet van sportverenigingen is eveneens op jaarbasis met f 25.000 verhoogd. Het belast verhuren van commerciële sportaccommodaties is in 1995 nog als oneigenlijk gekwalificeerd en om die reden onmogelijk gemaakt. Nu hetgeen kwalificeert als vrijgestelde verhuur van onroerend goed overbrengen naar het verlaagde BTW-tarief, zou betekenen dat de reparatiewetgeving van 1995 voor deze vormen van verhuur haar belang verliest. Het resultaat van het oneigenlijk gebruik toen en het eventueel overbrengen van de verhuur van sportaccommodaties nu, is immers hetzelfde: de verhuur van onroerende zaken geschiedt belast in plaats van vrijgesteld; waarbij nog komt dat nu geheven zou worden naar het verlaagde tarief (in plaats van het algemene tarief toen). Daarbij past wel de kanttekening dat eerder genoemd 'jojo-effect' in het geval van overbrenging naar het verlaagde BTW-tarief niet mogelijk zal zijn. Bij het verlenen van toegang tot sportaccommodaties is, zoals gezegd, niet altijd sprake van verhuur van onroerende zaken, zoals is aangegeven onder II. Voor zover van verhuur geen sprake is, is ook het hiervoor beschrevene inzake de constructiebestrijding niet van toepassing, maar is in voorkomend geval wel geprofiteerd van de beschreven terugsluismaatregelen.