NTFR 2000/1558 - Sportaccommodaties en BTW-heffing
Aflevering 42, gepubliceerd op 21-10-2000 Bij de BTW-heffing van sportaccommodaties moet onderscheid worden gemaakt tussen de volgende drie situaties: 1) De verhuur van sportaccommodaties op commerciële basis; vrijgesteld. 2) Het verlenen van toegang tot sportaccommodaties op commerciële basis; 17,5%. 3) Het verhuren van of toegang verlenen tot sportaccommodaties op niet-commerciële basis; vrijgesteld. Bij Wet van 18 december 1995, de zogenoemde Wet bestrijding constructies met onroerende zaken, is een halt toegeroepen aan onbedoeld gebruik dat vrijgestelde ondernemers en overheden maakten van de BTW-wetgeving met betrekking tot onroerende zaken. De opbrengst van die wet is teruggesluisd in de vorm van specifieke fiscale lastenverlichting. Ook de sportsector heeft hiervan met ingang van 1 januari 1996 in de BTW-sfeer een deel ontvangen: het verlenen van toegang tot sportwedstrijden en sportmanifestaties is overgebracht van het algemene naar het verlaagde tarief; de zogenoemde fondswervingsvrijstelling voor vrijgestelde (sport)verenigingen is zowel voor leveringen als voor diensten op jaarbasis met f 25.000 verhoogd en de vrijstellingsgrens voor kantine-omzet van sportverenigingen is eveneens op jaarbasis met f 25.000 verhoogd. Het belast verhuren van commerciële sportaccommodaties is in 1995 nog als oneigenlijk gekwalificeerd en om die reden onmogelijk gemaakt. Nu hetgeen kwalificeert als vrijgestelde verhuur van onroerend goed overbrengen naar het verlaagde BTW-tarief, zou betekenen dat de reparatiewetgeving van 1995 voor deze vormen van verhuur haar belang verliest. Het resultaat van het oneigenlijk gebruik toen en het eventueel overbrengen van de verhuur van sportaccommodaties nu, is immers hetzelfde: de verhuur van onroerende zaken geschiedt belast in plaats van vrijgesteld; waarbij nog komt dat nu geheven zou worden naar het verlaagde tarief (in plaats van het algemene tarief toen). Daarbij past wel de kanttekening dat eerder genoemd 'jojo-effect' in het geval van overbrenging naar het verlaagde BTW-tarief niet mogelijk zal zijn. Bij het verlenen van toegang tot sportaccommodaties is, zoals gezegd, niet altijd sprake van verhuur van onroerende zaken, zoals is aangegeven onder II. Voor zover van verhuur geen sprake is, is ook het hiervoor beschrevene inzake de constructiebestrijding niet van toepassing, maar is in voorkomend geval wel geprofiteerd van de beschreven terugsluismaatregelen.