Aflevering 9

Gepubliceerd op 2 maart 2006

NTFR 2006/311 - Het verantwoorden van belangen in en resultaten uit personenvennootschappen

Aflevering 9, gepubliceerd op 02-03-2006 geschreven door dr. J. Doornebal
Op 22 november 2005 heeft mevrouw Dezentjé Hamming (Tweede–Kamerlid voor de VVD) schriftelijke vragen gesteld over de verantwoording van belangen in en resultaten uit transparante entiteiten, zoals maatschappen, vennootschappen onder firma en commanditaire vennootschappen, op de fiscale balans, respectievelijk de fiscale winst– en verliesrekening van inkomstenbelastingplichtige en vennootschapsbelastingplichtige deelnemers in deze entiteiten. Tot voor kort was het in de praktijk gebruikelijk om dergelijke belangen en resultaten (hierna kortheidshalve aangeduid als PV–belangen, respectievelijk PV–resultaten) als één post te verantwoorden op de fiscale balans, respectievelijk de fiscale winst– en verliesrekening van deze deelnemers. Bij de introductie van de elektronische winstaangifte zijn echter de in te dienen balans en winst– en verliesrekening gestandaardiseerd. Uit het antwoord van de staatssecretaris van Financiën van 19 december 2005 op de door mevrouw Dezentjé Hamming gestelde vragen blijkt dat inkomstenbelastingplichtige deelnemers hun PV–belang in en hun PV–resultaat uit een transparante entiteit (hierna kortheidshalve aangeduid als PV) in één post mogen blijven verantwoorden op hun fiscale balans, respectievelijk hun fiscale winst– en verliesrekening. Dit geldt echter niet voor vennootschapsbelastingplichtige deelnemers: zij moeten volgens de staatssecretaris een evenredig deel van alle activa en passiva van de PV op hun fiscale balans en een evenredig deel van alle omzet en kosten van de PV in hun fiscale winst– en verliesrekening opnemen. Mevrouw Dezentjé Hamming wijst in haar vragen op de omvangrijke administratieve lasten die aan dit laatste zijn verbonden en vraagt de staatssecretaris of hij bereid is om toe te staan dat de evenredige toerekening van activa en passiva en van omzet en kosten achterwege blijft en dat het PV–belang en het PV–resultaat – zoals voorheen – in één bedrag op de fiscale balans, respectievelijk de fiscale winst– en verliesrekening worden verantwoord. De staatssecretaris beantwoordt deze vraag ontkennend.

NTFR 2006/320 - Besluit over duurzaam gescheiden leven herzien

Aflevering 9, gepubliceerd op 02-03-2006
De staatssecretaris van Financiën actualiseert en verduidelijkt het besluit over duurzaam gescheiden leven (besluit van 20 december 2000, nr. CPP2000/3039M). In het besluit wordt geregeld dat de Belastingdienst geen actief onderzoek zal instellen naar de vraag of gehuwden duurzaam gescheiden leven in de situatie dat de echtelijke samenleving door ziekte en/of invaliditeit van één of beide echtgenoten min of meer duurzaam is verbroken. Dat onderzoek is namelijk moeilijk uitvoerbaar en voor belastingplichtigen vaak emotioneel belastend.

NTFR 2006/328 - Antwoorden op Kamervragen over heffingsrente

Aflevering 9, gepubliceerd op 02-03-2006
De staatssecretaris van Financiën beantwoordt vragen van Tweede-Kamerlid Kant (SP) over de heffingsrente bij het opleggen van belastingaanslagen. De vragen richten zich op de toepassing van de heffingsrente in het algemeen en op de berekening van heffingsrente bij het opleggen van aanslagen in verband met een ten onrechte terugontvangen algemene heffingskorting in het bijzonder. In de antwoorden legt de staatssecretaris uit hoe de berekening van heffingsrente werkt en dat hij niet voornemens is om daarin aanpassingen aan te brengen, ook niet als er sprake is van verwijtbaarheid aan de kant van de Belastingdienst. Dat past immers niet bij het neutrale karakter van de heffingsrente. Wel wijst hij erop dat belastingplichtigen zelf de in rekening gebrachte heffingsrente kunnen beperken door om een voorlopige aanslag te verzoeken of, als er al een voorlopige aanslag is opgelegd, deze aan te laten passen. De Belastingdienst zal dan zo snel mogelijk een (nadere) voorlopige aanslag vaststellen. Als dat niet of laat gebeurt terwijl wel een schriftelijk verzoek daartoe is gedaan, dan is in een besluit (besluit van 24 oktober 2001, nr. CPP2001/2110M) geregeld dat indien de Belastingdienst ondanks een dergelijk verzoek niet binnen drie maanden een (nadere) voorlopige aanslag vaststelt, de heffingsrente over de periode van de aan de Belastingdienst te wijten vertraging op schriftelijk verzoek van de belastingplichtige wordt verminderd.

NTFR 2006/331 - MvF: vanaf 1 maart digitale BTW-teruggaafverzoeken buitenlandse ondernemers

Aflevering 9, gepubliceerd op 02-03-2006
In dit besluit wordt aangegeven dat vanaf 1 maart 2006 buitenlandse ondernemers die door middel van gemachtigden teruggaafverzoeken omzetbelasting indienen onder de 8e en 13e Richtlijn, deze digitaal (elektronisch) kunnen indienen. Een papieren versie van de verzoeken, met de bijbehorende documenten, behoeft dan niet meer te worden ingeleverd. Aan deze elektronische inzending is wel een aantal voorwaarden, die vooral betrekking hebben op de gemachtigde en zijn administratieve organisatie, verbonden. De originele facturen worden door de gemachtigde bewaard en dienen eventueel op verzoek van de Belastingdienst alsnog toegezonden te worden of controleerbaar te zijn. Bovendien gaat de gemachtigde – ongeacht de mogelijkheid tot verhaal op de betrokken buitenlandse ondernemer – onvoorwaardelijk akkoord met terugbetaling van ten onrechte verleende teruggaven.