Home

Gerechtshof Amsterdam, 23-07-2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:3025, 17/00394 17/00357

Gerechtshof Amsterdam, 23-07-2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:3025, 17/00394 17/00357

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
23 juli 2020
Datum publicatie
10 februari 2021
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2020:3025
Formele relaties
Zaaknummer
17/00394 17/00357

Inhoudsindicatie

Naheffingsaanslag OB en boete; verdedigingsbeginsel; bewijslast; fraude in de keten?; wist of had belanghebbende moeten weten van fraude?; art. 8:45 Awb/zorgvuldigheidsbeginsel; neutraliteitsbeginsel; vertrouwensbeginsel; getuigen

Uitspraak

kenmerken 17/00357 en 17/00394

23 juli 2020

uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur,

alsmede op het hoger beroep en incidenteel hoger beroep van

[belanghebbende] , gevestigd te [Z] , belanghebbende,

(gemachtigden: mr. G.J.M.E. de Bont en mr. P.J. Draijer)

tegen de uitspraak van 30 juni 2017 in de zaak met kenmerk HAA 13/1480 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur

en

de Staat der Nederlanden (de Minister van Justitie en Veiligheid), de Minister,

op het verzoek van belanghebbende tot het toekennen van een vergoeding van immateriële schade.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende met dagtekening 28 maart 2012 over het tijdvak

1 januari 2007 tot en met 31 december 2010 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd van € 33.725.496, alsmede bij beschikking een boete van € 16.862.748. Bij beschikking is € 2.492.252 heffingsrente berekend.

1.2.

De inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 22 februari

2013 de naheffingsaanslag verminderd tot € 30.618.452 en de boete verminderd tot € 15.309.226. De heffingsrente is verminderd tot € 2.330.397. De inspecteur heeft voorts een vergoeding voor de proceskosten in bezwaar toegekend van € 470.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep ingesteld bij de rechtbank.

De inspecteur heeft bij de inbreng van stukken in de beroepsfase drie maal een beroep gedaan op beperkte kennisneming als bedoeld in artikel 8:29 van de Awb. De rechtbank heeft op deze verzoeken beslist op 4 december 2015, 18 november 2016 en 14 december 2016.

De rechtbank heeft in haar uitspraak van 30 juni 2017 als volgt beslist op het beroep van belanghebbende (belanghebbende wordt in de uitspraak van de rechtbank aangeduid als ‘eiseres’ en de inspecteur als ‘verweerder’):

“De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraken op bezwaar;

- vernietigt de naheffingsaanslag, de beschikking heffingsrente en de boetebeschikking, en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraken op bezwaar;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 3.960, en

- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 318 aan eiseres te vergoeden.”

1.4.

Het tegen deze uitspraak door de inspecteur ingestelde hoger beroep (zaaknummer 17/00357) is op 18 juli 2017 bij het Hof ingekomen en is aangevuld bij brief van 19 september 2017. Het door belanghebbende ingestelde principaal hoger beroep en (voorwaardelijk) incidenteel hoger beroep (zaaknummer 17/00394) is bij het Hof ingekomen op 11 augustus 2017 en is aangevuld bij brieven van 27 oktober 2017 en 22 januari 2018. Beide partijen hebben een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het Hof heeft van partijen de volgende nadere stukken ontvangen, waarvan telkens een afschrift is verzonden aan de wederpartij:

- brief van 11 april 2018 van de inspecteur;

- brief van 11 april 2018 van de inspecteur (met beroep op art. 8:29 Awb);

- brief van 17 april 2018 van de inspecteur;

- brief van 17 oktober 2018 van de inspecteur;

- brief van 29 maart 2019 van belanghebbende;

- brief van 3 april 2019 van belanghebbende.

1.6.

De behandeling van het hoger beroep is in verband met het beroep van de inspecteur op artikel 8:29 Awb alsook in verband met de klachten van belanghebbende tegen de 8:29-beslissingen van de rechtbank doorverwezen naar de derde enkelvoudige belastingkamer (hierna: de geheimhoudingskamer). De geheimhoudingskamer heeft op 8 april 2019 op het 8:29-beroep van de inspecteur en de klachten van belanghebbende beslist (zie ECLI:NL:GHAMS:2019:1271). Naar aanleiding van deze beslissing heeft de inspecteur op 11 april 2019 stukken ingediend.

1.7.

Op 10 april 2019 heeft een regiezitting in de zin van artikel 8:44 van de Awb plaatsgevonden. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan partijen is toegezonden.

1.8.

Bij brief van 25 april 2019 heeft het Hof aan partijen zijn voorlopig oordeel medegedeeld op de verzoeken ex artikel 8:45 Awb en het verzoek ex artikel 8:60 Awb, inhoudende – kort gezegd – (i) dat het Hof vooralsnog geen aanleiding ziet om gebruik te maken van de hem in art. 8:45, lid 1, Awb toegekende bevoegdheid en (ii) dat het Hof het oproepen van de getuigen in het kader van de op hem rustende taak vooralsnog niet zinvol acht.

1.9.

Het Hof heeft van partijen de volgende nadere stukken ontvangen, waarvan telkens een afschrift is verzonden aan de wederpartij:

- brief van 7 augustus 2019 van belanghebbende;

- brief van 16 augustus 2019 van de inspecteur;

- brief van 20 augustus 2019 van belanghebbende.

1.10.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 en 6 september 2019. Namens belanghebbende is verschenen de gemachtigde Draijer, bijgestaan door [bestuurder] (bestuurder van belanghebbende) en mr. V.S.Th. Leenders (kantoorgenoot van de gemachtigden). Namens de inspecteur zijn verschenen mr. [medewerker belastingdienst 1] , [medewerker belastingdienst 2] en [medewerker belastingdienst 3] . Van het verhandelde ter zitting zijn processen-verbaal opgemaakt die op 16 december 2019 aan partijen zijn toegezonden.

1.11.

Het Hof heeft van de gemachtigde de volgende nadere stukken ontvangen, waarvan telkens een afschrift is verzonden aan de wederpartij:

- brief van 5 september 2019;

- brief van 25 september 2019.

1.12.

Bij tussenuitspraak van 17 oktober 2019 (ECLI:NL:GHAMS:2019:4327) heeft het Hof beslist dat geheimhouding van bepaalde namen van ambtenaren op de voet van artikel 8:29 Awb gerechtvaardigd is. Belanghebbende heeft op de tussenuitspraak gereageerd bij brief van 5 november 2019. Een afschrift van deze brief is verzonden aan de wederpartij.

1.13.

Het Hof heeft van de gemachtigde de volgende nadere stukken ontvangen, waarvan telkens een afschrift is verzonden aan de wederpartij:

- brief van 11 december 2019 (waarin de gemachtigde van belanghebbende het Hof informeert over de ontvangen reacties van de Spaanse en Roemeense autoriteiten);

- brief van 13 februari 2020 (tiendagenstuk met bijlagen voor de zitting van 25 februari 2020).

1.14.

Het onderzoek ter zitting is voortgezet op 25 februari 2020. Namens belanghebbende is verschenen de gemachtigde Draijer, bijgestaan door [bestuurder] (bestuurder van belanghebbende) en mr. V.S.Th. Leenders (kantoorgenoot van de gemachtigden). Namens de inspecteur zijn verschenen mr. [medewerker belastingdienst 1] , [medewerker belastingdienst 2] en [medewerker belastingdienst 3] . Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft de navolgende feiten vastgesteld.

“1. Eiseres is op 27 oktober 1999 opgericht. Zij exploiteert een groothandel in computers, randapparatuur en software. In de in geding zijnde periode heeft eiseres gehandeld in CPU’s (central processing units), HDD’s (harddisk drives) en in consumentenelektronica. Eiseres heeft kantoorruimte in [Z] en had zes personeelsleden.

2. [bestuurder] is met ingang van 16 juli 2007 directeur van eiseres en alleen en zelfstandig bevoegd. Tot 4 januari 2010 is [A B.V.] enig aandeelhouder van eiseres. Bestuurders van die vennootschap zijn [persoon A] en [STAK A] . Met ingang van 4 januari 2010 is [STAK B] enig aandeelhouder van eiseres. [persoon B] , vader van [persoon A] , is bestuurder van laatstgenoemde stichting.

3. Eiseres heeft de volgende aangiften omzetbelasting ingediend:

Jaar

Omzet exclusief OB in €

Verschuldigde OB in €

Voorbelasting in €

Afdracht op aangifte in €

2007

108.961.280

19.473.397

20.246.415

- 618.199

2008

124.695.622

21.648.446

23.166.297

-1.517.851

2009

153.945.273

27.205.407

28.956.302

-1.435.371

2010

[***] .346.855

28.753.607

30.432.288

-1.679.450

De omzet voor binnenlandse leveringen bedragen een klein deel van de totale omzet, te weten € 112.529 (2007), € 628.923 (2008), € 5.782 (2009) en € 251.522 (2010). De rest van de omzet betreft intracommunautaire leveringen en uitvoer. De inkopen van eiseres bestaan vooral uit intracommunautaire verwervingen en invoer. De binnenlandse inkopen zijn relatief gering.

4. Eiseres maakt gebruik van agenten in het buitenland voor de afzet van haar goederen. De agenten voor Italië zijn [agent IT 1] , [agent IT 2] en [agent IT/FR ] . Zij werken voor eiseres via tussenkomst van [bedrijf U] B.V. gevestigd te [plaats] . [agent IT/FR ] heeft ook Frankrijk als werkgebied. De agenten voor Spanje zijn [agent SP 1] , P. [agent SP 2] en [verkoopster] . Zij werken via [agentschap SP] (hierna: [agentschap SP] ) gevestigd te Malaga (Spanje).

5. Verweerder heeft in de periode 2005 tot en met 2010 135 internationale verzoeken om inlichtingen op het gebied van de btw (hierna: SCAC-verzoeken) ontvangen die betrekking hadden op intracommunautaire leveringen door eiseres. Verweerder is naar aanleiding daarvan op 29 april 2010 een boekenonderzoek bij eiseres gestart. Het boekenonderzoek is afgerond op 6 maart 2012. Op die datum is een rapport van dit onderzoek uitgebracht. De conclusie van het rapport luidt dat eiseres geen recht heeft op aftrek van voorbelasting ter zake van inkopen voorafgaand aan intracommunautaire leveringen aan zogenoemde ‘missing traders’. Het betreft tweeëndertig afnemers in Spanje, twaalf afnemers in Roemenië, zeven afnemers in Italië, één afnemer in Frankrijk ( [afnemer FR] ) en zeven afnemers in Nederland. Aan de Nederlandse afnemers is niet geleverd door eiseres maar door [leverancier SL] ) gevestigd te Slowakije. Verweerder heeft de nageheven omzetbelasting berekend over de inkoopwaarde van de omzet. Deze is berekend door de bedragen vermeld in de opgaven intracommunautaire leveringen te verminderen met 1,4%, zijnde het brutowinstpercentage van eiseres.

6. In de uitspraak op bezwaar heeft verweerder de correcties met betrekking tot vijf Nederlandse afnemers teruggenomen. De correcties met betrekking tot de resterende twee Nederlandse afnemers, [afnemer NL 1] en [afnemer NL 2] , zijn gedeeltelijk teruggenomen. Volgens verweerder kan voor wat betreft die correcties niet worden vastgesteld dat [leverancier SL] de goederen die zijn geleverd aan die afnemers bij eiseres heeft ingekocht.”

2.2.

Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden, zal ook het Hof daarvan uitgaan. Hieraan voegt het Hof nog de volgende feiten toe.

2.3.

Tot de gedingstukken behoort (een vertaling van) een Spaanstalig rapport, gedagtekend 15 november 2010, van de ‘Agencia Tributaria’ (hierna: het Spaanse rapport). Dit rapport is tot stand gekomen na een controleactie van de ‘Agencia Tributaria’ in Malaga bij [agentschap SP] (hierna: [agentschap SP] ). [agentschap SP] is het agentschap van [belanghebbende] in Spanje. De controle maakte deel uit van een grensoverschrijdende controleactie genaamd ‘Control Multilateral Fiscal FMC [***] ’.

2.3.1.

In het Spaanse rapport is (onder meer) het volgende opgenomen:

“[blz. 2]

Uit de verklaringen van de comparanten gegeven m.b.t. de recente vordering en die van 2009,

de documenten verkregen tijdens beide inspecties en de informatie die voorkomt in de

database van het AEAT (Belastingdienst) blijkt dat:

- de activiteiten van [agentschap SP] bestaan uit het verlenen van diensten als intermediair, en wel op het gebied van inkoop en verkoop, waarvoor zij het softwareprogramma SAP Business One gebruikt. Deze inkoop- en verkoopactiviteiten vinden plaats tussen leveranciers en klanten die zij via haar website en andere middelen werft, en bestaat verder uit de organisatie van het transport van de goederen vanuit Nederland naar de logistieke loodsen in Spanje, op zodanige wijze dat [agentschap SP] , de follow-up en documentencontrole op zich neemt van de goederen die ter beschikking worden gesteld van de klanten van [belanghebbende] BV in Spanje. Het bewijs van deze activiteit bevindt zich in omvangrijk e-mailverkeer dat dagelijks plaats vindt tussen de werknemers van beide bedrijven over bestaande voorraden, prijslijsten, offertes, purchase orders, het klaarmaken en vrijgeven (release) van de goederen, en andere handels- en arbeidskwesties zoals die zijn opgenomen in bijlage 3.”

[blz 3]

“(…) de voorwaarden die de handelsrelaties regelen tussen [agentschap SP] en [belanghebbende] [zijn] vastgelegd in een document “Business Agreement Spain 2007” dat is overgelegd aan de Inspectie en momenteel van kracht is. In het document staat:

a. a) Dat [belanghebbende] maandelijks 22.000,00€ aan [agentschap SP] zal betalen om de kosten van de verkooporganisatie in Spanje te dekken.

b) Dat [belanghebbende] BV bovendien 15% commissie zal betalen over de winst die zij maakt boven de 73.000,00€.

c) Dat gedurende de periode dat deze overeenkomst van kracht is, het Spaanse verkoopkantoor exclusief voor [belanghebbende] BV, Nederland zal werken.

(…)

[agentschap SP] moet voorafgaand gemachtigd worden door [belanghebbende] BV voor het werven van nieuwe klanten en om met deze te kunnen werken; daarvoor stuurt [agentschap SP] de kaart van de klant vóór het starten van de handelsrelatie aan [belanghebbende] en wacht op goedkeuring per e-mail of door terugzending van de verzonden kaart, nu voorzien van het stempel van [belanghebbende] (bijlage 5).”

[blz. 4]

“Afgaand op de verklaringen van de comparant ( [agent SP 2] ) gebruiken zij de volgende werkwijze:

“De klanten nemen contact op met [agentschap SP] via de website van [belanghebbende] . Als de aanvraag eenmaal via Messenger is ontvangen, registreert [agentschap SP] de klant in het programma SAP. Vervolgens maakt [belanghebbende] de pro-formafactuur op en verzendt eveneens een “packing list” aan het logistiekbedrijf in Nederland zodat zij de order klaarmaakt en naar Spanje verzendt. Nadat [belanghebbende] betaling heeft ontvangen, stuurt zij het “Release Document” aan [agentschap SP] en op dat moment stuurt [agentschap SP] een e-mail aan het Spaanse logistiekbedrijf onder vermelding van de persoon die de goederen zal ophalen.

Op die manier worden de goederen van het logistieke centrum in Amsterdam Schiphol dat voor [belanghebbende] werkt ( [logistiek centrum NL] ) naar de logistieke centra in Madrid ( [logistiek centrum SP 1] ) en Barcelona ( [logistiek centrum SP 2] ) (bijlage 6) verzonden”.

2.3.2.

De onder 2.3.1. opgenomen in het Spaanse rapport vermelde bevindingen zijn grotendeels gebaseerd op de verklaring die [agentschap SP] -werknemer [agent SP 2] op 20 september 2010 in Malaga heeft afgelegd aan medewerkers van de ‘Agencia Tributaria’. In die verklaring is onder meer het volgende opgenomen:

“(…) De volgende vragen worden aan de comparant gesteld en hij verklaart:

(…)

6. Instructies die ontvangen worden

[agentschap SP] zendt de kaarten van de klantengegevens door aan [belanghebbende] en verzoekt inschrijving van de klant om zaken met hun te kunnen doen. Na ontvangst van de toestemming begint de handelsrelatie. Wanneer in Nederland betaling is ontvangen krijgt [agentschap SP] de opdracht de goederen vrij te geven. De naam van degene die de goederen ophaalt wordt opgegeven door de klant.

(…)

8. Werkwijze van de zaak. Waar komen de goederen vandaan, waar gaan ze naar toe?

Het bedrijf is intermediair in de verkoop. Klanten nemen contact met hun op via de website van [belanghebbende] en doen bestellingen bij [belanghebbende] via SAP. [belanghebbende] verzendt de goederen en maakt de factuur op.

De goederen worden verzonden vanuit een logistiek centrum op Amsterdam SCHIPHOL ( [logistiek centrum NL] ) dat voor [belanghebbende] werkt en waar de goederen opgeslagen zijn; zij zorgen voor het transport en de logistiek en verzenden de goederen naar de logistieke centra in Madrid ( [logistiek centrum SP 1] ) en Barcelona ( [logistiek centrum SP 2] ). Wanneer de klant betaalt, geeft Nederland opdracht dat de goederen opgehaald kunnen worden.

9. Hoe worden de goederen getransporteerd, wie haalt ze op, wie betaalt en wanneer wordt

betaald?

De goederen worden met een vrachtwagen of per luchtvracht getransporteerd. De goederen worden bij het logistiekbedrijf opgehaald door de persoon van het transportbedrijf dat de klant aangeeft.

Behalve de klant [bedrijfsnaam] , die de goederen aan [belanghebbende] betaalt voordat deze het logistieke centrum in Nederland verlaten zodat de goederen rechtstreeks, zonder tussenkomst van het Spaanse logistiekbedrijf, aan hen worden verstuurd.

(…)

11. Wat is de toegevoegde waarde die [belanghebbende] in de zaak inbrengt en wat is de toegevoegde

waarde van [agentschap SP] ?

[agentschap SP] doet de follow-up en documentencontrole van de goederen die ter beschikking van de klanten worden gesteld in Spanje.

(…)

13. Wie zijn de klanten in 2009/2010? Aan welke Spaanse bedrijven factureren [agentschap SP] of [belanghebbende] ?

(…)

Er worden kopieën overgelegd van de kaarten van klanten van 2009 en 2010.

Weet u wie de uiteindelijke afnemers van de goederen zijn? Nee.

14. Heeft [agentschap SP] direct contact met deze uiteindelijke afnemers/distributeurs in Spanje?

Nee.

(…)

16. Als [belanghebbende] aan talrijke Roemeense bedrijven of in andere Europese lidstaten verkoopt,

wat voor zin heeft het dat deze intermediaire dienstverlening door [agentschap SP]

gefactureerd wordt? Weet [belanghebbende] dat de uiteindelijke ontvangers van die goederen

Spaanse bedrijven zijn? Op welk moment weet zij dat?

De reden van de facturering door [agentschap SP] is dat de goederen naar Spanje komen. De comparant verklaart dat [belanghebbende] wel weet dat de goederen in Spanje opgehaald worden en dat zij degenen zijn die het document tot vrijgeving van de goederen in Spanje aan [agentschap SP] sturen.

De goederen worden opgehaald door de persoon die de klant van [belanghebbende] , die de order heeft besteld en betaald, aan [agentschap SP] opgeeft.

2.3.3.

In het Spaanse rapport is voorts (onder meer) het volgende opgenomen:

[blz. 5-8]

Klantenanalyse

Jaar 2008

In het jaar 2008 doet het bedrijf [belanghebbende] BV (…) in de verklaring van intracommunautaire operaties (349) aangifte van leveringen aan de volgende Spaanse ondernemingen:

(…)

Uit een analyse van elk van deze ondernemingen (een individueel rapport, evenals een verslag over de bedrijven waarmee zij samenwerkte tijdens de navolgende jaren worden bijgevoegd als bijlage 7), kan men concluderen dat al deze bedrijven, hoewel met onderlinge nuances, de typische kenmerken vertonen van een onderneming die in de intracommunautaire fraude als “nep bv” bestempeld worden.

10 Het zijn ondernemingen die niet beschikken over een vestiging waar zij de bedrijfsactiviteiten zouden kunnen uitvoeren

2° Zij worden beheerd door personen die duidelijk “stroman”-kenmerken hebben (personen die blijkbaar geen inkomen hebben, nooddruftige personen, niet-residenten, mensen met terminale ziekten, ouderen en zelfs veroordeelden).

3° Zij beschikken niet over de vereiste handelsinfrastructuur om economische activiteiten te ontwikkelen.

4° Het zijn ondernemingen die, hoewel zij niet over een bedrijfsinfrastructuur beschikken, doen alsof zij talrijke handelsoperaties uitvoeren, en wel in de vorm van intracommunautaire aankopen (IC acquisitions) en latere verkoop in het binnenland, hetgeen de indruk wekt dat wij te maken hebben met gedeeltelijk gefingeerde operaties door middel van afgifte van facturen.

5° En het belangrijkste is dat het ondernemingen betreft die niet voldoen aan hun fiscale verplichtingen die voortkomen uit de aanzienlijke omvang van hun transacties. Zij doen leveringen in het binnenland maar dragen de desbetreffende btw niet af.

(…)

Als gevolg van het voorgaande, zijn al deze ondernemingen van het type “nep bv” in het jaar 2008 systematisch door de belastingdienst uit het intracommunautaire Register van Ondernemingen verwijderd. Desalniettemin, voordat zij uit het Register verwijderd werden, hebben zij intracommunautaire operaties uitgevoerd zonder de desbetreffende belasting te betalen.

Zo kunnen wij concluderen dat [belanghebbende] in 2008 formeel aan Spaanse bedrijven verkocht heeft voor een totaalbedrag van 12.654.121€, en wel aan ondernemingen die hoewel ze niet over een minimale infrastructuur te beschikken om hun activiteiten uit te voeren, hebben nagelaten om de betreffende 16% af te dragen aan de Staatskas, dat wil zeggen 2.024.659,35€.

Dit jaar heeft [agentschap SP] aangifte gedaan van inkomsten uit hun diensten als intermediair in de operaties van [belanghebbende] voor een bedrag van 328.862,2€ (bijlage 8).”

2.3.4.

In het Spaanse rapport is voorts (onder meer) het volgende opgenomen:

[blz. 8 en 9]

Jaar 2009

Het lijkt erop dat gedurende dit boekjaar, [belanghebbende] BV, afgaand op hun aangifte 349 (recapitulative statement), de hoeveelheid intracommunautaire operaties met Spaanse

ondernemingen aanzienlijk vermindert. Concreet verklaart zij intracommunautaire leveringen

te doen aan de volgende ondernemingen, bijna allemaal nieuwe klanten:

(…)

(Als bijlage 9 worden de kaarten van de klanten en de samenvatting in tabelvorm ingelast die

aan de Inspectie zijn overgelegd).

Dat wil zeggen dat [belanghebbende] van 12.654.121€ naar 4.034.184€ terugloopt, hetgeen een

vermindering van 68% betekent in de verkoop aan Spaanse bedrijven.

Nogmaals, als wij al deze bedrijven aan een meer gedetailleerde analyse zouden onderwerpen,

zouden wij kunnen zeggen dat wij te maken hebben met bijna allemaal bedrijven met “nep

bv” kenmerken, die zijn verwijderd uit het Intracommunautair Register van Ondernemingen,

die niet beschikken over middelen om een economische activiteit uit te voeren, en wat het

belangrijkste is, die de desbetreffende btw - voortgekomen uit de leveringen in het binnenland die plaatsgevonden hebben - niet hebben afgedragen aan de Staatkas. (…)”

[Blz. 10 en 11]

“Het valt op dat ondanks het feit dat de omvang van de operaties met Spaanse klanten van

[belanghebbende] [in 2009 met] 68% verminderd is, het verkoopkantoor in Spanje toch dezelfde inkomsten heeft als het jaar daarvoor uit hun operaties van intermediaire diensten.

Toen hiernaar gevraagd werd aan de werknemer van het bedrijf, gaf hij als uitleg dat de commissie niet bepaald wordt op grond van de nationaliteit van de klant, maar dat de diensten die betaald worden bestaan uit de follow-up en documentencontrole van de goederen die in Spanje ter beschikking worden gesteld van de klanten van [belanghebbende] , onafhankelijk van de afkomst van die klanten.

Afgaand op deze uitleg en het feit dat de inkomsten van [agentschap SP] praktisch gelijk zijn in 2008 en 2009, zouden wij moeten concluderen dat de aankopen bij [belanghebbende] door de klanten van andere nationaliteiten die gezegd hebben dat de goederen tot hun beschikking moet worden gesteld bij een logistiek bedrijf in Spanje, het overgrote deel van de operaties van [belanghebbende] in Spanje vertegenwoordigen.

Om deze hypothese te bevestigen is het voldoende om de kaarten van de klanten van dit boekjaar die overgelegd zijn door de belastingplichtige, te analyseren. Daaronder bevinden zich een reeks Roemeense en Bulgaarse bedrijven die vanaf 2008 en in het bijzonder vanaf 2009 blijkbaar contact hebben opgenomen met [belanghebbende] om goederen te kopen die in Spanje geleverd moesten worden.

Concreet:

[klant 1]

[klant 2]

[klant 3]

[klant 4]

[klant 5]

[klant 6]

[klant 7]

Welnu, hoewel deze bedrijven volgens de uitleg die wij kregen opdracht hebben gegeven dat

de goederen tot hun beschikking moeten worden gesteld in Spanje, blijkt nergens uit dat

[klant 6] aangifte heeft gedaan (noch bestaan er boekingen op het recapitulative

statement) van intracommunautaire leveringen aan Spaanse bedrijven.

De rest van de ondernemingen, behalve [klant 1] , doet geen aangifte van

transacties met Spaanse bedrijven voor betekenisvolle bedragen.

[klant 2] declareert een bedrag van 84.372€ aan het bedrijf [bedrijfsnaam] (…).

[klant 3] , declareert een bedrag van 278.062€ aan [bedrijfsnaam] .

[klant 5] declareert een bedrag van 200.000€ aan [bedrijfsnaam] (verwijderd uit IRO vanwege “nep bv”-profiel).

en [klant 7] declareert een bedrag in rekening van 1.809.112€ aan [bedrijfsnaam] (verwijderd uit IRO vanwege kenmerken “nep-bv” vóór de datum van aangifte).

Daarentegen doet de onderneming [klant 1] echter aangifte van leveringen aan het bedrijf [bedrijf B] voor een bedrag van 65.251.793€; en aan [bedrijf C] , B98113616 voor 4.212.994€; geen van deze bedrijven heeft een nummer van het Register van Intracommunautaire Ondernemingen (ROI).

Het valt op dat de namen en/of telefoonnummers van de personen die vermeld worden op de

kaarten van de buitenlandse klanten als contactpersoon of als gemachtigde om aankopen te

doen, Spaanse namen/telefoonnummers zijn.

Op deze manier lukt het [belanghebbende] BV goederen in Spanje in te voeren - waarbij zij de indruk wekt dat zij aan bedrijven verkoopt dit niet in Spanje gevestigd zijn maar die wél een NOI van andere EU-landen hebben - en een voor de Spaanse belastingdienst onzichtbare fiscale fraudeketen op te zetten. In realiteit toont deze manier van werken in het jaar 2009 slechts aan, dat deze bedrijven handelen volgens het schema “nep bv op afstand”.

2.3.5.

In het Spaanse rapport is voorts (onder meer) het volgende opgenomen:

[blz. 12-13]

Jaar 2010

Tot op heden heeft [belanghebbende] aangifte gedaan van intracommunautaire leveringen aan de

volgende Spaanse bedrijven:

(…)

Al deze bedrijven, met uitzondering van [bedrijfsnaam] (zeer kleine klant), zijn uit het IRO verwijderd.

Aan de andere kant hebben wij een hele lijst van niet-Spaanse bedrijven als klanten, die ook

weer instructies hebben gegeven dat de goederen in Spanje tot hun beschikking moeten

worden gesteld, maar die tot nu toe niet hebben verklaard dat zij met Spaanse bedrijven

werken; dit is het geval met:

[klant 6] (…)

[bedrijfsnaam] (…)

[bedrijfsnaam] (…)

[bedrijfsnaam] (…)

[bedrijfsnaam] (…)

[bedrijfsnaam] (…)

[bedrijfsnaam] (…)

[bedrijfsnaam] (…)

Alleen het Roemeense bedrijf [bedrijfsnaam] declareert intracommunautaire leveringen aan het bedrijf [bedrijfsnaam] voor een bedrag van 2.162.741€.

Op haar beurt declareert [klant 1] leveringen in het IT aan [bedrijf B] voor 14.927.091.

Opnieuw is het merkwaardig dat de personen die op de kaarten als contactpersonen of gemachtigde tot aankopen staan van deze buitenlandse bedrijven, een Spaanse naam of een Spaans telefoonnummer hebben.

(…)

Anderzijds heeft [agentschap SP] tot nu toe inkomsten uit hun operaties als intermediair met [belanghebbende] gedeclareerd voor een bedrag van 205.681€.

Op die manier wordt het hierboven uitgelegde schema van 2009 herhaald (…).”

2.3.6.

In het Spaanse rapport is voorts (onder meer) het volgende opgenomen:

[blz. 14-18]

“De kwestie die wij dus moeten analyseren is of wij ervan uit moeten gaan dat [agentschap SP] en derhalve [belanghebbende] , niet bekend zijn met de hiervoor beschreven situatie, of dat zij, integendeel, weten (of op zijn minst hadden moeten weten, hadden zij normale zorgvuldigheid betracht) wie de werkelijke afnemers van de goederen zijn die bij Spaanse logistieke bedrijven geleverd worden en die, formeel, door een bedrijf uit een ander land worden aangekocht, gebruik makend van het reeds uitgelegde schema.”

“I.D. ALGEMENE BESCHRIJVING VAN OPERATIES MET “NEP BV’S OP AFSTAND”

Vanaf juni 2008, maar in het bijzonder in 2009 en 2010, is de manier van opereren van de fraudeketens in Spanje aanzienlijk veranderd, aangezien de Spaanse belastingautoriteiten alle krachten hebben aangewend om Spaanse “nep bv’s” uit het IRO te verwijderen. Dit verplicht organisatoren van de intracommunautaire btw-fraudeketens dit nieuwe systeem, genaamd “nep bv’s op afstand” te gebruiken. Het systeem bestaat uit het aanwenden van een “nep bv” die een ROI nummer heeft in een ander EU-land (Roemenië, Bulgarije, Frankrijk, Portugal) - en die wij “nep bv op afstand” (remote missing trader) zullen noemen - voor de operaties die EU-bedrijven met Spaanse distributiebedrijven doen, en een andere Spaanse “nep bv” die uit

het ROI verwijderd is of geen registratienummer heeft (geen NOI), en die dus wettelijk gezien geen ontvanger meer kan zijn van intracommunautaire leveringen. Met dit schema kan gefingeerd worden dat de “nep bv’s op afstand” de ontvangers van de vrijgestelde intracommunautaire leveringen zijn, terwijl het in feite de ondernemingen betreft die in Spanje de behandeling van de goederen voor hun rekening nemen; zo wordt vermeden dat ondernemingen in een andere lidstaat problemen kunnen krijgen met de fiscale autoriteiten wanneer zij hun recht op btw-ontheffing in eigen land willen laten gelden voor intracommunautaire leveringen (IC deliveries). Tegelijkertijd blijft het functioneren van de btw-fraudeketens in Spanje mogelijk, zelfs wanneer zij niet meer over een geregistreerde onderneming met NOI beschikken.

Beter omschreven zou het fraudemechanisme het volgende zijn:

- Er wordt gefingeerd dat de “nep bv’s op afstand” de bedrijven zijn die intracommunautaire aankopen doen bij ondernemingen in andere lidstaten (leveranciers in de Europese Unie) in plaats van de Spaanse “nep bv’s” waaraan gefactureerd werd door de communautaire leveranciers voordat zij uit het IRO verwijderd werden.

(…)

- De “nep bv’s op afstand”, de vermeende eigenaars van de goederen, ontvangen deze goederen van de Europese leveranciers in de opslagplaatsen van logistieke bedrijven in Spanje, en geven deze door (met of zonder factuur) aan de uit het register verwijderde Spaanse “nep bv’s”. In alle gevallen wordt zonder btw gefactureerd.

- Er wordt gefingeerd dat de Spaanse “nep bv” die is verwijderd uit het register, de goederen levert aan “papieren bv’s” of in sommige gevallen rechtstreeks aan de distributeurs.

De Spaanse “nep bv’s” berekenen in de factuur van de “papieren bv’s” of van de distributiebedrijven btw door die echter niet afgedragen wordt aan de Spaanse belastingdienst. Uiteindelijk kunnen de distributiebedrijven met deze simulatie de btw ongegrond aftrekken in hun belastingaangiften voor de aankoop van goederen in Spanje die ontvangen zijn uit Europa; een btw dus die nooit aan de Spaanse belastingdienst wordt afgedragen.

Het AEAT heeft dit nieuwe fraudeschema, dat nu hoofdzakelijk gebruikt wordt in plaats van het traditionele systeem van “nep bv’s”, geanalyseerd en het resultaat is dat momenteel meer dan 80% van de intracommunautaire fraude in de elektronische componentensector zich voordoet door middel van deze “nep bv”.

I.E. ANDERE INFORMATIE EN BEWIJZEN GEVONDEN TIJDENS DE ACTIE VAN

BEVEL TOT VERSTREKKING VAN INFORMATIE

I.E.1. - OPVALLENDE ASPECTEN VAN DE E-MAILS

Volgens de uitleg aan de Belastinginspectie van het AEAT, worden de orders geboekt en contacten met klanten onderhouden via de MSN, maar de betreffende conversaties konden niet achterhaald worden op het moment van de inspectie. Wij hebben hoofdzakelijk informatie verkregen uit de e-mailbestanden van de computer van [agent SP 2] . Deze informatie bestaat voornamelijk, zoals eerder gezegd, uit e-mailverkeer van werknemers van [belanghebbende] in Nederland over kaarten van klanten, purchase orders, opdrachten tot vrijgeven (release) van goederen, voorraden prijzen, winstmarges ...; e-mailverkeer met logistieke centra in Spanje, waarin te kennen wordt gegeven dat goederen kunnen worden vrijgegeven en aan wie; e-mails van enkele bedrijven uit Zuidoost Azië met offertes van producten, en e-mails van de werknemers van [agentschap SP] over diverse onderwerpen.

Desondanks, en gezien het gebrek aan e-mails die direct verband houden met de klanten (het zijn hoofdzakelijk inschrijfformulieren), blijken de e-mails die zijn verzonden door [verkoopster] in maart 2010 interessant te zijn. Het onderwerp van deze e-mails is “Presentatie van [belanghebbende] BV en prijzen” (bijlage 11), en in deze mail biedt [belanghebbende] via deze verkoopster haar producten aan, aan een reeks potentiële cliënten. Het opvallende is dat al deze klanten “papieren bv’s” (buffers) of distributeurs (distributors) zijn op de Spaanse markt, en dat geen van hen systematisch aankopen doet bij leveranciers uit de EU, noch blijkt er GEEN ENKELE aankooptransactie te bestaan van geen van deze bedrijven sinds 2008 tot op heden bij [belanghebbende] BV.

En nog veel interessanter is een e-mail van 14 januari 2009 die door de administratrice van het bedrijf [agent SP 1] , die ook als verkoper werkt, wordt verstuurd aan de beide andere verkopers van het bedrijf, [agent SP 2] en [verkoopster] . Het onderwerp van deze e-mails “uit te kiezen klanten van de msn voor het verzenden van offertes” (bijlage 12). Hierin worden onder de drie verkopers de klanten verdeeld die ingeschreven zijn in hun database. Deze database blijkt een lijst met - allemaal Spaanse - eigennamen te zijn, en sommige ervan worden geïdentificeerd met de naam van een bedrijf (Daniel [bedrijf E] , of Fernando [bedrijf D] ).”

Welnu, bij analyse van één van de vennootschappen die het AEAT en ONIF [noot van de vertaalster: Oficina Nacional de Investigación del Fraude-Nationaal Fraudeonderzoek Bureau] hebben kunnen identificeren gebaseerd op de namen die op deze lijst voorkomen, blijkt dat het bedrijf [bedrijf D] in 2009 bijvoorbeeld verklaarde dat zij 27% van hun aankopen bij het bedrijf [bedrijf B] gedaan heeft, en deze onderneming, zoals reeds bekend, verklaarde dat zij voor 65.251.793€ (99% van de aankopen) bij de Roemeense “klant” van [belanghebbende] , [klant 1] , gekocht had.

Dus, hoewel [agentschap SP] het Roemeense bedrijf [klant 1] formeel inschrijft als klant van [belanghebbende] BV onder de personen die blijkbaar “werkelijke” klanten van [agentschap SP] zijn (dat wil zeggen de personen met wie [agentschap SP] contact heeft over orders, verzending, incasso en vrijgeven, van de goederen), staan degenen die direct verantwoordelijk zijn voor [bedrijf D] . Onder de werknemers van deze vennootschap bevindt zich toevallig een werknemer die Fernando [achternaam] heet, hetgeen overeenkomt met de identiteit van het e-mailadres.

Anderzijds is het bekend dat [agentschap SP] weet (zoals we later zullen zien) dat de goederen opgehaald zullen worden door een andere werknemer van het bedrijf [bedrijf D] , genaamd Jorge [achternaam] ; daarom is het absoluut onmogelijk dat [agentschap SP] , en dientengevolge [belanghebbende] BV niet weten dat de werkelijke ontvanger van deze goederen toevallig het bedrijf [bedrijf D] is.

De andere onderneming waarvan wij de identiteit duidelijk konden vaststellen is [bedrijf E] ; deze doet ook aangifte van aankopen bij twee bedrijven: [bedrijf F] en [bedrijf G] , die eveneens aankopen doen bij [bedrijf B] .

I.E.2 DOCUMENTEN OVER HET OPHALEN EN VRIJGEVEN VAN GOEDEREN

Anderzijds, onder de documentatie die wij tijden het bezoek ontvangen hebben, bevindt zich een lijst met namen van de personen die de goederen bij de logistieke centra in Spanje ophalen

(bijlage 13). Gebaseerd op deze lijst zijn de bedrijven geïdentificeerd die deze mensen inkomsten verschaffen (dat wil zeggen de bedrijven waar deze personen voor werken):

Haalt de goederen op: Bedrijf:

Francisco [achternaam] [bedrijf H] [***]

Jaime [achternaam] [bedrijf I]

David [achternaam] [bedrijf F] [***]

Edgardo [achternaam] [bedrijf J]

Jorge [achternaam] [bedrijf D] [***]

Bij analyse van enkele van deze bedrijven blijkt dat [bedrijf F] en [bedrijf J] ons opnieuw naar [bedrijf B] leiden, en daarmee tot de “nep bv op afstand” [klant 1] en [klant 5] ; van beide bedrijven is de onderneming [bedrijf K] de belangrijkste leverancier, en [bedrijf K] doet 50% van haar aankopen bij [bedrijf B] .”

2.3.7.

Het Spaanse rapport bevat onder meer het volgende:

[blz. 19-20]

“III.- MADRID E-MAIL ACTION

Hoewel op de website van [belanghebbende] BV een telefoonnummer in Madrid wordt vermeld, blijkt deze telefoonlijn feitelijk geïnstalleerd te zijn op het adres (…) in Madrid. Nadat de relevante stappen zijn genomen met betrekking tot dit adres, blijkt dit het huisadres te zijn van [verkoopster] en haar vriend. (…) [agent SP 1] , heeft als zaakvoerder van [agentschap SP] , en [verkoopster] vertegenwoordigend, op 23/09/2010 geantwoord, en zij verklaarde onder andere dat de telefoon bij [verkoopster] thuis inderdaad van het bedrijf [agentschap SP] is, en dat de mobiele telefoon die [verkoopster] bij zich heeft eveneens van het bedrijf is, net als de laptop die zij gebruikt om te werken.

Zij verklaarde verder dat [verkoopster] nog steeds voor hen werkt in Malaga en dat zij al meerdere maanden met ziekteverlof is (…). Eveneens verklaart zij in dit schrijven aan de Inspectie, dat wordt bijgevoegd onder nummer 15, dat [agentschap SP] agent of vertegenwoordiger van [belanghebbende] BV is in Spanje; ook verklaarde zij welke de contacten van het bedrijf in Nederland, Italië en de VS zijn; en verder heeft zij ook de “Customers Aplications forms”, MSN en Skype contacten van de laptop van [verkoopster] en e-mail adressen die in het adresboek van [verkoopster] staan verstrekt.”

[blz. 22-24]

“III.2.- De e-mailadressen die wij gevonden hebben in het adresboek van de persoonlijke

computer van [verkoopster] hebben ons uitgebreide informatie verschaft. Onverminderd het

feit dat de complete lijst opgenomen is als bijlage 17, kopiëren wij onderstaand sommige

contacten die wij van bijzonder belang achten.

(…)

Voor wat betreft de Spaanse bedrijven, hoewel de e-mail adressen overduidelijk een lange periode beslaan, valt het op dat er praktisch geen “Missing Traders” op voorkomen (er zijn er slechts twee gevonden, (…) en een link met één van de zwendelaars die “nep BV’s” bezitten, bijvoorbeeld [bedrijfsnaam] en een overvloed aan Spaanse “buffers” en “distributors”. Deze bedrijven ONDERHOUDEN GEEN handelscontacten met [belanghebbende] BV en in veel gevallen HEBBEN DIE OOK NOOIT BESTAAN.

Het is belangrijk op te merken dat sommige van deze bedrijven wel handelstransacties (te weten verkopen) doen met ondernemingen die daarna aan [belanghebbende] BV verkopen; dat is het geval van [bedrijf L] die voor grote bedragen aan [bedrijf M] verkoopt en volgens de informatie die wij op formulieren uit België van SCAC en ONIF aantreffen, verkoopt [bedrijf M] een groot gedeelte van deze operaties aan [belanghebbende] BV. De aanwezigheid van het bedrijf [bedrijf L] [***] in het adresboek van [verkoopster] is bijzonder opvallend, want, volgens het onderzoek van AEAT-ONIF, zou [bedrijf L] inderdaad betrokken zijn bij carrousels die hun oorsprong en bestemming in [belanghebbende] BV zouden kunnen hebben. Er bestaat echter GEEN directe relatie tussen [bedrijf L] en [belanghebbende] BV.

Bovendien staan er tal van “buffers” en “distributors” in het adresboek, sommige van groot belang, waarvan de aanwezigheid niet gerechtvaardigd is in concrete handelsrelaties met [belanghebbende] BV. Dit zijn de bedrijven:

[bedrijf N]

[bedrijf I]

[bedrijfsnaam]

[bedrijf O]

[bedrijfsnaam]

[bedrijf F]

[bedrijfsnaam]

[bedrijf D]

[bedrijfsnaam]

[bedrijf L]

[bedrijfsnaam]

[bedrijf E]

Bij analyse van de toeleveringsketen, stuiten wij echter op het feit, dat al deze bedrijven goederen van [belanghebbende] BV gekocht hebben, zij het door bemiddeling van andere “missing traders” of “buffer” ondernemingen in Spanje.”

2.4.

Tot de stukken behoort een rapport van de Belastingdienst d.d. 6 maart 2012 dat is opgesteld naar aanleiding van het boekenonderzoek dat is uitgevoerd bij belanghebbende over de periode 2007 t/m 2010 (hierna: het controlerapport).

2.4.1.

In het controlerapport is op bladzijde 9 het volgende vermeld:

3.3. Levensduur van de afnemers

Onderzoek in VIES heeft uitgewezen dat de duur van de handelsactiviteiten van de afnemers van [belanghebbende] erg kort is. Als men deze afnemers en de periode van levering door [belanghebbende] chronologisch in een diagram verwerkt, dan vertoont de diagram de volgende trapsgewijze structuur.

Jaar 1

Jaar 2

Afnemer

kwartaal 1

kwartaal 2

kwartaal 3

kwartaal 4

kwartaal 1

kwartaal 2

kwartaal 3

kwartaal 4

Afnemer 1

bedrag

Afnemer 2

bedrag

Afnemer 3

bedrag

Afnemer 4

bedrag

bedrag

Afnemer 5

bedrag

bedrag

Afnemer 6

bedrag

bedrag

Afnemer 7

bedrag

bedrag

bedrag

bedrag

bedrag

bedrag

bedrag

bedrag

Afnemer 8

bedrag

bedrag

Afnemer 9

bedrag

Afnemer 10

bedrag

Afnemer 11

bedrag

Afnemer 12

bedrag

Afnemer 13

bedrag

Afnemer 14

bedrag

bedrag

Afnemer 15

bedrag

Afnemer 16

bedrag

Afnemer 17

bedrag

bedrag

Afnemer 18

bedrag

bedrag

Afnemer 19

bedrag

bedrag

bedrag

Afnemer 20

bedrag

bedrag

bedrag

Afnemer 21

bedrag

bedrag

bedrag

Afnemer 22

bedrag

bedrag

Afnemer 23

bedrag

Afnemer 24

bedrag

bedrag

Afnemer 25

bedrag

bedrag

Diagram 01 (Bron: VIES)

Nader onderzoek naar de afnameduur door de afnemers van [belanghebbende] in 2009 heeft uitgewezen dat deze gemiddeld 1,7 kwartaal bedroeg. Daarna stopten de leveringen.

Wederzijdse administratieve bijstand met betrokken lidstaten wijst er op dat deze afnemers plotseling en onaangekondigd hun activiteiten hebben gestaakt en dat zij daarbij niet aan hun fiscale verplichtingen hebben voldaan. Vaak was de vestigingsadres onjuist en/of waren de bestuurders niet meer bereikbaar.”

2.4.2.

In het controlerapport is op bladzijde 16 e.v. het volgende vermeld:

6.1.4 Oprichting [leverancier SL]

Naast grote hoeveelheden e-mailberichten die direct te maken hebben met de totstandkoming van transacties, zijn berichten aangetroffen die betrekking hebben tot de uitbreiding van de handelsactiviteiten van [belanghebbende] . Zo werden vanaf mei 2007 al gedachten uitgewisseld om een vennootschap op de richten in Slowakije: [leverancier SL] . Dat blijkt uit een emailgesprek met onderwerp “our telcon” van 30 mei 2007.

Uit het emailgesprek is verder duidelijk dat [persoon B] instructies geeft aan [persoon C] , een zakenrelatie uit Slowakije, om [leverancier SL] op te richten. [persoon C] zou, zo zal later blijken, directeur aandeelhouder worden van deze vennootschap. M.b.t. de oprichting en activiteiten van de vennootschap moet [persoon C] vanaf dat moment rapporteren aan [bestuurder] .

[bestuurder] vindt dat een persoon met handelservaring op 100% commissiebasis bij [leverancier SL] zou moeten werken. [bestuurder] stelt voor om een kennis van hem te benaderen. [persoon B] vindt dat een “goed plan”. Later zal blijken dat deze kennis [persoon D] is.

Het emailgesprek “our telcon” eindigt met de volgende opmerkingen van [persoon B] .

“ [bestuurder] , in feite is de opzet van slowakije om de spaanse markt weer op te krikken omdat we in NL van die bedrijfjes af willen die niet lang bestaan”

“Ik denk niet dat de slowaakse overheid hier problemen heeft, omdat er helemaal geen btw wordt ontvangen of teruggevordert

In een e-mail van 31 mei 2007 met onderwerp “Slowakije” beschrijft [bestuurder] [persoon D] verder als volgt:

“…Hij is zeker geinteresseerd want hij is niet helemaal tevreden met T. GmbH en BV waar hij nu voor werkt. Dit omdat ze over weinig liquide middelen beschikken waardoor hij soms gemaakte afspraken niet kan nakomen. (Geen geld om te betalen) Dat kost hem dus deals….”

“…Hij werkt nu vanuit die Nederlandse BV ongeveer op dezelfde manier als ons, dus zeer goed de papierstroom op orde en alles volgens de regel. Uiteraard houden we deze regels ook in Slowakije overeind alleen kunnen we daar soepeler omspringen met klanten accepteren, hij ziet daar de voordelen ook van in.

Op 1 juni 2007 antwoord [persoon B] het volgende:

…”Wat denken jullie - als we er volgas tegenaan gaan krijg je eventueel een situatie dat er in het eerste jaar eventueel een dusdanige omzet gaat ontstaan dat je misschien wel erg opvalt. Ik denk dat we het langzaam moeten opbouwen (ook weer niet te langzaam) wat is jullie mening ?”

Hierop antwoord [bestuurder] :

“Ik denk absoluut dat we een deel van de Spaanse klanten (zeg maar de goede tenten) gewoon in [belanghebbende] laten en dan langzaam de nieuwe klanten laten instromen in Slowakije. Zo zal die omzet daar geleidelijk groeien en valt het niet zo op. Als je dan kunt aantonen dat je elk kwartaal er 1 of 2 klanten bij krijgt dan is het dus ook logisch dat je omzet groeit.”

Uit dit emailgesprek tussen [persoon B] en [bestuurder] trekt de Belastingdienst de conclusie dat de oprichting van [leverancier SL] als doel heeft om:

-

de “nieuwe klanten” te dissociëren van [belanghebbende] ,

-

de procedure omtrent de zorgvuldigheid bij de aanname van nieuwe klanten soepel toe te passen.

Opvallend is dat de gedachte-uitwisseling en besluitvorming rondom de oprichting van [leverancier SL] plaatsvindt onder leiding van [persoon B] en [bestuurder] met telkens een CC* naar [oud directeur] , de toenmalige directeur van [belanghebbende] . [bestuurder] is in die periode (mei 2007) formeel nog geen directeur van [belanghebbende] . Dat wordt hij pas op 16 juli 2007.

* Carbon Copy = een kopie van een e-mailbericht, gezonden aan een ander dan de geadresseerde”

2.4.3.

In het controlerapport is op bladzijde 19 het volgende vermeld:

6.1.6 Bankrekening bij de Fortis Bank

[…]

Dear [persoon C] ,

Alternatively [persoon D] has approached a bank in Holland, Fortis ASR. We feel to have better 1 bank too many then one too short. They are able to give the service too but out of security reasons they need more background information. They are cautious to open an account for a foreign company which is only recently established.

Can you make a letter of introduction, similar to the ones you made for the Austrian bank but can you add the following.

A brief history of you and your position in [bedrijf P] * and its background. Also please explain that trough your contacts in [bedrijf P] you were introduced into the market of components and computer components, and as a result of that you decided to start [leverancier SL] .

Mr. [persoon D] was introduced to you by a mutual business partner. You were looking for somebody with long experience in the IT-industry and Mr [persoon D] has this experience. You have asked him to help you to make [leverancier SL] a reliable and trustable party in the IT- industry

With this letter, the idea and background of the people involved are clear to the bank, and then they hopefully can open an account for you.

If you can email it to me and [persoon D] (email copied into) that would be perfect

Thanks and regards,

[bestuurder]

* [bedrijf P] is een Slowaakse onderneming waarvan [persoon C] reeds directeur/aandeelhouder is.”

2.4.4.

In het controlerapport is op bladzijde 20 het volgende vermeld:

6.1.8 Financiering van [leverancier SL]

In een e-mail van 4 juli 2007 met onderwerp “ [persoon D] ” doet [bestuurder] het volgende voorstel aan [persoon B] m.b.t. de financiering van [leverancier SL] :

Ik denk dat we als startkapitaal in Slowakije ?500.000 nodig hebben om goed te kunnen draaien. Kan jij hier akkoord mee gaan?

Hierop antwoord [persoon B] :

ik denk dat we gewoon steeds een saldo aldaar moeten maken van 500k uitstaand van [belanghebbende] voor leveringen, daarmee kan hij dan handelen. O.ki.?

2.4.5.. In het controlerapport is op bladzijde 28-31 het volgende vermeld:

6.1.13.2 [afnemer NL 1]

Belastingdienst Oost-Brabant/kantoor Oss heeft in het kader van een boekenonderzoek bij een trader uit eigen ambtsgebied (hierna: trader X ), inkoopfacturen aangetroffen afkomstig van diverse Nederlandse leveranciers. Uit dat onderzoek is vast komen te staan dat een aantal leveranciers van trader X Nederlandse missing traders zijn. Deze missing traders hadden zelf de goederen direct afgenomen bij [leverancier SL] .

N.a.v. een daaropvolgend SCAC-verzoek (49407) van 19 november 2009 van de Nederlandse Belastingdienst hebben de Slowaakse collega’s wederom een onderzoek ingesteld bij [leverancier SL] .

Tijdens het onderzoek werd kopie gemaakt van een overzicht van de in- en verkopen van [leverancier SL] in de periode september 2009 t/m november 2009. In dit overzicht is te zien dat [leverancier SL] in deze periode van 3 maanden uitsluitend aan Nederlandse afnemers heeft verkocht.

Een van de Nederlandse afnemers valt in het bijzonder op vanwege de grote regelmaat en de hoge bedragen van zijn inkopen: [afnemer NL 1] (hierna: [afnemer NL 1] ). In totaal heeft [leverancier SL] voor € 16.590.200 geleverd aan [afnemer NL 1] . Daarvan was € 8.678.152,50 direct afkomstig van [belanghebbende] . Gezien het verloop van de factuurnummers kunnen wij stellen dat in die periode [afnemer NL 1] vrijwel de enige klant was van [leverancier SL] (zie tabel hieronder). In totaal zijn dat 126 facturen.

199

207

215

224

231

238

246

255

262

270

277

284

291

298

308

315

324

332

201

208

216

225

231

239

247

256

264

271

278

285

292

299

309

316

325

333

202

209

217

226

232

240

248

257

265

272

279

286

293

300

310

317

326

334

203

210

219

227

233

242

249

258

266

273

280

287

294

301

311

318

327

335

204

211

221

228

234

243

250

259

267

274

281

288

295

302

312

319

328

336

205

213

222

229

235

244

251

260

268

275

282

289

296

304

313

322

329

337

206

214

223

230

236

245

252

261

269

276

283

290

297

307

314

323

331

338

Tabel 14

Over [afnemer NL 1] is het volgende bekend:

-

Het betreft vermoedelijk een plank BV waarvan de aandelen door P. de [bestuurder afnemer NL 1] per 13-08-2009 zijn overgenomen.

-

[afnemer NL 1] werd vanaf die datum tot 16-11-2009 gevestigd in een appartement aan [adres] . Daarna verhuisden de activiteiten naar Duitsland. De verhuizing van de activiteiten gebeurde slechts enkele dagen na de laatste factuur van [leverancier SL] van 11-11-2009 (factuurnummer 338).

-

Het BTW-nr [***] is niet bekend in VIES (zie kader hieronder). [leverancier SL] heeft kennelijk het VAT-nr niet gecontroleerd op de geldigheid daarvan.

-

M.b.t. de inkopen bij [leverancier SL] is door [afnemer NL 1] geen aangifte gedaan. Door Belastingdienst Rivierenland/kantoor Nijmegen is een naheffingsaanslag omzetbelasting van € 1.699.487 opgelegd.

*** ICT *** [***] - SYSTEEM INTRACOMMUNAUTAIRE TRANSACTIES 26-05-2011 11.42

Online matchen op land-niveau

BTW-nummer : [***]

Kwartaal : 09-4

BTW-NUMMER NIET GEVONDEN

Bron: VIES Nederland

Over de leveringen door [leverancier SL] aan [afnemer NL 1] is het volgende vastgesteld:

-

De verkoopfacturen aan [afnemer NL 1] vermelden hetzij het Slowaakse, hetzij het Oostenrijkse VAT-nr van [leverancier SL] , soms beide.

-

Geen van deze leveringen werd gelist door [leverancier SL] aan [afnemer NL 1] zodat deze leveringen niet zichtbaar zijn in het VIES.

-

Het vervoer in het kader van de verkoop van [belanghebbende] aan [leverancier SL] ging van [logistiek centrum NL] op Schiphol naar [logistiek centrum Lux] of [logistiek centrum Lux] in Luxemburg.

-

Het vervoer in het kader van de verkoop van [leverancier SL] aan [afnemer NL 1] ging van Luxemburg terug naar [logistiek centrum NL] . De plaats van vertrek is op de factuur niet vermeld.

6.1.14.

Prijsval

Het onderzoek bij Trader X door belastingkantoor Oss heeft 25 opmerkelijke facturensets opgeleverd.

Het betreft hier facturen van alle betrokken partijen in de leveringsketen, startend vanaf [belanghebbende] .

In de sets zijn de facturen van [leverancier SL] opgenomen die in tabel 14 vet zijn gedrukt.

De leveringsketen loopt telkens als volgt:

[belanghebbende] (NL) => [leverancier SL] (SK) => [afnemer NL 1] (NL) => Trader X (NL) => Trader Y (NL) =>?

In de facturensets is zichtbaar dat [afnemer NL 1] een prijsval veroorzaakt in de aanvoerketen van de goederen.

Met [afnemer NL 1] heeft [leverancier SL] hoofdzakelijk CPU’s verhandeld van diverse modellen. In de tabel hieronder is te zien dat de prijsval loopt van € 8,50 tot € 29,00 per stuk, afhankelijk van het model CPU.

ref [belanghebbende]

prijs/st.

ref [leverancier SL]

prijs/st.

% BW [leverancier SL]

ref [afnemer NL 1]

prijs/st.

ref Trader X

prijs/st.

prijsval

% prijsval

290102

152,50

202

158,50

3,93

9832/9833

137,50

10003/10005

141,00

21,00

13,25-

290218

196,00

227

204,00

4,08

9857

176,00

10746

179,75

28,00

13,73-

runner tech

187,30

228

204,00

8,92

9856

176,00

10746

idem

28,00

13,73-

290219

94,25

231

97,00

2,92

9860

85,00

10930

87,00

12,00

12,37-

290219

196,00

231

204,00

4,08

9861

175,00

10929

179,50

29,00

14,22-

290228

196,00

235

201,00

2,55

9864

175,50

11092

179,75

25,50

12,69-

290228

196,00

240

97,00

50,51-

9867

84,50

11157

86,75

12,50

12,89-

290338

197,00

247

203,00

3,05

9874

Onb.

11356

183,00

20,00

290309

196,75

249

203,00

3,18

9876

Onb.

11491

183,00

20,00

290334

197,50

249

203,00

2,78

9875

Onb.

Onb.

Onb.

290360

197,00

260

203,00

3,05

9886

177,00

11706

182,00

26,00

12,81-

290359

195,75

265

Onb.*

9889

177,00

11906

181,00

290388

196,00

270

203,50

3,83

onb.

Onb.

11910

180,00

29338

194,00

271

202,50

4,38

onb.

Onb.

Onb.

Onb.

290401

197,00

279

203,50

3,30

9898

177,00

12048

180,00

26,50

13,02-

290424

195,85

280

203,50

3,91

9901/9902

177,00

12171

180,00

26,50

13,02-

290443

195,90

284

203,50

3,88

9905

Onb.

12346

180,00

290469

196,50

286

203,00

3,31

9909/9910

Onb.

12585

180,00

290463

196,50

291

203,00

3,31

9914

Onb.

12594

180,00

290476

195,80

292

203,00

3,68

9911/9912

Onb.

12585

180,00

290459

194,75

293

203,00

4,24

9918

176,50

12707

180,50

26,50

13,05-

290475

100,50

296

104,50

3,98

9915

96,00

Onb.

Onb.

8,50

8,13-

290533

196,00

313

200,00

2,04

9933/9935

174,00

13132/13155

178,50

26,00

13,00-

290614

194,00

326/328

200,00

3,09

9940/9940

174,00

13339

178,50

26,00

13,00-

290587

194,75

332

200,00

2,70

9942

174,00

13465

178,50

26,00

13,00-

290641

193,75

336

200,00

3,23

9947

174,00

13573

178,00

26,00

13,00-

290674

193,75

338

200,00

3,23

9948

174,00

13604

178,00

26,00

13,00-

Tabel 15

* onb. = onbekend. Tijdens het onderzoek bij Trader X is het niet mogelijk geweest om alle facturen te verkrijgen.

De transactiereferentie van [afnemer NL 1] is daarentegen wel gecommuniceerd.

6.1.15.

Meer missing traders in Nederland

Op 31 maart 2011 werd een verzoek om wederzijdse bijstand geadresseerd aan Slowakije met SCAC383-nr. [***] . Dit verzoek was gericht op het verkrijgen van administratieve gegevens m.b.t. leveringen door [leverancier SL] aan de Nederlandse afnemer [afnemer NL 2] . De Slowaakse Belastingdienst heeft met zijn antwoord op het verzoek in- en verkoopfacturen, bankafschriften en een verkoopoverzicht toegezonden. Uit deze documenten blijkt het volgende:

6.1.15.1. [afnemer NL 2]

Het meegezonden verkoopoverzicht laat zien dat in de periode 7 mei 2010 t/m 30 juni 2010 voor een totaal bedrag van € 6.714.126,10 door [leverancier SL] is verkocht aan [afnemer NL 2] ( [***] ). Deze onderneming is gevestigd aan [adres] .

Het betreft hier een afgelegen boerderij in de omgeving van Helmond. Op deze transacties haalde [leverancier SL] een brutowinst van € 202.459,00. Opnieuw heeft [leverancier SL] geen opgave gedaan van deze intracommunautaire leveringen (listing), zo blijkt uit VIES.

*** ICT *** [***] - SYSTEEM INTRACOMMUNAUTAIRE TRANSACTIES 15-06-2011 16.06

Online matchen op land-niveau

BTW-nummer : [***]

Kwartaal : 10-1

GEEN GEGEVENS AANWEZIG UIT ANDERE EU-LIDSTAAT

*** ICT *** [***] - SYSTEEM INTRACOMMUNAUTAIRE TRANSACTIES 15-06-2011 16.08

Online matchen op land-niveau

BTW-nummer : [***]

Kwartaal : 10-2

GEEN GEGEVENS AANWEZIG UIT ANDERE EU-LIDSTAAT

Bron: VIES

Gezien het verloop van de factuurnummers kunnen wij hier opnieuw stellen dat in die periode [afnemer NL 2] vrijwel de enige klant was van [leverancier SL] (zie tabel hieronder) gedurende de periode van levering.

137

143

148

153

158

164

169

174

179

184

189

194

139

144

149

154

160

165

170

175

180

185

190

195

140

145

150

155

161

166

171

176

181

186

191

196

141

146

151

156

162

167

172

177

182

187

192

197

142

147

152

157

[***]

168

173

178

183

188

193

198

Tabel 16 (Bron: SCAC383-nr [***] )

Een deel van de voorafgaande inkopen was afkomstig van [belanghebbende] . Met een bedrag van € 1.712.550 aan leveringen was [belanghebbende] de grootste van de 15 verschillende leveranciers. De andere leveranciers zijn bekende traders uit Groot Brittannië, Duitsland, Italië, Hongarije en België.

Nader onderzoek m.b.t. [afnemer NL 2] levert het volgende beeld op:

-

De onderneming is vermoedelijk een plank BV. De BV met omzetbelastingnummer [***] werd opgericht in 2000. Tot 2 april 2010 was deze onderneming actief in de fotografie in [adres] . Vanaf 2 april 2010 kreeg het een nieuw economisch adres in [adres] .

-

Vanaf die datum tot 21 juli 2010 was P. [persoon E] ( [***] ) de eigenaar/bestuurder van de onderneming, thans woonachtig in [adres] . P. [persoon E] heeft sinds jaren een eenmanszaak in de autoreparatie. Deze onderneming is nog steeds actief maar vertoond een dalende omzet sinds 2008. Over de handelsactiviteiten met het buitenland was niets bekend bij de Belastingdienst Oost-Brabant/kantoor Tilburg. Of P. [persoon E] deze handelsactiviteiten zelf verrichte is ook niet bekend.

-

Bij [afnemer NL 2] werd gedurende de periode van de leveringen door [leverancier SL] zowel aangifte- als betaalverzuim geconstateerd. De Belastingdienst heeft inmiddels een naheffingsaanslag van € 1.234.041,00 opgelegd.”

2.4.6.

In het controlerapport is op bladzijde 41 tot en met 44 het volgende vermeld:

6.2 Onderzoek in Spanje

6.2.1

Intensivering bestrijding missing traders in Spanje

(…)

In het rapport van de Spaanse Belastingdienst zijn de verslagen van de uitgevoerde waarnemingen ter plaatse opgenomen. Cijfermatig levert de studie van deze verslagen het volgende beeld op:

- Er zijn 32 afnemers onderzocht- Allen waren afnemers van [belanghebbende]- Geen van deze afnemers was aanwezig op het opgegeven adres

- De totale schade geleden door de Spaanse schatkist in 2008 bedraagt € 2.024.659 (16% van de totale leveringen van [belanghebbende] in dat jaar namelijk € 12.654.121)

6.2.2.Effecten van de Spaanse aanpak

In de tabel hieronder is zichtbaar gemaakt dat de leveringen van [belanghebbende] aan Spaanse afnemers sterk terugliepen vanaf 2008. Deze terugloop heeft mogelijk verband met de intensivering van de fraudebestrijding door de Spaanse autoriteiten.

Tijdvak

Land

Totaal kwartaal

Totaal jaar

2007-1

ES

6.115.986,00

2007-2

ES

3.715.359,00

2007-3

ES

5.582.063,00

2007-4

ES

7.424.904,00

22.838.312,00

2008-1

ES

3.214.955,00

2008-2

ES

5.309.130,00

2008-3

ES

1.321.357,00

2008-4

ES

2.808.954,00

12.654.396,00

2009-1

ES

2.495.180,00

2009-2

ES

1.432.566,00

2009-3

ES

106.075,00

2009-4

ES

365,00

4.034.186,00

2010-1

ES

13.845,00

2010-2

ES

390.381,00

2010-3

ES

2.182.347,00

2010-4

ES

1.181.608,00

3.768.181,00

Tabel 26 (bron: VIES)

(…)

6.2.4.

Verkopen aan Roemenië en Bulgarije

Terwijl de verkopen van [belanghebbende] aan Spaanse afnemers in de afgelopen jaren sterk zijn afgenomen (zie tabel 26), zijn de verkopen aan Roemeense en Bulgaarse afnemers daarentegen aanzienlijk gegroeid. Zo blijkt uit de volgende tabellen.

Tijdvak

Land

Totaal kwartaal

Totaal jaar

Tijdvak

Land

Totaal kwartaal

Totaal jaar

2007-1

RO

1.026.864,00

2007-1

BG

22.133,00

2007-2

RO

1.524.478,00

2007-2

BG

-

2007-3

RO

1.424.447,00

2007-3

BG

2.192,00

2007-4

RO

1.807.334,00

5.783.123,00

2007-4

BG

10.991,00

35.316,00

2008-1

RO

3.197.815,00

2008-1

BG

-

2008-2

RO

1.813.283,00

2008-2

BG

-

2008-3

RO

7.430.506,00

2008-3

BG

-

2008-4

RO

7.302.610,00

19.744.214,00

2008-4

BG

-

-

2009-1

RO

7.078.274,00

2009-1

BG

-

2009-2

RO

4.706.474,00

2009-2

BG

-

2009-3

RO

5.341.123,00

2009-3

BG

-

2009-4

RO

10.573.159,00

27.699.030,00

2009-4

BG

66.238,00

66.238,00

2010-1

RO

3.983.855,00

2010-1

BG

3.327.748,00

2010-2

RO

-

2010-2

BG

1.208.896,00

2010-3

RO

145.283,00

2010-3

BG

-

2010-4

RO

1.149.720,00

5.278.858,00

2010-4

BG

-

4.536.644,00

Tabel 27 (bron: VIES) Tabel 25 (bron: VIES)

In de periode 2007 t/m 2010 heeft [belanghebbende] aan de volgende Roemeense en Bulgaarse afnemers geleverd. Bij het merendeel daarvan werd het VAT-nr door de Roemeense en Bulgaarse Belastingdiensten ambtshalve afgevoerd.

VAT-nr

naam

begindatum

einddatum

[***]

[bedrijf Q] - EOOD

5-3-2008

9-3-2011

[***]

[klant 6] - EOOD

24-8-2009

14-7-2010

[***]

[bedrijfsnaam] - EOOD

27-4-2010

12-8-2010

[***]

[klant 3] S.R.L.

1-1-2009

1-2-2010

[***]

[klant 8] S.R.L.

17-10-2005

1-8-2010

[***]

[klant 9] S.R.L.

1-6-2009

1-2-2010

[***]

[klant 10] S.R.L.

1-2-2006

1-2-2010

[***]

[klant 11]

29-11-2006

1-2-2010

[***]

[klant 12] S.R.L.

22-1-2007

1-9-2007

[***]

[klant 4] S.R.L.

1-6-2009

1-2-2010

[***]

[klant 1] S.R.L.

1-5-2009

1-6-2010

[***]

[klant 13] S.R.L.

1-8-1993

1-5-2009

[***]

[klant 5] S.R.L.

13-3-2009

8-1-2010

[***]

[klant 2] S.R.L.

27-5-2009

1-2-2010

[***]

[bedrijfsnaam] S.R.L.

6-8-2010

1-6-2011

[***]

[klant 14] S.R.L.

3-11-2010

1-6-2011

Tabel 28 (bron: VIES)

Met betrekking tot enkele van de hierboven genoemde afnemers heeft de Nederlandse Belastingdienst verzoeken geadresseerd aan Bulgarije en Roemenië. Roemenië heeft zelf ook verzoeken geadresseerd aan Nederland. De antwoorden en verzoeken van deze lidstaten geven aan dat de onderzochte afnemers exact dezelfde kenmerken vertonen als “gewone” missing traders met dit onderscheid dat de goederen niet naar Roemenië of Bulgarije werden vervoerd om daar binnenlands te worden verkocht. De goederen gingen in plaats daarvan rechtstreeks naar Spanje.

VAT-nr

naam

Bevindingen

SCAC383-nr.

[***]

[klant 6] - EOOD

Niet op het opgegeven adres aangetroffen, alleen nihil aangiftes ingediend (missing trader)

50865

[***]

[klant 3] S.R.L.

Onderneming is niet aangetroffen op opgegeven adres, onjuiste aangifte (verwervingen slechts gedeeltelijk aangegeven), Spaanse zaakvoerder niet komen opdagen voor gesprek (missing trader)

45620,

46863

[***]

[klant 8] S.R.L.

Verwervingen wel aangegeven

42782

[***]

[klant 9] S.R.L.

Geen contact mogelijk met de zaakvoerder op het opgegeven adres, geen aangifte (missing trader)

47612,

47742 vu*

[***]

[klant 10] S.R.L.

Geen contact mogelijk met de zaakvoerder op het opgegeven adres, geen aangifte (missing trader)

46760,

47741 vu

[***]

[klant 11]

Wordt door Roemeense belastingautoriteiten beschouwd als missing trader

45621

[***]

[klant 12] S.R.L.

Wordt door Roemeense belastingautoriteiten beschouwd als missing trader

41948 vu,

41949 vu

[***]

[klant 4] S.R.L.

Geen contact mogelijk met de Spaanse zaakvoerder op het opgegeven adres, geen aangifte (missing trader)

48177

[***]

[klant 15] S.R.L.

Geen verwervingen aangegeven

42783,

43264vu

[***]

[klant 1] S.R.L.

Wordt hierna nader toegelicht

48179

[***]

[klant 13] S.R.L.

Geen contact mogelijk met de zaakvoerder op het opgegeven adres, deze bevindt zich in Spanje, geen aangifte (missing trader)

42781,

43553,

44937,

46317 vu

[***]

[klant 5] S.R.L.

Wordt door Roemeense belastingautoriteiten beschouwd als missing trader

49135

[***]

[klant 2] S.R.L.

Geen contact mogelijk met de Spaanse zaakvoerder op het opgegeven adres, geen aangifte (missing trader)

49134

Tabel 29 (bron: Archief Belastingdienst) * vu = verzoek uit”

2.4.7 .

In het controlerapport is op bladzijde 45, 46 en 47 het volgende vermeld:

6.2.5. Onderzoek bij [agentschap SP]

[…]

Afgaand op [de onder 1.2. vermelde verklaring van [agent SP 2] van 20 september 2010, bijl. 65Q] concludeert de Spaanse Belastingdienst dat de door [belanghebbende] naar Spaanse forwarders vervoerde goederen moet plaats hebben gevonden in opdracht van de Roemeense en Bulgaarse klanten aanwezig in het klantenbestand van [agentschap SP] . Naar verwachting zouden deze Roemeense en Bulgaarse klanten opgave hebben moeten doen van deze intracommunautaire leveringen aan Spaanse afnemers (listing). Dit heeft echter niet of op onjuiste wijze plaatsgevonden (zie tabel hieronder).

De volgende Roemeense en Bulgaarse afnemers waren aanwezig in het klantenbestand van [agentschap SP] . Allen, behalve [klant 7] Srl, hebben goederen afgenomen bij [belanghebbende] .

VAT-nr

Klant van [belanghebbende]

Totaal geleverd door [belanghebbende] *

Door klant [belanghebbende] gelist

aan Spaanse

afnemers

Begindatum

klant [belanghebbende]

einddatum

klant [belanghebbende]

****

[***]

[klant 1] S.R.L.

12.096.239

69.464.787**

1-5-2009

1-6-2010

[***]

[klant 2] S.R.L.

930.361

84.372

27-5-2009

1-2-2010

[***]

[klant 3] S.R.L.

5.888.637

278.062

1-1-2009

1-2-2010

[***]

[klant 4] S.R.L.

2.059.463

0

1-6-2009

1-2-2010

[***]

[klant 5] S.R.L.

6.638.074

200.000

13-3-2009

8-1-2010

[***]

[klant 6] - INFEST - EOOD

2.665.446

0

24-8-2009

14-7-2010

[***]

[klant 7] S.R.L.

0

1.809.112***

25-6-2009

1-8-2010

Tabel 31 (bron: vergelijking VIES en Rapport Spanje)

* Van deze verkopen zijn de goederen allemaal vervoerd naar forwarders in Spanje. Dit blijkt ook uit facturen en vervoersdocumenten verkregen bij [belanghebbende] .

** dit bedrag is gelist aan 2 Spaanse bedrijven die niet bekend staan in het register van intracommunautaire ondernemingen (VIES) en die derhalve geen geldige VAT-nr bezitten. Zo’n € 65 miljoen daarvan is aan de Spaanse onderneming [bedrijf B] SRL doorverkocht (zie pagina 7 bijlage 65A).

*** dit bedrag is gelist aan een Spaanse afnemer waarvan het VAT-nr al vóór de listing ambtshalve was afgevoerd vanwege kenmerken van een “nep BV”.

**** Van deze afnemers zijn de VAT-nrs door de Roemeense en Bulgaarse Belastingdiensten ambtshalve afgevoerd. In Tabel 29 is aangegeven wat de aanleiding voor deze ambtshalve afvoering is geweest.

6.2.6.

Vervolg onderzoek bij [agentschap SP]

Tijdens het onderzoek heeft de Spaanse Belastingdienst uit de mailbox van [agent SP 2] een e-mail gedateerd 14 januari 2009 verkregen waarin de agente [agent SP 1] een “MSN*-lijst” toezendt aan de andere twee Spaanse agenten [agent SP 2] en [verkoopster] . De MSN-lijst bevat zo’n 59 MSN-contacten aangeduid bij hun voornaam.

(…) Nummer 52 van deze lijst, ene Fernando, is nader onderzocht door de Spaanse Belastingdienst omdat de naam van de onderneming voor wie hij werkt achter zijn eigen naam vermeld staat namelijk [bedrijf D] .

[bedrijf D] heeft het Spaanse fiscaalnummer [***] en is niet geregistreerd in VIES als intracommunautair handelende onderneming.

Uit verklaringen van [bedrijf D] bleek dat deze voor 27% zijn inkopen deed bij de Spaanse leverancier [bedrijf B] Import met fiscaalnummer [***] .

[bedrijf B] Import heeft op zijn beurt zo’n € 65 miljoen ingekocht bij de Roemeense [klant 1] . [bedrijf B] Import is niet geregistreerd als intracommunautair handelende onderneming. [bedrijf B] heeft verder verklaard dat de inkopen bij [klant 1] 99% van zijn inkopen vertegenwoordigde.

*** ICT *** [***] - SYSTEEM INTRACOMMUNAUTAIRE TRANSACTIES

Verificatie VAT-nummers

VAT-nummer Akkoord

01 ES [***] N VAT-NR BESTAAT NIET BIJ BETREFFENDE LAND

02 ES [***] N VAT-NR BESTAAT NIET BIJ BETREFFENDE LAND

Bron: VIES

Met betrekking tot [klant 1] heeft Nederland in juli 2009 een SCAC-verzoek ingediend bij de Roemeense Belastingdienst. Naar aanleiding van dit verzoek stelden de Roemeense collega’s tijdens een controle bij [klant 1] het volgende vast:

-

[klant 1] handelt onder 2 verschillende VAT-nrs, beide nummers zijn ambtshalve afgevoerd.

-

in de administratie zijn geen definitieve inkoopfacturen aanwezig, alleen proforma facturen,

-

de voorraad staat op een ongeloofwaardig hoog bedrag vergeleken met de op dat moment door EU-leveranciers geliste bedragen, hetgeen de Roemeense collega’s doet vermoeden dat er sprake zou kunnen zijn van gefingeerde transacties,

-

er is geen aansluiting tussen de in- en verkopen,

-

door [klant 1] wordt intracommunautair gehandeld met [bedrijf B] Import met behulp van VAT-nummer [***] terwijl dit nummer reeds is afgevoerd,

-

[klant 1] verkoopt voornamelijk aan [bedrijf B] in Spanje,

-

[bedrijf B] is eveneens een leverancier van [klant 1] (terwijl deze geen VAT-nr heeft).

De Spaanse Belastingdienst heeft laten weten dat de bestuurders/eigenaren van zowel [bedrijf B] Import als [bedrijf D] inmiddels zijn aangeklaagd door het Openbaar Ministerie van Malaga voor belastingfraude, valsheid in geschrifte, witwassen en deelname aan een criminele organisatie (zaaknummer [***] /2009).

Met name [bedrijf B] heeft in zijn rol van non-registered missing trader grote schade toegebracht aan de Spaanse schatkist. Deze onderneming heeft in 2009 en 2010 goederen verkocht in Spanje voor een totaalbedrag van € 64 miljoen zonder de verschuldigde omzetbelasting af te dragen. Tijdens het onderzoek is vast komen te staan dat [bedrijf B] Import de eerste schakel was in Spanje, in leveringsketen waarin [klant 1] en [klant 5] ook voorkwamen.

Aan de hand van dit voorbeeld kan het volgende worden gesteld:

-

[belanghebbende] heeft voor € 12 miljoen intracommunautair geleverd aan [klant 1] SRL (en 6,6 miljoen aan [klant 5] ).

-

De betalingen van [klant 1] waren afkomstig van een bankrekening in Spanje (Bankinter). Per mail ontving [belanghebbende] een bewijs van betaling van Bankinter (voetnoot: bijlage 70 - bewijs betaling [klant 1] via Bankinter).

-

De goederen werden in opdracht van [klant 1] rechtstreeks vanuit Nederland naar Spaanse forwarders vervoerd.

-

[bedrijf B] heeft verklaard dat 99% van zijn inkopen afkomstig waren van [klant 1] ofwel een bedrag van € 65 miljoen. [klant 1] leverde voornamelijk aan [bedrijf B] .

-

[bedrijf D] is aanwezig in het klantenbestand van [agentschap SP] (Spaanse agent van [belanghebbende] ). Een belangrijk deel (27%) van de inkopen van [bedrijf D] was afkomstig van [bedrijf B] Import.

6.2.7.

Vrijgeven van de goederen in Spanje (release)

(…) Op pagina 11 en 12 van bijlage 65A, wordt door de Spaanse Belastingdienst melding gemaakt van een lijst waarin personen zijn opgenomen met hun respectievelijke identiteitsbewijsnummers. De lijst is aangetroffen in de administratie van [agentschap SP] . De Spaanse Belastingdienst heeft onderzoek gedaan naar deze personen. Uit het onderzoek is gebleken dat deze personen in dienst zijn van bedrijven die direct of indirect goederen hebben afgenomen van eerder genoemde [bedrijf B] en [klant 5] . [belanghebbende] zorgt er kennelijk voor dat de uiteindelijke klant, dat wil zeggen “de klant van de klant van zijn klant”, de goederen komt ophalen.

Dit verschijnsel werd ook waargenomen tijdens een onderzoek [voetnoot: bijlage 72 Documenten [logistiek centrum SP 1] SL] bij [logistiek centrum SP 1] SL, de forwarder van [belanghebbende] in Spanje. Daar zijn documenten verkregen waaruit blijkt dat [agentschap SP] (namens [belanghebbende] ) opdracht gaf tot het vrijgeven (liberacion - release) van de goederen aan personen werkzaam voor de uiteindelijke afnemers.

In een specifiek geval (order 20101826) geeft een medewerker van [belanghebbende] in Nederland (in casu [medewerker belanghebbende] ) opdracht om de goederen vrij te geven in het kader van een levering aan een directe afnemer. Slechts 5 minuten later wordt door [agent SP 2] opdracht gegeven aan [logistiek centrum SP 1] SL om de goederen vrij te geven (“liberacion 20101826”) aan een medewerker van de uiteindelijke afnemer dan wel een medewerker van een transportbedrijf die in opdracht van de uiteindelijke afnemer de goederen komt ophalen. De mailopdrachten tot vrijgave van de goederen worden gedaan namens “ [belanghebbende] BV // SALES OFFICE SPAIN”.

Opvallend bij het vervoer van de goederen van Nederland naar Spanje is dat de naam van de leverancier ( [belanghebbende] ) en de afnemer (bijvoorbeeld een Roemeense afnemer) niet zijn vermeld in vak 1 en 2 van het transportdocument CMR.

6.2.8.

Mail van 6 april 2010

Uit een e-mail van 6 april 2010 blijkt dat de aanpak van de fraude door de Spaanse Belastingdienst [agentschap SP] en [belanghebbende] niet onverschillig laat. In dit e-mailbericht rapporteert [agent SP 1] naar de andere agenten ( [agent SP 2] en [verkoopster] ) over een MSN-gesprek dat zij heeft gevoerd met [bestuurder] n.a.v. arrestaties in Spanje.

[agent SP 1] is bezorgd over de recente arrestaties die verricht zijn bij bedrijven die met een “Portugais guy” hebben samengewerkt. Personen werkzaam bij deze bedrijven zijn kennelijk als verdachten aangemerkt in het kader van een onderzoek naar btw-fraude. Daaronder is een bekende van [agent SP 1] en [bestuurder] , ene Mohammed. Mohammed zou werkzaam zijn voor een bedrijf dat wordt aangeduid door [agent SP 1] als “[leverancier A]”.

De Spaanse Belastingdienst heeft laten weten dat met “Mohammed” bedoelt wordt Mohammed [achternaam] en dat “[leverancier A]” stond voor [leverancier A] , een Britse trader. Mohammed [achternaam] is de agent in Spanje van [leverancier A] . [leverancier A] is een belangrijke leverancier van [belanghebbende] .

Uit het gehele gesprek worden de volgende zinsneden uitgelicht:

Op regel 13 van het MSN-gesprek zegt [agent SP 1] : “they thought that [leverancier A] is spain was a tva company

De acroniem “tva” staat voor “tasa al valor agregado” ofwel belasting op de toegevoegde waarde (btw) in de Spaanse taal. Kennelijk maakt men bij [agentschap SP] en [belanghebbende] een verschil tussen btw-ondernemingen en niet btw-ondernemingen.

regel 14: “ah, so they made a mistake?”.

De Spaanse Belastingdienst heeft bevestigd dat Mohammed [achternaam] niet als verdachte werd aangemerkt in dat onderzoek. Vele bedrijven werden destijds onderzocht, o.a. eerder genoemde [bedrijf B] Import.

Regel 18: [bestuurder] zegt: “all these companies accepted to receive payment from the administrator personally?”.

Regel 20: [bestuurder] zegt: “we were lucky because we are so strict

Regel 46: [bestuurder] zegt: “a good company lost the VAT number too?

Regel 48: [bestuurder] zegt: “crazy, it means that they are closing all companies?

Regel 49: [agent SP 1] zegt: “the only one that work are companies that buy to manufacture or to official chanel. Yes they are closing all sauf this… the biggers. Our contact now have only the chace to buy only in oficial chanel in spain. Nothinkg out of spain

Regel 50: [bestuurder] zegt: “so, we have to find a new way of making money?”.

Regel 59: [agent SP 1] zegt: “…well i have to inform you..the good thing is that we had not problems, no this time..but the bad think is that i don’t know how many time we will be in this situation.”

Regel 68: [bestuurder] zegt: “dont forget, everybody thought it was all over when the problem was at [afnemer SP] * and then it also started a few months later again

Regel 74: [bestuurder] zegt: “keep in mind that if ALL tva companies are gone, we can still be competitive. We have money, knowledge and good sales people”.

De zinsnede (regel 49) “Our contact now have only the chace to buy only in oficial chanel in spain. Nothinkg out of spain” blijkt in de praktijk een correcte voorspelling te zijn geweest: de verkopen van [belanghebbende] aan Roemenië in het tweede kwartaal van 2010 zijn teruggevallen tot nihil (zie tabel 27 onder 6.2.4). Over het gehele jaar 2010 zijn de verkopen aan Roemenië gedaald van zo’n € 27 miljoen naar € 5 miljoen. Ook de verkopen aan Bulgarije zijn volledig gestaakt na het tweede kwartaal 2010. Dit verklaart mogelijk de eerder besproken daling van € 60.000 aan commissieinkomsten van [agentschap SP] in 2010 t.o.v. 2008 en 2009 (zie paragraaf 6.2.5).

* [afnemer SP] : In de internetkrant www.thinkspain.com wordt verslag gemaakt van de problemen rondom [afnemer SP] . In een artikel van 1 december 2006 met de titel “40 arrests in massive tax fraud probe” wordt vermelding gemaakt van de volledige naam van deze Spaanse afnemer: [afnemer SP] . De inhoud van het artikel is gebaseerd op een persconferentie gehouden door de algemeen directeur der Belastingen in Spanje.

[afnemer SP] SL (VAT-nr [***] ) was een belangrijke leverancier van [belanghebbende] tot en met het derde kwartaal 2006.

(…)

6.3

Onderzoek in Italië

6.3.1.

E-mails en MSN-gesprekken

Ook de Italiaanse Guardia di Finanza heeft op 20 september 2010 een onderzoek ingesteld bij de twee agenten van [belanghebbende] in Italië: [agent IT/FR ] en [agent IT 2] . Daarbij werden e-mailgegevens en zakelijke bestanden verzameld.

Bij [agent IT/FR ] heeft de Guardia di Finanza naast e-mailberichten tevens MSN-gesprekken verkregen. De inhoud van deze gesprekken toont aan dat MSN veelvuldig werd gebruikt door agenten om te communiceren met leveranciers en afnemers. In totaal zijn 134 MSN-gesprekken verkregen bij [agent IT/FR ] . Daarin voert [agent IT/FR ] gesprekken in verschillende talen: Italiaans, Engels en Frans. De gesprekken vinden plaats over een periode van enkele weken tot enkele maanden. Het betreft gesprekken met betrekking tot zowel in- als verkooptransacties, soms verschillende transacties tegelijkertijd. Elk gesprek heeft een unieke MSN-identificatienummer.

Hierna volgt een drietal voorbeelden van deze MSN-gesprekken waarvan de inhoud opmerkelijk is. De tekst uit het Frans is door de Nederlandse controleur (ondergetekende) vertaald. De controleur is de Franse taal machtig.

[***]

Data

Ora

Da

A

Messaggio

5-11-2009

16.27.19

[persoon G] - [bedrijf R]

[agent IT/FR ] - [telefoonnummer]

je travaille sur une autre compagnie - [bedrijf R] ils vont fermer

5-11-2009

16.27.39

[persoon G] - [bedrijf R]

[agent IT/FR ] - [telefoonnummer]

[bedrijf S] ltd

Vertaling:

Ik werk aan een ander bedrijf - [bedrijf R] gaat dicht - [bedrijf S] Ltd

5-11-2009

16.27.44

[agent IT/FR ] - [telefoonnummer]

[persoon G] - [bedrijf R]

OK PARFAIT

Vertaling:

OK, perfect

5-11-2009

16.28.11

[persoon G] - [bedrijf R]

[agent IT/FR ] - [telefoonnummer]

le directeur de [bedrijf S] va te contacter demain pour l'ouverture du compte

Vertaling:

de directeur van [bedrijf S] gaat morgen contact met jou opnemen voor de opening van de account

5-11-2009

16.28.32

[agent IT/FR ] - [telefoonnummer]

[persoon G] - [bedrijf R]

parfait

Vertaling:

perfect

5-11-2009

16.28.34

[persoon G] - [bedrijf R]

[agent IT/FR ] - [telefoonnummer]

il vit à Londres mais il est né en Italie, à [persoon C]

5-11-2009

16.29.03

[persoon G] - [bedrijf R]

[agent IT/FR ] - [telefoonnummer]

ses parents sont encore en Italie

5-11-2009

16.29.32

[persoon G] - [bedrijf R]

[agent IT/FR ] - [telefoonnummer]

je te donne son nom , il va te contacter demain : [persoon F]

Vertaling:

Hij leeft in Londen maar is geboren in Italië, in [persoon C] - Zijn ouders zijn nog in Italië - ik geef je zijn naam, hij neem morgen contact met je op: [persoon F] .

5-11-2009

16.29.58

[agent IT/FR ] - [telefoonnummer]

[persoon G] - [bedrijf R]

parfait merci

Vertaling:

perfect bedankt

5-11-2009

16.30.59

[persoon G] - [bedrijf R]

[agent IT/FR ] - [telefoonnummer]

c'est moi qui fait les virements depuis la HSBC HK- ce sera plus facile

Vertaling:

Ik zal de overboekingen verrichten vanuit de HSBC HK – dat is makkelijker

5-11-2009

16.31.17

[agent IT/FR ] - [telefoonnummer]

[persoon G] - [bedrijf R]

ok parfait

Vertaling:

OK perfect

5-11-2009

16.32.23

[persoon G] - [bedrijf R]

[agent IT/FR ] - [telefoonnummer]

son tel [telefoonnummer]

Vertaling:

zijn tel [telefoonnummer]

5-11-2009

16.32.39

[agent IT/FR ] - [telefoonnummer]

[persoon G] - [bedrijf R]

ok merci

Vertaling:

OK bedankt

5-11-2009

16.33.12

[persoon G] - [bedrijf R]

[agent IT/FR ] - [telefoonnummer]

son email : [mailadres]

Vertaling:

zijn email: [mailadres]

5-11-2009

16.35.31

[agent IT/FR ] - [telefoonnummer]

[persoon G] - [bedrijf R]

OK

Hier komt een persoon in beeld genaamd [persoon G] . Deze stuurt zijn MSN-berichten vanuit “ [bedrijf R] ”. Dat staat voor [bedrijf R] , een zusteronderneming van [leverancier B] [bedrijf R] en [leverancier B] technologies zijn belangrijke leveranciers en afnemers van [belanghebbende] .

Getuige een application form van 10 november 2009 is [bedrijf S] Ltd inderdaad afnemer geworden van [belanghebbende] . Met een application form wordt een account geopend bij [belanghebbende] . In de application form wordt [persoon F] vermeld als de “general director” en [persoon G] als de “authorized purchaser”.

Opvallend aan het gesprek is de wijze waarop [agent IT/FR ] reageert op de instructies van [persoon G] namelijk erg volgzaam: “OK, perfect, bedankt”.

[***]

Data

Ora

Da

A

Messaggio

17-11-2009

15.54.58

charles

[agent IT/FR ] - [telefoonnummer]

bonjour [agent IT/FR ] je travail avec [persoon G] et j'aimerais avoir une liste

Vertaling:

Dag [agent IT/FR ] ik werk samen met [persoon G] en ik wil graag een lijst

17-11-2009

15.57.35

[agent IT/FR ] - [telefoonnummer]

charles

bonjour

17-11-2009

15.57.39

[agent IT/FR ] - [telefoonnummer]

charles

je vous la pase

Vertaling:

Dag, ik stuur ze door (de lijst)

17-11-2009

15.57.49

charles

[agent IT/FR ] - [telefoonnummer]

merci

4-12-2009

10.38.32

charles

[agent IT/FR ] - [telefoonnummer]

oui je voulais te dire que je passe commande chez toi mais mes commande passe par un ami

4-12-2009

10.39.47

charles

[agent IT/FR ] - [telefoonnummer]

donc qunad je te demmande une liste c pas juste pour la regarder mais pour acheter avec mon ami

Vertaling:

Bedankt, ja ik wilde je zeggen dat ik orders plaats bij jou maar dat een vriend van mij ze doorgeeft. Dus wanneer ik je om een lijst vraag is dat niet alleen om die te bekijken maar om samen met mijn vriend te kopen

4-12-2009

10.39.56

[agent IT/FR ] - [telefoonnummer]

charles

ah ok paa de souccis

4-12-2009

10.40.12

[agent IT/FR ] - [telefoonnummer]

charles

j'ai deja ton acheteur entre mes contacte?

Vertaling:

ah OK, geen zorg. Heb ik jouw koper als contact?

4-12-2009

10.40.40

charles

[agent IT/FR ] - [telefoonnummer]

oui il travail deja avec toi

Vertaling:

Ja, hij werkt al met jou

4-12-2009

10.41.25

[agent IT/FR ] - [telefoonnummer]

charles

ah ok merci

Vertaling:

ah OK bedankt

[***]

Data

Ora

Da

A

Messaggio

27-5-2010

14.57.35

DINA - [bedrijf T]

[agent IT/FR ] - [telefoonnummer]

do you have any 920Box?

27-5-2010

14.59.43

[agent IT/FR ] - [telefoonnummer]

DINA - [bedrijf T]

LET ME SEE I HAD 400 PCS

27-5-2010

14.59.49

[agent IT/FR ] - [telefoonnummer]

DINA - [bedrijf T]

LET ME CHECK IF STILL THERE

27-5-2010

15.04.28

[agent IT/FR ] - [telefoonnummer]

DINA - [bedrijf T]

I WILL RECEIVE ON MONDAY 500 PCS AAT 165

27-5-2010

15.04.33

[agent IT/FR ] - [telefoonnummer]

DINA - [bedrijf T]

IF THEY CAN INTERST YOU

27-5-2010

15.06.30

DINA - [bedrijf T]

[agent IT/FR ] - [telefoonnummer]

let me check

27-5-2010

15.06.57

[agent IT/FR ] - [telefoonnummer]

DINA - [bedrijf T]

SUR

27-5-2010

15.07.27

DINA - [bedrijf T]

[agent IT/FR ] - [telefoonnummer]

I will call you

1-6-2010

9.58.49

[agent IT/FR ] - [telefoonnummer]

DINA - [bedrijf T]

REGARDING THE 920

1-6-2010

9.59.01

[agent IT/FR ] - [telefoonnummer]

DINA - [bedrijf T]

IF YOU STILL NEED THEM WE STILL HAVE 395 PCS FREE

1-6-2010

9.59.17

[agent IT/FR ] - [telefoonnummer]

DINA - [bedrijf T]

WE CAN SHIP THEM TODAY

1-6-2010

9.59.33

[agent IT/FR ] - [telefoonnummer]

DINA - [bedrijf T]

THEY HAVE NEVER BEEN PASSED THORUHG YOUR HANDS

1-6-2010

9.59.37

[agent IT/FR ] - [telefoonnummer]

DINA - [bedrijf T]

SO NO PROBLEM FOR THIS

1-6-2010

9.59.43

[agent IT/FR ] - [telefoonnummer]

DINA - [bedrijf T]

LET ME KNOW IF YOUSTILL WANT THEM

[agent IT/FR ] biedt CPU’s model 920 aan aan Dina van [bedrijf T] AG. Zij weet dat deze goederen nooit eerder in handen van [bedrijf T] AG zijn geweest. Kennelijk beschikt [agent IT/FR ] over de logistieke geschiedenis van deze goederen. Dit is opvallend want [bestuurder] heeft diverse keren verklaard dat [belanghebbende] de identiteit van de goederen niet bij hield.

6.3.2.

[agent IT/FR ]

vertegenwoordigt [belanghebbende] in Italië. Vanwege haar kennis van de Franse taal wordt zij ook ingezet als agent voor Frankrijk. [agent IT/FR ] werkt op freelance basis voor [bedrijf U] BV, de onderneming van [agent IT 1] en [agent IT 2] in [plaats] . Maandelijks dient zij een declaratieoverzicht van haar verkopen in. De declaratie dient als basis voor haar beloning.

Op de pagina “where to find us” van de internetsite van [belanghebbende] (www. [belanghebbende] .com) wordt [agent IT/FR ] vermeld als agent voor Italië. Haar naam is echter niet correct gespeld. Er staat namelijk “ [agent IT/FR ] [achternaam] ” in plaats van [agent IT/FR ] . In een mail met onderwerp “website” van 4 november 2009 waarin een voorstel voor aanpassingen van de internetsite van [belanghebbende] wordt gedaan wordt haar naam nog steeds incorrect gespeld. Dit is opvallend want [agent IT/FR ] werkt al jaren voor [belanghebbende] .

Een onderzoek op het internet met behulp van Google levert direct een zoekresultaat op waarin [agent IT/FR ] wordt vermeld. Het zoekresultaat betreft een krantenartikel verschenen op 8 april 2008 in de internetkrant Riviera24.it. De titel van dit artikel is “Evasione milionaria: giovedi al via audizione dei testi, tra cui il maggiore Andreone della Finanza”, hetgeen betekent: “Miljoenen ontduiking: donderdag aanvang getuigen verhoring, onder wie majoor Andreone van Financiën”. Het artikel verslaat de rechtsgang m.b.t. de vervolging van personen betrokken in een BTW-carrouselfraude. [agent IT/FR ] wordt in deze zaak opgeroepen als getuige.

Over de naam [agent IT/FR ] is door de Guardia di Finanza bekend gemaakt dat er in Italië slechts één persoon bestaat die deze naam draagt.

(…)

6.3.5. [klant 16]

Volgens het cliëntdossier aanwezig bij [belanghebbende] is dhr. [directeur klant 16] directeur/aandeelhouder van [klant 16] SRL. De onderneming zou zijn gevestigd op het adres [adres A] in Milaan.

De Guardia di Finanza heeft onderzoek gedaan bij de curator van de inmiddels failliete [klant 16] , o.a. naar de adresgegevens van de onderneming. Uit het onderzoek is het volgende bekend geworden:

-

De curator heeft verklaard niet in het bezit te zijn van de administratieve gegevens afkomstig van [klant 16] met uitzondering van documenten gedeponeerd door crediteuren die een indicatie geven van het passiva van de onderneming.

-

De curator heeft nooit contact kunnen leggen met bestuurder/aandeelhouder [achternaam] . Deze laatste liet zich vertegenwoordigen door zijn advocaat.

-

Op het adres [adres A] in Milaan zetelt een andere onderneming genaamd [bedrijf V] . [bedrijf V] is een onderneming die actief is op het gebied van belastingadvies. Segim heeft inderdaad [klant 16] als cliënt gehad. [bedrijf V] heeft belastingaangifte gedaan op basis van door [klant 16] verstrekte gegevens maar heeft geen boekhoudkundige activiteiten voor de onderneming verricht.

-

Er is onenigheid ontstaan tussen Segim en [klant 16] . De partijen zijn uit elkaar gegaan.

-

Op de verblijfplaatsen van [achternaam] is deze persoon onbereikbaar geweest.

-

De fysieke administratie van het failliete [klant 16] was gedeponeerd op het adres van [bedrijfsnaam] in Milaan. Op dat adres is echter slechts de administratie aangetroffen die betrekking had op de periode tot 19-12-2005. Vanaf die datum is het contact met de onderneming, die destijds [bedrijfsnaam] werd genoemd, verbroken. Vanaf deze datum is de onderneming hernoemd naar [klant 16] .

De Guardia di Finanza had ook eerder onderzoek gedaan naar een groep ondernemingen die zich bezig hield met intracommunautaire BTW-fraude, waaronder [klant 16] . Uit dit onderzoek bleek het volgende:

-

Er werd geen aangifte gedaan van de intracommunautaire verwervingen.

-

De betrokken personen bleken ernstige juridische antecedenten te hebben

-

[klant 16] de rol heeft gehad van missing trader

-

Er op 25-06-2009 door het Openbaar Ministerie van de rechtbank in Milaan een faillissementsprocedure is gestart. Hetzelfde Openbare Ministerie heeft op 15-10-2009 aangifte gedaan tegen de vertegenwoordiger van [klant 16] , dhr. [achternaam] wegens misdrijf.

De Openbare Aanklager heeft goedkeuring gegeven voor het gebruik van deze gegevens voor fiscale doeleinden.

[klant 16] SRL is gedurende de periode van het vierde kwartaal 2007 tot in het tweede kwartaal 2009 intracommunautaire actief geweest. Gedurende deze periode heeft [belanghebbende] de volgende leveringen gedaan:

Tijdvak

OB-plichtige

Trefwoord

Bedrag in EUR

Soort

07-4-00

[***]

[belanghebbende]

3.047.470,00

L

07-4-00

geanonimiseerd

NL Trader 1

154.402,00

L

07-4-00

geanonimiseerd

NL Trader 3

10.350,00

L

08-1-00

[***]

[belanghebbende]

6.492.281,00

L

08-1-00

geanonimiseerd

NL Trader 1

258.854,00

L

08-1-00

geanonimiseerd

NL Trader 3

44.052,00

L

08-2-00

[***]

[belanghebbende]

4.681.932,00

L

08-2-00

geanonimiseerd

NL Trader 1

122.449,00

L

08-2-00

geanonimiseerd

NL Trader 3

22.880,00

L

08-3-00

[***]

[belanghebbende]

3.060.722,00

L

08-3-00

geanonimiseerd

NL Trader 1

49.075,00

L

08-4-00

geanonimiseerd

NL Trader 4

450.263,00

L

08-4-00

[***]

[belanghebbende]

4.249.241,00

L

08-4-00

geanonimiseerd

NL Trader 1

230.005,00

L

08-4-00

geanonimiseerd

NL Trader 5

342.382,00

L

08-4-00

geanonimiseerd

NL Trader 2

298.200,00

L

09-1-00

geanonimiseerd

NL Trader 4

763.425,00

L

09-1-00

[***]

[belanghebbende]

5.094.004,00

L

09-1-00

geanonimiseerd

NL Trader 1

233.340,00

L

09-1-00

geanonimiseerd

NL Trader 5

628.247,00

L

09-1-00

geanonimiseerd

NL Trader 2

718.776,00

L

09-2-00

[***]

[belanghebbende]

232.000,00

L

09-2-00

geanonimiseerd

NL Trader 1

41.963,00

L

09-2-00

geanonimiseerd

NL Trader 2

18.675,00-

L

Totaal leveringen

31.207.638,00

Waarvan [belanghebbende]

26.857.650,00

Tabel 32 (Bron VIES Nederland)

Meer grote Italiaanse afnemers worden besproken onder 6.4.4.

6.3.6.Verslag Guardia di Finanza

Gezien de activiteiten van de agenten van [belanghebbende] in Italië, heeft de Guardia di Finanza onderzoek gedaan naar de aanwezigheid van een vaste inrichting van [belanghebbende] in Italië (stable organization).

Tegelijkertijd deed de Guardia di Finanza breder onderzoek naar carrouselfraude in de elektronica sector in Italië. Ten behoeve van dit rapport heeft de Guardia di Finanza een samenvattend verslag in de Engelse taal geschreven waarin zij haar bevindingen opsomt. Uit dit verslag komt het volgende naar voren:

-

Tijdens een huiszoeking bij een persoon genaamd [persoon H] werd een USB-stick (pen drive) in beslag genomen. Deze [persoon H] blijkt een persoon te zijn die geen directe contact is van [belanghebbende] in het kader van intracommunautaire transacties maar missing traders vertegenwoordigd. Op het USB-stick zijn MSN-gesprekken van mw. [agent IT/FR ] met o.a. deze [persoon H] aangetroffen. In de gesprekken maakt mw. [agent IT/FR ] afspraken voor de levering van goederen namens [belanghebbende] .

-

In het verslag worden enkele afnemers van [belanghebbende] genoemd. Een van deze afnemers is [bedrijf W] Srl. Uit het verslag blijkt dat [bedrijf W] wordt vertegenwoordigd door een persoon die tot op heden onvindbaar is (“untraceable”). In het verslag wordt verder verteld dat [bedrijf W] omzetbelastingfraude heeft gepleegd door gebruik te maken van valse facturen vervaardigd door drie Italiaanse missing traders. Twee van de drie missing traders zijn directe afnemers van [belanghebbende] . In de periode van 1-4-2009 t/m 31-1-2010 heeft [bedrijf W] voor een totaalbedrag van € 6.604.201,00 afgenomen bij [belanghebbende] (Bron: VIES NL).

-

In het verslag wordt een andere afnemer van [belanghebbende] genoemd: [klant 17] . Volgens een verslag van de Guardia di Finanza blijkt dat [klant 17] geen aangifte heeft gedaan van de bij [belanghebbende] ingekochte goederen. [klant 17] wordt beschouwd als een missing trader. Uit een reconstructie door de Italiaanse onderzoekers blijkt dat [klant 17] een totaalbedrag van € 4.425.779 heeft betaald aan [belanghebbende] . Dit bedrag komt nagenoeg overeen met de leveringen van [belanghebbende] in de periode van het vierde kwartaal 2008 t/m het vierde kwartaal 2009 te weten € 4.552.786 (bron: auditfile 2008 en 2009).

(…)

6.5.3.

Leveringen aan [leverancier SL]

Uit het Sloveense onderzoek is ook gebleken dat [bedrijf X] in het vierde kwartaal 2008 voor een totaalbedrag van € 1.031.450 heeft gelist op het Oostenrijkse VAT-nr van [leverancier SL] . [leverancier SL] heeft de bij [bedrijf X] ingekochte goederen in zijn geheel doorverkocht aan een enkele afnemer: [bedrijf Y] . Zo blijkt uit onderzoek van de Oostenrijkse Belastingdienst.

*** ICT *** [***] - SYSTEEM INTRACOMMUNAUTAIRE TRANSACTIES 19-09-2011 14.24

Ontvangen L2/F1 specificaties Blad 1 van 1

VAT-nummer : [***] Sel.Soort: Sel.Tijdvak: Kwartaal: 08-4

Bedrag

BTW-nummer in valuta Bedrag Bedrag

Tijdvak Koper Soort van het land leveringen diensten

08-4-00 [***] L e 17.619.258 e 17.619.258

============== ============== ==============

totaal Prestaties e 17.619.258 e 17.619.258

[bedrijf Y] heeft in dat kwartaal voor € 17.619.258 verkocht aan een Nederlandse afnemer gernaamd [bedrijfsnaam] .

Deze Nederlandse afnemer heeft daarover geen enkele aangifte ingediend en wordt beschouwd als een missing trader.

Bron: VIES Nederland

(…)

6.6.4.1. [afnemer FR]

heeft zich aangemeld bij [belanghebbende] door middel van de volgende documenten.

-

een kopie van een eigen bedrijfspresentatie in de Engelse taal van 25 november 2009

-

een uittreksel van de Franse kamer van koophandel, van 13 april 2009. Het vestigingsadres van de onderneming is op dat moment: [adres] [***] Paris.

-

een certificaat van hoedanigheid van de Franse Belastingdienst van 24 februari 2009. Het verzendadres is op dat moment: chez (p/a) [adres] , [***] Paris.

-

[belanghebbende] heeft de geldigheid van het VAT-nr gecontroleerd bij de Belastingdienst in Almelo (CLO) op 16 december 2009, deze was geldig.

-

Daarnaast is een worddocument aangetroffen in de mailbox van [bestuurder] met daarin een kopie van een bankafschrift van de Barclays Bank in Preston ten name van [bestuurder afnemer FR] , de bestuurder- eigenaar van [afnemer FR] en een kopie van het Britse paspoort van deze persoon.

Een onderzoek naar enkele items uit deze documenten levert het volgende op:

-

De eigen bedrijfspresentatie van [afnemer FR] is een “application form” welke moet worden ingevuld door ondernemers die klant willen worden bij [afnemer FR] . In deze situatie is het echter [afnemer FR] die klant wordt van [belanghebbende] zodat de application form van [belanghebbende] ingevuld had moeten worden door [afnemer FR] .

-

De eerste pagina van de eigen bedrijfspresentatie van [afnemer FR] vertoond onzorgvuldigheden: het telefoonnummer onderaan de pagina verschilt met het telefoonnummer eerder vermeld op dezelfde pagina: [*** *******8] i.p.v. [**** *******7] .

-

Op pagina 2 van dit document staat vermeld onder bankdetails: “TBC”. Welke bank en welke bankrekeningnummer daarmee worden bedoeld is niet bekend.

-

De zoektermen [afnemer FR] leveren geen resultaat op via Google.

- Het e-mailadres [afnemer FR] @consultant.com levert ook geen enkele resultaat op Google. De zoekterm consultant.com levert daarentegen wel de informatie op dat dit domainnaam een gratis e-mail service is die erg regelmatig wordt gebruikt voor criminele doeleinden. Bijzonder aan het gebruik van dit domain naam is dat “there is no charge and hence no need for a verifiable billing address, bank account or credit card, these accounts are fairly anonymous”.

- In het uittreksel van de Franse kamer van koophandel wordt vermeld dat de vestigingsadres van [afnemer FR] is [adres] , [***] Paris en dat de verhuurder (domiciliataire) [verhuurder] is. Onderzoek via Google laat zien dat [verhuurder] (www. [verhuurder] .fr) gespecialiseerd is in het verhuren van virtuele bedrijfsvestigingen (domiciliëring). Dat wil zeggen dat de ondernemer niet fysiek aanwezig is op dat adres maar dat de afhandeling van de post en het telefoonverkeer van die ondernemer waargenomen worden door een medewerker van [verhuurder] . Deze dienst inclusief afhandeling van de post en telefoonverkeer kost slechts € 31 ex-btw per maand. Aangezien het hier een virtuele vestigingsadres betreft, is opslag van goederen niet mogelijk.

- Het woonadres van [bestuurder afnemer FR] in Preston in Engeland is zo’n 800km verwijderd van Parijs.

-

Het adres [adres] [***] Paris aanwezig op het certificaat van hoedanigheid van de Franse Belastingdienst is het adres van [bedrijf Z] . [bedrijf Z] biedt allerlei diensten betrekking hebbend op het starten van ondernemingen. Een van deze diensten is het aanbieden van “French dormant companies” (Franse slapende ondernemingen).

-

De gemailde bankgegevens van de Barclays Bank in Preston en de kopie van het paspoort van [bestuurder afnemer FR] (zie bijlage 090) zijn beide gecertificeerd door strafadvocaat [advocaat] (24 hour criminal defence sollicitors).

De eerste transactie met [afnemer FR] gaat als volgt:

-

Een Purchase order nummer 11011001 van [afnemer FR] gedateerd 11-01-2011 wordt geadresseerd aan [belanghebbende] aangaande de levering van 1100 stuks Nintendo Wii voor een bedrag van £ 159.500.

-

Op 13 januari 2010 verwacht [belanghebbende] een levering van [bedrijf AA] PLC. Deze zal in het kader van een vereenvoudigde ABC-levering worden doorgeleverd aan [afnemer FR] .

-

Op 13 januari 2010 wordt de proforma factuur opgemaakt met referentie 20100071.

-

Op 13 januari wordt een CMR opgemaakt door de forwarder [forwarder] Ltd

-

Op 15 januari 2010 de definitieve factuur opgemaakt en tevens een packing list.

-

Op 18 januari 2010 vindt de eerste betaling van £ 159.500 plaats. Deze betaling is afkomstig van [bedrijf BB holding] Ltd met als vermelding [afnemer FR] . Deze partij is nergens vermeld in de documenten aanwezig bij [belanghebbende] . Er kan geen verband worden gemaakt tussen deze partij en [bestuurder afnemer FR] of [afnemer FR] . Het is niet duidelijk of het hier gaat om een bedrijf dan wel om een bank.

-

Op basis van een mailbericht van 21 januari 2010 van [medewerker belanghebbende] , medewerker bij [belanghebbende] , kan afgeleid worden dat de goederen op 18 januari 2010 zijn geleverd bij [afnemer FR] . Goederen zijn op die dag rechtstreeks vanuit Engeland aangekomen op het adres [adres] in Parijs. Vervoerder is een Noord-Ierse onderneming. Op de CMR is een stempel van [afnemer FR] aangebracht voor ontvangst echter geen datum van aankomst.

-

Pas op 28 januari heeft [bestuurder] een bevestiging van de goede ontvangst van de goederen gekregen. Deze bevestiging is per mail verzonden vanuit het e-mailadres van [afnemer FR] en ondertekend door ene “sales”.

Na deze transactie hebben nog vele transacties plaatsgevonden. Aanvankelijk kwamen de betalingen vanuit [bedrijf BB holding] Ltd, daarna vanuit de Zweedse [zweeds bedrijf] . Vanuit deze banken cq. bedrijven is voor een totaalbedrag van £ 6.690.226 overgemaakt op de bankrekening van [belanghebbende] .

Uit onderzoek van de Franse Belastingdienst blijkt dat [afnemer FR] geen aangifte heeft gedaan van zijn omzetactiviteiten in Frankrijk. De Britse Belastingdienst heeft in het kader van een verzoek om wederzijdse bijstand medegedeeld dat [bestuurder afnemer FR] al eerder betrokken is geweest bij een BTW-fraude en dat de Britse Customs (HMRC) een naheffing van £ 2.500.000 nog steeds heeft openstaan.

(…)”

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

Evenals bij de rechtbank is bij het Hof in geschil of de naheffingsaanslag en de boete terecht en tot de juiste bedragen zijn opgelegd.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.

4. Beoordeling van het geschil

Verdedigingsbeginsel

4.1.

Ook in hoger beroep voert belanghebbende aan dat het Unierechtelijke verdedigingsbeginsel is geschonden. Krachtens dat beginsel moeten degenen aan wie een naheffingsaanslag wordt opgelegd, in staat worden gesteld hun standpunt over de elementen waarop de administratie haar besluit wil baseren naar behoren kenbaar te maken.

Belanghebbende bepleit primair dat in het geheel geen sprake is geweest van een voorprocedure. In dit verband heeft zij ook in hoger beroep gewezen op het verzoekschrift van de ontvanger van 28 februari 2012 aan de voorzieningenrechter van rechtbank Noord-Holland om conservatoir derdenbeslag te mogen leggen, welk verzoek is gebaseerd op een vordering op belanghebbende die onder meer bestaat uit de naheffingsaanslag omzetbelasting van € 33.725.496. Belanghebbende stelt dat daaruit blijkt dat de naheffingsaanslag al vóór het bekendmaken van het voornemen was vastgesteld en actief werd ingevorderd.

4.2.

Dienaangaande is door de rechtbank als volgt geoordeeld:

“16. De verplichting van de lidstaten om de rechten van de verdediging te eerbiedigen is een beginsel van Unierecht, dat geldt wanneer bezwarende besluiten worden genomen die binnen het toepassingsbereik van het recht van de Europese Unie vallen. Bezwarende besluiten die zijn gebaseerd op nationale bepalingen die uitvoering geven aan Unierechtelijke voorschriften, zoals in dit geval de Wet op de omzetbelasting 1968 uitvoering geeft aan de Zesde richtlijn (thans: BTW-richtlijn), vallen binnen het toepassingsbereik van het recht van de Europese Unie. Voorop staat dan ook dat belanghebbenden zich voor de nationale rechter op eerbiediging van de rechten van de verdediging kunnen beroepen. Dit is niet anders indien naderhand rechtens komt vast te staan dat een belanghebbende frauduleus heeft gehandeld. Het is buiten redelijke twijfel dat het ontzeggen van dit recht aan een van fraude verdachte belanghebbende de wezenlijke inhoud van dit recht niet zou eerbiedigen (Hoge Raad 10 juli 2015, ECLI:NL:HR:2015:1809). Om die reden zal de rechtbank het beroep van eiseres op schending van het verdedigingsbeginsel behandelen voorafgaand aan de beoordeling of sprake is van deelname aan fraude.

17. Het beginsel om de rechten van de verdediging te eerbiedigen brengt in het bijzonder mee dat eenieder het recht heeft om te worden gehoord alvorens een besluit wordt genomen dat zijn belangen op nadelige wijze kan beïnvloeden (vergelijk het hierboven aangehaalde arrest van de Hoge Raad van 10 juli 2015). Het vereist dat adressaten van besluiten die hun belang aanmerkelijk raken, in staat worden gesteld naar behoren en daadwerkelijk hun standpunt kenbaar te maken over de elementen waarop de administratie haar besluit wil baseren alvorens een besluit wordt genomen. Het beginsel beoogt met name de betrokken persoon of onderneming in staat te stellen om een vergissing te corrigeren of individuele omstandigheden aan te voeren die ervoor pleiten dat het besluit niet wordt genomen of dat in een bepaalde zin wordt besloten (Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: HvJ) 3 juli 2014, gevoegde zaken Kamino International Logistics B.V. en Datema Hellmann Worldwide Logistics B.V., ECLI:EU:C:2014:2041, overweging 36 en volgende).

18. Eiseres stelt zich primair op het standpunt dat het verdedigingsbeginsel is geschonden omdat vóórdat zij zich over het voornemen van 6 maart 2012 om de naheffingsaanslag op te leggen kon uitlaten, de naheffingsaanslag al vast stond. In dat verband wijst zij op het verzoekschrift van 28 februari 2012 tot het leggen van conservatoir derdenbeslag, welk verzoek is gebaseerd op een vordering op haar die onder meer bestaat uit de naheffingsaanslag omzetbelasting van € 33.725.488. Dit standpunt faalt. In het verzoekschrift staat dat de inspecteur een naheffingsaanslag omzetbelasting zal opleggen. Bovendien geschiedt ingevolge artikel 5, eerste lid, eerste volzin, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: de AWR) de vaststelling van een belastingaanslag door het ter zake daarvan opmaken van een aanslagbiljet door de inspecteur. Ingevolge de tweede volzin van die bepaling geldt de dagtekening van het aanslagbiljet als de dagtekening van de vaststelling van de belastingaanslag. Tot het dossier behoort een aanslagbiljet gedagtekend 28 maart 2012 betreffende de onderhavige aan eiseres opgelegde naheffingsaanslag, de beschikking heffingsrente en boetebeschikking. Daaruit volgt dat de naheffingsaanslag op 28 maart 2012 is vastgesteld. Het heeft dus niet eerder dan op 28 maart 2012 rechtsgevolg gekregen. Eiseres is op 6 maart 2012 en dus voorafgaand aan de vaststelling in de gelegenheid gesteld haar zienswijze kenbaar te maken.(…)”

4.3.

Het Hof neemt dit oordeel alsmede de gronden waarop het berust over en maakt deze tot de zijne. Hetgeen belanghebbende in hoger beroep heeft aangevoerd leidt niet tot een ander oordeel.

4.4.

Aangaande het subsidiaire standpunt van belanghebbende, inhoudende dat het verdedigingsbeginsel is geschonden omdat zij voorafgaand aan het opleggen van de naheffingsaanslag en de boete niet beschikte over het volledige dossier, is door de rechtbank als volgt geoordeeld.

“19. Eiseres stelt zich subsidiair op het standpunt dat het verdedigingsbeginsel is geschonden omdat zij voorafgaand aan het opleggen van de naheffingsaanslag en de boete niet beschikte over het volledige dossier. Verweerder heeft in het kader van het voornemen het controlerapport met bijlagen verstrekt aan eiseres. Die bijlagen zijn de stukken waarnaar in de voetnoten in het controlerapport is verwezen. Andere stukken heeft verweerder in de voornemenfase niet aan eiseres verstrekt. De rechtbank wijst er in dit verband op dat niet alle SCAC-formulieren zijn verstrekt die ten grondslag lagen aan de voorgenomen correcties. Deze formulieren waren namelijk slechts voor een beperkt deel als bijlagen bij het rapport gevoegd. Zo heeft verweerder ter zitting ook erkend dat niet was verstrekt de SCAC-informatie betreffende de correcties van vooraftrek ter zake van inkopen voorafgaand aan leveringen aan Roemeense afnemers. Ook zijn de stukken opgenomen in de in beroep ingebrachte mappen met nummers 3.1, 6.1.13.2, 6.2.2, 6.3.1, 6.6.2, 6.6.3 en romeinse cijfers I tot en met XXI, welke verweerder in ieder geval voor een deel heeft gebruikt voor het opstellen van het controlerapport, niet aan eiseres verstrekt. Een en ander betekent dat verweerder in de zienswijzefase niet alle stukken waarop hij de voorgenomen correcties heeft gebaseerd aan eiseres heeft verstrekt. Verder heeft verweerder eiseres geen mededeling gedaan van de mogelijkheid om de niet verstrekte stukken waarop het voornemen was gebaseerd in te zien. Ook is niet gebleken dat verweerder stukken ter inzage had gelegd voor eiseres. Hieruit volgt dat eiseres niet in de gelegenheid is gesteld haar standpunt kenbaar te maken over alle elementen waarop verweerder de voor eiseres nadelige besluiten wilde baseren. Het beginsel van eerbieding van de rechten van verdediging is derhalve geschonden. Dat verweerder niet alle stukken direct voorhanden had en ze – binnen de Belastingdienst – heeft moeten verzamelen, leidt niet tot de conclusie dat verweerder ze niet ter beschikking had moeten stellen.”

4.5.

Het Hof komt in zoverre tot een ander oordeel dan de rechtbank onder verwijzing naar het arrest ‘Ispas’ van het HvJ (HvJ 9 november 2017, C-298/16, ECLI:EU:C:2017:843, punt 32 en 33) waarin onder meer is overwogen:

“25. Met zijn vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of het algemene Unierechtelijke beginsel van eerbiediging van de rechten van de verdediging aldus moet worden uitgelegd dat het vereist dat particulieren in nationale administratieve procedures voor de controle en de vaststelling van de maatstaf van heffing van de btw toegang hebben tot alle informatie en documenten in het administratieve dossier die de overheidsinstantie in aanmerking heeft genomen bij het nemen van haar besluit [onderstreping Hof].

(…)

32. Zoals de advocaat-generaal in de punten 121 en 122 van zijn conclusie heeft opgemerkt, rust op de nationale belastingautoriteiten daartoe geen algemene verplichting om volledige toegang te geven tot het dossier waarover zij beschikken of om de documenten en informatie ter ondersteuning van het voorgenomen besluit ambtshalve te verstrekken.

33. In het kader van een belastingcontrole, die ertoe strekt na te gaan of belastingplichtigen aan hun fiscale verplichtingen hebben voldaan, kan immers worden verwacht dat die belastingplichtigen toegang tot die documenten en informatie vragen om, in voorkomend geval, toelichtingen te verstrekken of middelen aan te voeren tegen het standpunt van de belastingdienst.

34. De daadwerkelijke eerbiediging van de rechten van de verdediging vereist evenwel het bestaan van een reële mogelijkheid van toegang tot die documenten en informatie, tenzij een beperking van die toegang gerechtvaardigd is door doelstellingen van algemeen belang.”

4.6.

Hieruit volgt dat er op de inspecteur geen algemene verplichting rust om reeds vóór het opleggen van de naheffingsaanslag ambtshalve volledige toegang te geven tot het dossier waarover hij beschikt, noch om dat dossier ambtshalve integraal te verstrekken aan de belanghebbende. Blijkens het Ispas-arrest is het voldoende als de belanghebbende desgevraagd toegang wordt verleend tot het volledige dossier. Gesteld noch gebleken is dat belanghebbende daarom verzocht heeft. Het Hof komt dan ook tot het oordeel dat het verdedigingsbeginsel niet is geschonden. Het Hof heeft bij deze beslissing laten meewegen dat de inspecteur aan belanghebbende, drie weken voor het opleggen van de naheffingsaanslag, een omvangrijk controleverslag (met bijlagen) heeft doen toekomen waarin uitgebreid is opgenomen welke informatie c.q. elementen hebben geleid tot het opleggen van de naheffingsaanslag. Belanghebbende was op grond daarvan voldoende in staat om haar standpunt over de elementen waarop de inspecteur zijn besluit wilde baseren, naar behoren kenbaar te maken. De termijn van drie weken acht het Hof daarvoor toereikend. Daaraan doen de in de beroepsfase verstrekte ‘8:42 stukken’ (zie voor een overzicht de pleitnota van de inspecteur van 8 april 2019, blz. 3 e.v.) niet af, daar die stukken in essentie geen afbreuk doen aan de elementen zoals die reeds waren genoemd in het controlerapport en belanghebbende zich over deze stukken later in de procedure alsnog heeft kunnen uitlaten. Belanghebbende is als gevolg daarvan niet in haar belangen geschaad zodat het Hof daarin geen aanleiding ziet daaraan gevolgen te verbinden op de voet van art. 8:31 Awb.

4.7.

Belanghebbende voert aan dat de inspecteur op grond van het bepaalde in art. 8:42 Awb, het gehele strafdossier genoemd [naam strafdossier] had moeten inbrengen en niet enkel de stukken die daaruit aan belanghebbende ter beschikking zijn gesteld. Het Hof hecht geloof aan de verklaring van de inspecteur dat hij van de Officier van Justitie uitsluitend bepaalde stukken uit het dossier [naam strafdossier] ter beschikking gesteld heeft gekregen en dat hij al die stukken heeft overgelegd. Daarmee heeft de inspecteur voldaan aan zijn verplichting ex art. 8:42 Awb (vgl. HR 12 juli 2013, nr. 11/04625, ECLI:NL:HR:2013:29, r.o. 3.3.1.3).

Naheffing en bewijslast

4.8.

Door de rechtbank is met betrekking tot de naheffing en bewijslast als volgt overwogen:

“25. Vast staat dat de correcties betrekking hebben op voorbelasting die is afgetrokken ter zake van inkooptransacties voorafgaand aan intracommunautaire leveringen door eiseres aan afnemers in Spanje, Roemenië, Italië en Frankrijk dan wel op inkooptransactie voorafgaand aan leveringen aan [leverancier SL] die de goederen aan Nederlandse afnemers heeft geleverd. Verweerder heeft de correcties gebaseerd op het arrest van het HvJ van 6 juli 2006, Axel Kittel en Recolta Recycling BVBA, ECLI:EU:C:2006:446. Hij heeft ter zitting gesteld dat eiseres had moeten weten dat de handelingen waaraan zij deelnam onderdeel waren van fraude in de keten van leveringen waar de correcties betrekking op hebben. Eiseres heeft dit bestreden.

26. De rechtbank stelt voorop dat op verweerder de bewijslast rust dat eiseres het recht op vooraftrek dient te worden geweigerd. Dit is tussen partijen ook niet in geschil. Wel is in geschil of verweerder dit aannemelijk dient te maken of dat, zoals eiseres stelt, een zwaardere bewijslast geldt. Eiseres heeft zich in dit verband beroepen op de terminologie in arresten van het HvJ. Bewijsvermoedens zijn niet voldoende volgens eiseres. Verweerder heeft de rechtbank verzocht prejudiciële vragen te stellen indien onduidelijk is of aannemelijk maken genoeg is. Ook heeft verweerder gesteld dat, indien een zwaardere bewijslast geldt, daaraan is voldaan.

27. Op grond van het recht van de Europese Unie op het gebied van de btw staat het aan de nationale autoriteiten en rechterlijke instanties een belastingplichtige in het kader van een intracommunautaire levering de toepassing te weigeren van het recht op aftrek, vrijstelling of teruggaaf van btw, indien aan de hand van objectieve gegevens komt vast te staan dat deze belastingplichtige wist of had moeten weten dat hij met de handeling waarvoor aanspraak op het betrokken recht wordt gemaakt, deelnam aan fraude ter zake van de btw in het kader van een keten van leveringen (HvJ 18 december 2014, gevoegde zaken Schoenimport “Italmoda” Mariano Previti vof en Turbo.com Mobile Phone’s B.V., ECLI:EU:C:2014:2455, hierna: arrest Italmoda). Dit heeft ook te gelden indien de nationale wet niet voorziet in bepalingen van die strekking, zoals in de periode van geding het geval is (Hoge Raad 18 maart 2016, ECLI:NL:HR:2016:442).

28. Het HvJ gebruikt meerdere keren de term ‘aantonen’ in verband met het weigeren op voornoemde gronden van het recht op aftrek, vrijstelling of teruggaaf van btw. Zie bijvoorbeeld punten 50 en 66 van het arrest van het HvJ van 21 juni 2012, gevoegde zaken Mahagében Kft en Péter Dávid, ECLI:EU:C:2012:373, en punten 44 en 45 van het arrest van het HvJ van 6 december 2012, Bonik Eood, ECLI:EU:C:2012:774. Anders dan eiseres leidt de rechtbank daaruit echter niet af dat op verweerder een zwaardere bewijslast rust dan op grond van het Nederlandse recht gebruikelijk is bij naheffing. Uit de jurisprudentie van het HvJ blijkt dat aansluiting moet worden gezocht bij de nationale regels omtrent bewijs. De rechtbank verwijst in dit verband op punt 32 van het hiervoor aangehaalde arrest Bonik Eood. Hieruit volgt dat het aan de nationale rechter staat om aan de hand van de nationale bewijsregels vast te stellen of is voldaan aan de criteria voor correctie van aftrek zoals gesteld door het HvJ. De rechtbank vindt ook steun voor deze opvatting in de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 22 december 2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:5574. Verder kan naar vaste (nationale) jurisprudentie alleen dan een zwaardere dan de normale bewijslast worden aangenomen daar waar duidelijk is dat de (nationale) wetgever dat uitdrukkelijk heeft gewild. Uit de geschiedenis van de totstandkoming van de Awr moet worden afgeleid dat dit het geval is indien in een belastingwet het begrip "doen blijken" wordt gebruikt, in welk geval zekere feiten volledig moeten worden bewezen, dat wil zeggen overtuigend moeten worden aangetoond. Aan het woord "aantonen" mag dan ook niet – tenzij in een specifiek geval uit de wetsgeschiedenis anders zou blijken, welke situatie zich hier niet voordoet – een andere betekenis worden gehecht dan aannemelijk maken (Hoge Raad 26 mei 1999, ECLI:NL:HR:1999:AA2766). Ook om die reden gaat de rechtbank van de normale bewijslast uit. De rechtbank verwijst verder naar de uitspraak van Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 22 juni 2012, ECLI:NL:GHSHE:2012:BX0077 en de uitspraak van Gerechtshof ’s-Gravenhage van 27 april 2012, ECLI:NL:GHSGR:2012:BX2874. Daarin is in vergelijkbare zaken geoordeeld dat op verweerder de last rust om aannemelijk te maken dat de belastingplichtige had moeten weten dat hij met zijn handelingen deelnam aan omzetbelastingfraude. Ten slotte wijst de rechtbank op punt 61 van het arrest Italmoda. Daarin staat dat de weigering van het aftrekrecht geen straf of sanctie als bedoeld in artikel 7 van het EVRM vormt. Als dit anders was geweest, had ondanks het voorgaande een zwaardere bewijslast op verweerder gerust.

29. Verweerder dient dan ook aannemelijk te maken dat is voldaan aan de door het HvJ gestelde criteria voor correctie van de aftrek. Hij dient dit aannemelijk te maken voor elke correctie.”

4.9.

Belanghebbende heeft dit oordeel in hoger beroep bestreden. Zij stelt dat in zaken als de onderwerpelijke een zwaardere bewijslast geldt dan waarvan de rechtbank is uitgegaan. De inspecteur dient, naar zij stelt, aan de hand van objectieve gegevens zijn stellingen overtuigend aan te tonen en kan niet volstaan met bewijsvermoedens of het aannemelijk maken. Het Hof verwerpt deze stelling en onderschrijft het oordeel van de rechtbank. Het maakt dit oordeel alsmede de gronden waarop dit berust tot de zijne. Hetgeen belanghebbende in hoger beroep heeft aangevoerd leidt niet tot een ander oordeel.

Fraude in de keten bewezen?

4.10.

Door de rechtbank is ten aanzien van de fraude in de keten als volgt overwogen:

“31. Verweerder neemt ten aanzien van alle in de naheffing betrokken inkooptransacties voorafgaand aan de leveringen door eiseres aan Spaanse, Roemeense, Italiaanse en Franse afnemers het standpunt in dat sprake is van fraude in de keten. Hij stelt dat de afnemers niet hebben voldaan aan de op hen rustende verplichtingen in het kader van de btw. Voor wat betreft de Spaanse afnemers, de Italiaanse afnemers en het in Frankrijk gevestigde [afnemer FR] stelt hij dat dit missing traders zijn. Voor zover in het proces-verbaal van de zitting van 11 augustus 2014 staat dat hij heeft verklaard dat niet te bewijzen is dat sprake is van missing traders is dit verkeerd in het proces-verbaal terecht gekomen. Er is afdoende bewezen dat de afnemers missing traders zijn. Ze hebben veelal geen btw-aangifte gedaan, zijn niet traceerbaar en ze hebben niet alle verschuldigde btw afgedragen. Ten aanzien van de Roemeense afnemers stelt verweerder dat zij zogenoemde ‘remote missing traders’ zijn. Zij hebben niet of niet goed ‘gelist’ voor de intracommunautaire doorleveringen aan Spaanse afnemers. De Spaanse afnemers van deze Roemeense afnemers zijn op hun beurt missing traders in die zin dat zij geen btw-aangifte hebben gedaan, onvindbaar zijn en de verschuldigde btw niet hebben afgedragen.

32. Eiseres bestrijdt dat sprake is geweest van btw-fraude in de leveringsketen. In dit verband stelt zij dat onvoldoende is onderbouwd dat de btw daadwerkelijk onbetaald is gebleven en andere btw-verplichtingen niet zijn nagekomen. Ook is onvoldoende onderbouwd dat dit met de voor fraude noodzakelijke intentie is gebeurd. Verder is onvoldoende onderbouwd dat de (afnemers van) afnemers onvindbaar zijn.

33. De rechtbank begrijpt dat verweerder ter zitting van 11 augustus 2014 door op te merken dat niet te bewijzen is dat sprake is van missing traders heeft bedoeld dat een zwaardere bewijslast dan aannemelijk maken zijn positie onmogelijk maakt. Verweerder heeft niet bedoeld het standpunt dat sprake is van missing traders in te trekken. Dat moet voor eiseres ook duidelijk zijn geweest, gelet op de na die zitting door verweerder ingenomen stellingen en gelet op het feit dat eiseres uitgebreid heeft gemotiveerd waarom er haars inziens geen sprake is van fraude in de ketens van levering. De rechtbank oordeelt dat met de door verweerder ingebrachte stukken aannemelijk is gemaakt dat voor het merendeel van de correcties sprake is van fraude in de keten volgend op de intracommunautaire leveringen door eiseres. Uitzondering geldt voor de correcties met betrekking tot [bedrijfsnaam] Eood en [afnemer IT 1] . Ter toelichting dient het volgende.”

Ten aanzien van de Spaanse afnemers

4.10.1.

Door de rechtbank is ten aanzien van de Spaanse afnemers het volgende overwogen met betrekking tot de fraude in de keten.

“34.1. Ten aanzien van de Spaanse afnemers behoort tot het dossier een rapport met bijlagen van 15 november 2010 van Agencia Tributaria, Departamento de Inspección Financeira y Tributaria Officina Nacional de Investigación del Fraude Área Tramas (hierna: het Spaanse rapport). Er is een Spaanse versie (met Engelse aanhef) en een Nederlandse vertaling. In het Spaanse rapport worden (onder meer) de vennootschappen [afnemer SP 7] , [bedrijfsnaam] , [afnemer SP 8] SL, [afnemer SP 9] SL, [afnemer SP 10] , [afnemer SP 11] SL, [afnemer SP 12] SL, [afnemer SP 3] SL, [afnemer SP 13] , [Afnemer SP 14] SL, [afnemer SP 15] SL, [bedrijfsnaam] SL (blijkens bijlage 7 bij het rapport ook: [afnemer SP 5] ), [afnemer SP 16] SLU, [afnemer SP 17] , [afnemer SP 18] SL, [afnemer SP 19] SL, [afnemer SP 20] SL, [afnemer SP 21] SL, [afnemer SP 22] SL, [afnemer SP 23] SLNE en [afnemer SP 24] S.L.U. genoemd als afnemers van eiseres in 2008. De vennootschappen [afnemer SP 25] , [afnemer SP 6] SL, [afnemer SP 26] SL, [afnemer SP 27] , [afnemer SP 28] , [afnemer SP 29] , [afnemer SP 30] en [afnemer SP 2] SL worden (onder meer) genoemd als afnemers in 2009 van eiseres. De vennootschappen [afnemer SP 1] SL, [afnemer SP 4] en [bedrijf H] SL worden (onder meer) genoemd als afnemers in 2010 van eiseres. Volgens het Spaanse rapport worden deze vennootschappen, gevestigd in Spanje, aangemerkt als ‘nep-BV’s’. Deze conclusie is gebaseerd op het in bijlage 7 bij het Spaanse rapport (waarvan een Nederlandse vertaling tot het dossier behoort) gevoegde onderzoek naar die vennootschappen. Bij dat onderzoek is geconstateerd dat de vennootschappen niet over een vestiging voor bedrijfsactiviteiten beschikken, worden beheerd door personen met ‘stroman-kenmerken’, niet beschikken over de vereiste handelsinfrastructuur maar desondanks talrijke handelsoperaties uitvoeren en niet voldoen aan hun fiscale verplichtingen (hierna: de vier kenmerken).

34.2.

Ter zake de inkooptransactie die hebben plaatsgevonden voorafgaand aan de leveringen door eiseres aan alle voornoemde vennootschappen heeft verweerder de vooraftrek bij eiseres gecorrigeerd.

34.3.

De rechtbank is van oordeel dat op grond van voornoemde stukken in samenhang met de SCAC-informatie over een aantal van de Spaanse afnemers aannemelijk dat sprake is van fraude door de Spaanse afnemers waaraan eiseres heeft geleverd. Dat niet voor elke Spaanse afnemer is vastgesteld dat aan de vier kenmerken is voldaan, doet er niet aan af dat verweerder aan de op hem rustende bewijslast heeft voldaan. Het standpunt van eiseres dat het Spaanse rapport en bijlage 7 nadere onderbouwing nodig hebben, faalt dan ook. Dat in het Spaanse rapport (op pagina 6), zoals eiseres terecht heeft gesteld, staat vermeld dat “bijna” alle Spaanse afnemers nep-BV’s zijn, doet hier ook niet aan af, aangezien bijlage 7 erop wijst dat dit voor alle van belang zijnde afnemers geldt.

34.4.

Eiseres heeft gesteld dat volgens het Spaanse rapport en de bijbehorende bijlage 7 in voorkomende gevallen de Spaanse afnemers lage btw-aangiftes hebben gedaan. Dit hoeft op zich niet tot de conclusie te leiden dat sprake is van onjuiste btw-aangiftes, aldus eiseres. De rechtbank volgt eiseres niet in dit standpunt. Verweerder heeft aannemelijk gemaakt dat de lage btw-aangiftes in de desbetreffende situaties zijn veroorzaakt doordat de Spaanse afnemers in hun btw-aangiften niet alle in Spanje belaste intracommunautaire verwervingen hebben verwerkt en/of zij de daarop volgende binnenlandse leveringen in rekening gebrachte btw niet hebben afgedragen op aangifte.

34.5.

Eiseres heeft gesteld dat ook te lage btw-aangiftes kunnen worden gedaan zonder dat sprake is van een intentie gericht op fraude. De rechtbank is van oordeel dat met name het feit dat de betreffende ondernemingen niet meer traceerbaar zijn het vermoeden rechtvaardigt dat een te lage btw-aangifte is gedaan met de intentie fraude te plegen, namelijk met als doel te voorkomen dat de daadwerkelijk verschuldigde btw wordt afdragen als de autoriteiten constateren dat een te lage aangifte is ingediend. Het ligt in de onderhavige situatie op de weg van eiseres om dit vermoeden te ontzenuwen. De enkele stelling dat ook zonder frauduleuze intenties een te lage btw-aangifte kan worden ingediend is daartoe onvoldoende.

35.6.

Eiseres heeft onbestreden gesteld dat [klant 1] Srl niet onvindbaar is. Dit enkele feit leidt echter naar het oordeel van de rechtbank niet tot de conclusie dat geen sprake is van fraude in die keten. Hetgeen verweerder ten aanzien van deze vennootschap heeft gesteld over het op onjuiste wijze listen acht de rechtbank aannemelijk. Het onjuiste listen op zich rechtvaardigt al de conclusie dat sprake is van fraude. Voor zover eiseres bedoelt te stellen dat bij [klant 1] Srl niet aannemelijk is gemaakt dat de intentie gericht is op fraude, leidt de rechtbank het tegendeel af uit de SCAC-informatie over deze vennootschap (p. 929 van map 3.1). Die informatie onderbouwt dat sprake is van gefingeerde transacties door de vennootschap.

35.7.

Hetgeen eiseres heeft gesteld over onregelmatigheden in de Spaanse stukken en in het controlerapport over de exacte periode waarin eiseres aan [klant 3] Srl zou hebben geleverd, leidt evenmin tot een andere conclusie. Verweerder heeft afdoende toegelicht dat de fout het gevolg is van het op onjuiste wijze overnemen van de informatie op klantenkaarten in de Spaanse stukken en het controlerapport, maar dat het geen invloed heeft op de correctie.”

4.11.

Anders dan de rechtbank, is het Hof van oordeel dat ten aanzien van de correcties die betrekking hebben op leveringen aan:

  1. [afnemer SP 1] (correctie € 41.432);

  2. [bedrijf H] (correctie € 1.129); en

  3. [afnemer SP 2] (correctie € 11.736)

de inspecteur niet het van hem te verlangen bewijs voor fraude in de keten heeft geleverd. De naheffingsaanslag zal met genoemde bedragen worden verminderd.

4.12.

Redengevend voor dit oordeel is dat in (bijlage 7 van) het Spaanse rapport ten aanzien van [afnemer SP 1] is opgemerkt dat uit de gegevens die verstrekt zijn door Europese ondernemers in hun aangiften van intracommunautaire operaties (biljet 349) geen intracommunautaire aankopen kunnen worden afgeleid terwijl zonder dergelijke aankopen geen sprake kan zijn van ‘fraude in de keten’. In het rapport wordt ten aanzien van [bedrijf H] gemeld dat uit de gegevens die verstrekt zijn door Europese ondernemers in hun aangiften van intracommunautaire operaties (biljet 349) intracommunautaire aankopen worden afgeleid ten bedrage van (slechts) € 17.407. De omvang van deze aankopen is zo gering dat daarmee niet de gestelde fraude in de keten kan worden onderbouwd. Ten aanzien van de derde vennootschap, [afnemer SP 2] , is het rapport te summier. Zo ontbreekt essentiële informatie over de aan-/ afwezigheid van een bedrijfsinfrastructuur alsook over (de vindbaarheid van) de bestuurder en evenmin is vermeld dat de ondernemer uit het Register van Intracommunautaire Ondernemers (ROI) is verwijderd.

4.13.

Voor de overige vennootschappen is het Hof van oordeel dat de rechtbank op goede gronden tot het oordeel is gekomen dat sprake is van fraude in de keten. De basisstructuur van deze fraudeketen - die ziet op de gevallen waarin rechtstreeks is geleverd aan Spaanse ploffers - kan als volgt schematisch worden weergegeven:

4.14.

In aanvulling op het oordeel van de rechtbank overweegt het Hof als volgt. In het eindarrest in de zaak Turbu.com (19 januari 2018, ECLI:NL:HR:2018:51) heeft de Hoge Raad geoordeeld dat, indien er veronderstellenderwijs van wordt uitgegaan dat is voldaan aan de wettelijke voorwaarden voor toepassing van het nultarief voor de in geschil zijnde leveringen van goederen, het nultarief toch geweigerd wordt indien de betrokken ondernemer wist of had moeten weten dat hij deelnam aan btw-fraude in het kader van een keten van leveringen. Om het nultarief op die grond te weigeren is vereist dat wordt vastgesteld i) hoe de desbetreffende keten van leveringen was ingericht en welke plaats de betrokken ondernemer in die keten innam, ii) in welke schakel(s) van die keten btw-fraude werd gepleegd en wat die btw-fraude inhield, en iii) dat en op welke gronden geoordeeld moet worden dat die ondernemer wist of had moeten weten dat de btw-fraude plaatsvond in die keten (HR 19 januari 2018, nr. 16/06245, ECLI:NL:HR:2018:51, r.o. 3.4.1). Het Hof gaat er vanuit dat deze jurisprudentie mutatis mutandis van toepassing is op een correctie van de vooraftrek, zoals hier aan de orde. De onder i) en ii) gestelde vereisten houden naar ’s Hofs oordeel in dat de inspecteur inzicht dient te verschaffen in de schakel(s) van de handelsketen waarin de belanghebbende deelnam, dat hij aannemelijk dient te maken in welke schakel(s) de gestelde btw-fraude heeft plaatsgevonden en dat hij inzicht dient te verschaffen in mogelijke tussenliggende schakels. De genoemde vereisten houden evenwel niet in dat de inspecteur in gevallen van btw-fraude gehouden is om de gehele handelsketen (van producent tot eindafnemer) in beeld te brengen. Naar ’s Hofs oordeel kan de inspecteur volstaan met het inzichtelijk maken van het deel van de handelsketen dat relevant is voor de toetsing aan de drie in het eindarrest Turbu.com geformuleerde vereisten, zoals hiervoor vermeld (hij hoeft derhalve niet (ook) de schakels vóór en na het voor de btw-fraude relevante deel van de keten in beeld te brengen). Aan deze eis is door de inspecteur voldaan.

4.15.

Ter onderbouwing van zijn stelling dat sprake is van fraude in de keten heeft de inspecteur verwezen naar het Spaanse rapport (en de daarbij behorende bijlage 7). Daarin is, voor zover hier relevant, met betrekking tot het jaar 2008 het volgende opgenomen:

Klantenanalyse

Jaar 2008

In het jaar 2008 doet het bedrijf [belanghebbende] BV (…) in de verklaring van intracommunautaire operaties (349) aangifte van leveringen aan de volgende Spaanse ondernemingen:

(…)

Uit een analyse van elk van deze ondernemingen (een individueel rapport, evenals een verslag over de bedrijven waarmee zij samenwerkte tijdens de navolgende jaren worden bijgevoegd als bijlage 7), kan men concluderen dat al deze bedrijven, hoewel met onderlinge nuances, de typische kenmerken vertonen van een onderneming die in de intracommunautaire fraude als “nep bv” bestempeld worden.

1° Het zijn ondernemingen die niet beschikken over een vestiging waar zij de bedrijfsactiviteiten zouden kunnen uitvoeren.

2° Zij worden beheerd door personen die duidelijk “stroman”-kenmerken hebben (personen die blijkbaar geen inkomen hebben, nooddruftige personen, niet-residenten, mensen met terminale ziekten, ouderen en zelfs veroordeelden).

3° Zij beschikken niet over de vereiste handelsinfrastructuur om economische activiteiten te ontwikkelen.

4° Het zijn ondernemingen die, hoewel zij niet over een bedrijfsinfrastructuur beschikken, doen alsof zij talrijke handelsoperaties uitvoeren, en wel in de vorm van intracommunautaire aankopen (IC acquisitions) en latere verkoop in het binnenland, hetgeen de indruk wekt dat wij te maken hebben met gedeeltelijk gefingeerde operaties door middel van afgifte van facturen.

5° En het belangrijkste is dat het ondernemingen betreft die niet voldoen aan hun fiscale verplichtingen die voortkomen uit de aanzienlijke omvang van hun transacties. Zij doen leveringen in het binnenland maar dragen de desbetreffende btw niet af.

(…)

Als gevolg van het voorgaande, zijn al deze ondernemingen van het type “nep bv” in het jaar 2008 systematisch door de belastingdienst uit het intracommunautaire Register van Ondernemingen verwijderd. Desalniettemin, voordat zij uit het Register verwijderd werden, hebben zij intracommunautaire operaties uitgevoerd zonder de desbetreffende belasting te betalen.

Zo kunnen wij concluderen dat [belanghebbende] in 2008 formeel aan Spaanse bedrijven verkocht heeft voor een totaalbedrag van 12.654.121€, en wel aan ondernemingen die hoewel ze niet over een minimale infrastructuur te beschikken om hun activiteiten uit te voeren, hebben nagelaten om de betreffende 16% af te dragen aan de Staatskas, dat wil zeggen 2.024.659,35€.

Dit jaar heeft [agentschap SP] aangifte gedaan van inkomsten uit hun diensten als intermediair in de operaties van [belanghebbende] voor een bedrag van 328.862,2€ (bijlage 8).”

In aanvulling daarop zijn in bijlage 7 behorende bij het Spaanse rapport (bijl. Q65B bij het verweerschrift in eerste aanleg), alle Spaanse vennootschappen opgesomd aan wie door belanghebbende in 2008 én 2009 is geleverd en waarvoor is gecorrigeerd1. Voor elk van deze ondernemers is vermeld waarop (verwezen wordt naar een of meer van de vijf kenmerken genoemd in het rapport) het oordeel dat sprake is van een ‘nepvennootschap’, is gebaseerd.

4.16.

Met deze bewijsstukken heeft de inspecteur naar het oordeel van het Hof voldaan aan de op hem rustende bewijslast en de fraude in de keten derhalve bewezen. Ter onderbouwing van dat oordeel dient tevens het volgende.

4.17.

Het bewijs voor [afnemer SP 3] en [afnemer SP 4] is weliswaar dun, maar niettemin voldoende. Beide vennootschappen zijn uitgeschreven uit het ROI, omdat zij als nep-BV’s werden beschouwd (zo is vermeld in het Spaanse rapport). Hierin ligt naar het oordeel van het Hof besloten dat zij onvindbaar waren. Zij hebben voor grote bedragen (€ 2.448.168 in 2008, respectievelijk € 16.648.774 in 2010) aan intracommunautaire verwervingen verricht, en ter zake geen of negatieve btw-aangiften ingediend.

4.18.

Voor de vennootschap [afnemer SP 5] wordt in bijlage 7 vermeld dat zij is uitgeschreven als ondernemer op 30 juli 2005 en op 20 juli 2007 weer is ingeschreven, maar sindsdien geen btw-aangiften meer heeft gedaan. Haar inschrijving in het ROI in het eerste kwartaal 2008 is verleend, omdat zij had verklaard hout te gaan inkopen in Roemenië. In het 2e kwartaal 2008 verricht zij inderdaad intracommunautaire verwervingen voor in totaal € 1.383.679. Echter, geen van deze verwervingen ziet op houtaankopen in Roemenië, maar daarentegen op producten die van belanghebbende afkomstig waren. Het Hof acht aannemelijk dat deze vennootschap ter verkrijging van een ROI-nummer, leugenachtig heeft verklaard en betrokken was bij de fraude in de keten. Dit vindt steun in het feit dat deze vennootschap sindsdien geen enkele medewerking meer heeft verleend aan de Spaanse belastingdienst.

4.19.

Ten aanzien van [afnemer SP 6] , wordt vermeld dat ‘Vennootschap A’ in 2009 geen aanslagen ontvangen heeft wegens inkomsten uit verkopen die zij heeft opgegeven middels ‘aangiftebiljet 347’. De vraag rijst wat met aangiftebiljet 347 wordt bedoeld en of met ‘A’ [afnemer SP 6] dan wel een derde wordt bedoeld. Het Hof acht gelet op de context aannemelijk dat met ‘A’ [afnemer SP 6] is bedoeld en dat het aangiftebiljet 347 betrekking heeft op een (verzamel)opgave van binnenlandse aankopen. Voor het oordeel dat sprake is van fraude in de keten acht het Hof van doorslaggevend belang dat (onder 3) wordt geconstateerd dat de vennootschap, ondanks de omvangrijke intracommunautaire verwervingen, geen btw op aangiften heeft betaald.

4.20.

Hetgeen belanghebbende in beroep en hoger beroep heeft aangevoerd, doet niet af aan de hiervoor onder 4.10.1 tot en met 4.19 gegeven oordelen. Belanghebbende heeft in dat kader, zakelijk weergegeven, het volgende aangevoerd.

I) dat de veronderstelde missing traders al langere tijd actief waren;

III) dat de kwade intentie van de veronderstelde missing traders onvoldoende is onderzocht;

IV) dat onduidelijk is of er is nageheven en betaald van c.q. door de vermeende missing traders;

V) dat het saldo van een btw-aangifte niets zegt over het bedrag dat aan verschuldigde belasting is aangegeven zodat daarin geen bewijs kan worden gevonden voor ‘fraude in de keten’;

VI) dat de omstandigheid dat geen economische activiteiten zijn waargenomen niet kan worden beschouwd als een aanwijzing dat sprake is van ‘fraude in de keten’ omdat de activiteiten ook elders kunnen zijn uitgevoerd;

VII) dat niet altijd is gesteld/aannemelijk is dat sprake is van een vennootschap c.q. bestuurder met stromankenmerken; en

VIII) dat er in een aantal gevallen nader onderzoek naar de vermeende fraude heeft plaatsgevonden, maar dat de uitkomst daarvan onbekend is, hetgeen afbreuk doet aan de bewijsmiddelen.

4.20.1.

Ad I. De klacht faalt omdat voor het antwoord op de vraag of sprake is van ‘fraude in de keten’ in het bijzonder van belang is hoe lang de afnemer intracommunautair (in de branche van belanghebbende) actief was en ter zake over een IC-/ of ROI-nummer beschikte. Zo kan het voorkomen dat een ondernemer met een (bescheiden) eenmanszaak al jaren lang binnenlands actief is. Indien die ondernemer ‘ineens’ actief wordt in een andere branche (die van belanghebbende) en daarmee omzetten gaat generen die een veelvoud betreffen van de omzet die hij behaalde met zijn voormalige eenmanszaak, is dat een omstandigheid die steun biedt aan de stelling dat sprake is van fraude (in de keten). De inspecteur heeft gemotiveerd aangevoerd dat de afnemers die in de correcties zijn betrokken nog maar kort intracommunautair actief waren. Hij heeft in dat kader in zijn brief van 11 april 2018 verwezen naar een aantal bewijsmiddelen2. Hetgeen daartegen door belanghebbende is aangevoerd doet aan het door de inspecteur geleverde bewijs geen afbreuk, omdat haar stelling ‘dat de afnemers al langer actief waren’, wat daar verder ook van zij, geen licht werpt op de vraag hoe lang de afnemers intracommunautair actief waren.

4.20.2.

Ad II. Anders dan belanghebbende stelt, waren er naar het oordeel van het Hof meerdere risicosignalen voor fraude. Het Hof acht in dat kader van belang dat belanghebbende beschikte, althans kon beschikken over de gegevens inzake de datum van (eerste) registratie in VIES van haar afnemers, omdat naar die datum werd gevraagd in het aanmeldingsformulier voor nieuwe klanten. Dat deze informatie niet altijd werd ingevuld, zoals door de inspecteur is geconstateerd, doet daaraan niet af reeds omdat het niet verstrekken van deze informatie, terwijl daarom is gevraagd, als een risicosignaal heeft te gelden. In die gevallen waarin zij wel over de informatie beschikte, wist zij dat zij met nieuwe ondernemers handelde in een branche waarin – naar algemeen bekend is – veel btw-fraude wordt gepleegd. Dit zijn voldoende objectieve feiten en omstandigheden die tezamen genomen kwalificeren als risicosignalen voor fraude die in elk geval aanleiding geven voor een verhoogde zorgplicht.

4.20.3.

Ad III. De stelling van belanghebbende dat de inspecteur de kwade intentie van de ploffers niet dan wel onvoldoende zou hebben onderzocht, laat staan bewezen, wordt door het Hof niet gevolgd. Zoals door de rechtbank is overwogen, kan een kwade intentie worden afgeleid uit feiten en omstandigheden in hun onderling verband bezien. Op grond van de feiten en omstandigheden die in het Spaanse rapport (en de daarbij behorende bijlage 7) per afnemer worden besproken, acht het Hof de inspecteur in het bewijs daarvan geslaagd; voor elk van hen is ten minste bewezen dat zij onvindbaar waren en niet de door hen verschuldigde btw hebben aangegeven/voldaan. Deze omstandigheden acht het Hof voldoende voor het bewijs van de (frauduleuze) intentie van de afnemers/ploffers.

4.20.4.

Ad IV. Het is, zoals belanghebbende terecht stelt, in sommige gevallen onduidelijk of er door de Spaanse belastingdienst is nageheven van de vermeende ‘ploffers’. Belanghebbende doelt met haar stelling, naar het Hof begrijpt, op de mogelijkheid dat i) door de Spaanse fiscus naheffingsaanslagen zijn opgelegd die ii) zijn betaald. Die mogelijkheid acht het Hof echter onwaarschijnlijk, omdat de vennootschappen, indien zij de verschuldigde belasting alsnog via naheffingsaanslagen zouden hebben betaald, door de Spaanse belastingdienst niet zouden zijn aangemerkt als frauderende, onvindbare ‘nepvennootschappen’. Wel acht het Hof de kans aanwezig dat de Spaanse belastingdienst uit proceseconomische redenen niet is overgegaan tot het opleggen van naheffingsaanslagen, omdat de inning haar onvoldoende kansrijk voorkwam gelet op de onvindbaarheid van de betrokken belastingplichtigen. Zo dit het geval is, wat het Hof in het midden zal laten, doet dit echter geen afbreuk aan het bewijs van fraude in de keten.

4.20.5.

Ad V. De stelling van belanghebbende dat een lage/nihil/negatieve binnenlandse aangifte niet hoeft te duiden op fraude, maar ook haar oorzaak kan vinden in het feit dat door de vermeende ploffers intracommunautair, dus met toepassing van het nultarief, is (door)geleverd en/of dat het saldo laag of zelfs negatief is, als gevolg van andere (binnenlandse) aankopen met btw, ter zake waarvan aftrek van voorbelasting is geclaimd, acht het Hof zonder nadere aanwijzingen, die ontbreken, niet aannemelijk. In het Spaanse rapport en de daarbij behorende bijlage 7 wordt vermeld dat de Spaanse ploffers hetzij in het geheel geen aangifte hebben gedaan, hetzij over de relevante periode (meestal het volledige kalenderjaar) relatief geringe saldobedragen hebben aangegeven, terwijl evenmin wordt vermeld dat deze vennootschappen hebben gelist. Gelet op de relatief hoge omloopsnelheid van de desbetreffende producten én de feitelijke onvindbaarheid van de desbetreffende vennootschappen acht het Hof aannemelijk dat deze ploffers de goederen binnenlands hebben (door)geleverd met btw, zonder dat zij hiervan aangifte hebben gedaan en de verschuldigde btw hebben betaald. De ploffers beschikten niet, zo is vastgesteld, over een boekhouding/administratie zodat zij het aftrekrecht c.q. de toepassing van het nultarief, zo zij dat achteraf hadden willen claimen, niet aannemelijk hadden kunnen maken aan de hand van boeken en bescheiden, zoals vereist.

4.20.6.

Ad VI. Belanghebbende heeft aangevoerd dat de afwezigheid van een fysieke bedrijfslocatie (loods/werkplek) op het opgegeven bedrijfsadres niet zonder meer een indicatie behoeft te vormen voor ‘fraude in de keten’, omdat de mogelijkheid bestaat dat de activiteiten ook elders kunnen zijn uitgevoerd. Deze mogelijkheid leidt het Hof niet tot een ander oordeel. Anders dan belanghebbende stelt, vormt een dergelijke constatering - in het licht van de omvangrijke bedragen aan intracommunautaire verwervingen én het niet voldoen aan fiscale verplichtingen (voldoening van btw op aangifte) - wel degelijk een extra aanwijzing dat de afnemer een ploffer/missing trader is die als zodanig betrokken was bij btw-fraude. Het Hof merkt hierbij op dat sprake is van meer dan dertig bedrijven die voor de Spaanse fiscus onvindbaar zijn.

4.20.7.

Ad VII. Belanghebbende stelt terecht dat niet in alle gevallen in het Spaanse rapport is geconstateerd dat sprake is van een vennootschap c.q. een bestuurder met katvanger- of stromankenmerken. Dat brengt echter niet mee dat in die gevallen het te verlangen bewijs van fraude niet zou zijn geleverd. Met de feiten en omstandigheden die de inspecteur naar het oordeel van het Hof en de rechtbank wél heeft bewezen (met name: het niet traceerbaar zijn en niet de verschuldigde btw hebben aangegeven/voldaan), heeft hij de fraude in de keten bewezen.

4.20.8.

Ad VIII. Dat er in een aantal gevallen aanwijzingen zijn dat er ook een strafzaak loopt tegen een ploffer, is geen omstandigheid die door het Hof in het nadeel van belanghebbende is meegewogen. De klacht van belanghebbende dat de inspecteur meer inspanningen had moeten plegen om daarop betrekking hebbende stukken in zijn bezit te krijgen, treft daarom geen doel.

4.21.

Belanghebbende stelt daarenboven dat aan het Spaanse rapport waarnaar door de inspecteur verwezen wordt, geen bewijskracht kan worden ontleend omdat dit rapport niet is onderbouwd met de onderliggende onderzoeksrapporten. Door dit manco kunnen de in dat rapport gestelde feiten niet worden getoetst zodat de daarin vermelde feiten en omstandigheden, aldus belanghebbende, niet betrouwbaar zijn. De inspecteur heeft geloofwaardig verklaard niet over onderliggende onderzoeksrapporten te beschikken.

Het Hof stelt voorop dat de inspecteur op grond van artikel 8:42, lid 1, Awb in beginsel gehouden is alle stukken die hem ter beschikking staan en een rol hebben gespeeld bij zijn besluitvorming aan de belanghebbende en aan de rechter over te leggen. Die verplichting gaat in het algemeen niet zo ver dat de inspecteur is gehouden stukken in te brengen die ten grondslag liggen aan door hem ingebrachte stukken (i.c. het Spaanse rapport), indien die stukken niet ter beschikking van de inspecteur hebben gestaan (vgl. HR 12 juli 2013, nr. 11/04625, ECLI:NL:HR:2013:29). Dit brengt mee dat de inspecteur, nu deze niet over de onderliggende onderzoeksrapporten beschikt, niet gehouden is deze stukken in te brengen.

De stelling dat door het ontbreken van onderliggende rapporten, aan het Spaanse rapport (met bijlagen) geen bewijskracht kan worden ontleend, faalt. Ter toelichting van dit oordeel dient dat de rechter vrij is in zijn beoordeling of hij geloof hecht aan een bewijsmiddel, zoals een controlerapport, en, zo ja, hoe zwaar hij dit laat meewegen bij de beoordeling of de inspecteur heeft voldaan aan de op hem rustende bewijslast. De rechter mag zijn beslissing, anders dan waarvan belanghebbende uitgaat, baseren op een door een (controle)ambtenaar afgelegde geloofwaardige verklaring. Dit geldt evenzeer als in de verklaringen van de ambtenaar neergelegd in het rapport niet (gedetailleerd) alle feiten en omstandigheden zijn weergegeven op grond waarvan de ambtenaar tot zijn verklaring is gekomen. De geloofwaardigheid van een ambtelijke verklaring komt in geding indien die verklaring bijvoorbeeld innerlijk tegenstrijdigheden bevat of anderszins vragen op roept, maar daarvan is in het onderhavige geval geen sprake.

4.22.

Belanghebbende klaagt er voorts over dat de rechtbank per afnemer had dienen te motiveren dat en waarom de inspecteur in zijn bewijslast is geslaagd. De klacht faalt omdat de beoordeling van de rechtbank, anders dan belanghebbende stelt, per afnemer (en daarmee per correctie) heeft plaatsgevonden. Dit blijkt uit het overwogene in 34.1 en 34.3, waaruit volgt dat de rechtbank voor alle afnemers heeft getoetst of de inspecteur aan zijn bewijslast heeft voldaan door overlegging van (bijlage 7 bij) het Spaanse rapport, in samenhang met de SCAC-informatie over een aantal van de Spaanse afnemers.

Indien en voor zover belanghebbende betoogt dat de beoordeling per transactie had moeten plaatsvinden, faalt de klacht eveneens. Ter toelichting dient dat indien het Hof bewezen acht dat belanghebbende heeft geleverd aan een afnemer die kwalificeert als ploffer, dit in beginsel gevolgen heeft voor alle leveringen die aan deze ploffer zijn verricht. De overwegingen in het arrest HvJ 21 juni 2012, C-80/11 en C-12/11, Mahagében, r.o. 49, en HvJ 6 december 2012, C-285/11, Bonik Eood, r.o. 43, doen daar niet aan af, reeds omdat die overwegingen betrekking hebben op een andere vraag namelijk of belanghebbende wist of had moeten weten van de fraude in de keten.

4.23.

Gelet op het vorenstaande is het Hof van oordeel, in zoverre in afwijking van hetgeen door de rechtbank onder 34.5 is overwogen (waarin de rechtbank uitgaat van een bewijsvermoeden), dat door de inspecteur voldoende feiten en omstandigheden aannemelijk zijn gemaakt die de conclusie dragen dat door de afnemers van belanghebbende geen of te lage btw-aangiften zijn gedaan met de intentie fraude te plegen, namelijk met als doel te voorkomen dat de daadwerkelijk verschuldigde btw wordt voldaan als de autoriteiten constateren dat een te lage aangifte is ingediend.

Ten aanzien van de Roemeense/Bulgaarse afnemers

4.24.

De rechtbank heeft ter zake van de correcties voor de Roemeense/Bulgaarse afnemers als volgt overwogen.

“35.1. Ten aanzien van de Roemeense afnemers is ook het Spaanse rapport van belang. Daarin worden als Roemeense afnemers van eiseres in 2008 en 2009 (voor zover van belang) genoemd [klant 1] Srl, [klant 2] , [klant 3] , [klant 4] , [klant 5] en [klant 6] . Als Roemeense afnemers in 2010 worden (voor zover van belang) genoemd (opnieuw) [klant 6] en [bedrijfsnaam] . Deze vennootschappen hebben volgens het rapport geen aangifte gedaan van transacties met Spaanse bedrijven. Alleen [klant 1] Srl heeft aangifte gedaan voor leveringen aan [bedrijf B] Import Nif voor meer dan € 65 miljoen en aan [bedrijf C] voor meer dan € 4 miljoen. Deze afnemers zijn niet geregistreerd in het ‘register voor intracommunautaire ondernemingen’ (ook bekend als: VIES). Alle voornoemde vennootschappen handelen als ‘nep-BV op afstand’, aldus het rapport. Samengevat betekent dit volgens het rapport dat wordt gefingeerd dat een dergelijke vennootschap intracommunautaire aankopen doet bij ondernemingen in andere lidstaten (zoals eiseres) in plaats van dat een hiervoor in 34.1. omschreven Spaanse nep-BV dat doet. De goederen voor een dergelijke nep-BV op afstand worden wel in Spanje afgeleverd bij logistieke bedrijven en komen daarna terecht bij uit het btw-register verwijderde Spaanse nep-BV’s. Deze leveren de goederen dan verder in Spanje. Deze opzet komt na 2008 steeds vaker voor, waarschijnlijk in verband met de intensivering van Spaanse fraudebestrijding waarbij Spaanse nep-BV’s uit VIES worden verwijderd en daardoor geen intracommunautaire verwervingen meer kunnen laten registreren, aldus het rapport.

35.2.

Voor de leveringen aan voornoemde in het Spaanse rapport genoemde Roemeense vennootschappen heeft verweerder correcties aangebracht op de vooraftrek ter zake van de daaraan voorafgaande inkooptransacties door eiseres. Daarnaast zijn correcties aangebracht voor de niet in het Spaanse rapport genoemde inkooptransacties voorafgaand aan leveringen aan de Roemeense vennootschappen [klant 9] Srl, [klant 10] IT Srl, [klant 11] Srl, [klant 12] Srl en [klant 13] Srl. Over deze vennootschappen is SCAC-informatie aanwezig in het dossier. Deze informatie is voor de volgende vennootschappen onder meer vanaf de volgende pagina’s van map 3.1 te vinden: [klant 9] Srl: p. 958; [klant 10] IT Srl: p. 954; [klant 11] Srl: p. 938; [klant 12] Srl: p. 924 en [klant 13] Srl: p. 921 en 946. Voor de in het Spaanse rapport genoemde vennootschappen is ook SCAC-informatie beschikbaar in het dossier, met uitzondering van [bedrijfsnaam] Eood. Deze informatie is voor de volgende vennootschappen onder meer vanaf de volgende pagina’s van map 3.1 te vinden: [klant 1] Srl: p. 929; [klant 2] : p. 974; [klant 3] Srl: p. 942 en 962; [klant 4] Srl: p. 950; [klant 5] : p. 970; [klant 6] Eood: p. 966. Voor [klant 3] Srl en [klant 4] Srl heeft verweerder nadere SCAC-informatie ingebracht bij brief van 28 november 2016. Ook is over die vennootschappen aanvullende informatie verstrekt, zoals weergegeven in de ter zitting van 15 februari 2017 door verweerder overgelegde pleitnota.

35.3.

Verweerder heeft in tabel 29 op bladzijde 44 van het controlerapport alle hiervoor besproken Roemeense afnemers, met uitzondering van [bedrijfsnaam] Eood, genoemd. Daarin staat op welke gronden het missing traders zouden zijn, namelijk omdat ze onvindbaar zijn en niet hebben voldaan aan de btw-verplichtingen. Verwezen wordt naar SCAC-informatie waarop dit zou zijn gebaseerd. Voor wat betreft [klant 1] Srl staat in het controlerapport in aanvulling op het voorgaande dat de afnemer [bedrijf B] Import wordt verdacht van betrokkenheid bij belastingfraude. Het vermoeden bestaat dat bij [klant 1] Srl sprake is van gefingeerde transacties. De vennootschap heeft bij de opgave van haar afnemers gebruik gemaakt van afgevoerde btw-nummers. Zodoende heeft deze vennootschap niet op juiste wijze gelist, aldus verweerder ter zitting van 15 februari 2017.

35.4

De rechtbank is van oordeel dat op grond van voornoemde stukken aannemelijk dat sprake is van fraude door de Roemeense afnemers, behoudens [bedrijfsnaam] Eood. Daarbij is van belang dat de SCAC-informatie de informatie in het Spaanse rapport ondersteunt. Voor zover de Roemeense correcties niet uit het Spaanse rapport volgen omdat de Roemeense afnemers niet in dat rapport vermeld staan, is SCAC-informatie in het dossier aanwezig. De rechtbank volgt eiseres niet in haar stelling dat niet enkel op basis van SCAC-informatie kan worden vastgesteld dat sprake is van fraude en dat dit met nadere stukken moet worden onderbouwd. Zoals reeds eerder is overwogen, kan verweerder volstaan met het aannemelijk maken dat sprake is van fraude. Nu de rechtbank geen reden heeft om te twijfelen aan de juistheid van de SCAC-informatie, heeft verweerder met deze SCAC-informatie aan de op hem rustende bewijslast voldaan. Dat voor een aantal Roemeense afnemers in SCAC-informatie wordt aangegeven dat het onderzoek nog niet is afgerond, leidt niet tot een ander oordeel.

35.5.

Ten aanzien van [bedrijfsnaam] Eood geldt dat deze afnemer uitsluitend in het Spaanse rapport wordt genoemd. In dat rapport staat enkel dat eiseres goederen aan [bedrijfsnaam] Eood heeft geleverd, dat [bedrijfsnaam] Eood instructies heeft gegeven dat de geleverde goederen in Spanje ter beschikking moeten worden gesteld, maar dat [bedrijfsnaam] Eood tot op heden niet heeft verklaard met Spaanse bedrijven te werken. Er is geen andere informatie beschikbaar over deze vennootschap. Verweerder heeft niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van fraude in die keten.

35.6.

Eiseres heeft onbestreden gesteld dat [klant 1] Srl niet onvindbaar is. Dit enkele feit leidt echter naar het oordeel van de rechtbank niet tot de conclusie dat geen sprake is van fraude in die keten. Hetgeen verweerder ten aanzien van deze vennootschap heeft gesteld over het op onjuiste wijze listen acht de rechtbank aannemelijk. Het onjuiste listen op zich rechtvaardigt al de conclusie dat sprake is van fraude. Voor zover eiseres bedoelt te stellen dat bij [klant 1] Srl niet aannemelijk is gemaakt dat de intentie gericht is op fraude, leidt de rechtbank het tegendeel af uit de SCAC-informatie over deze vennootschap (p. 929 van map 3.1). Die informatie onderbouwt dat sprake is van gefingeerde transacties door de vennootschap.”

4.25.

Het Hof onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat sprake is van voldoende bewijs van fraude in de keten en maakt dit oordeel, alsmede de gronden waarop het berust, tot de zijne. De basisstructuur van deze fraudeketen kan als volgt schematisch worden weergegeven:

4.26.

In aanvulling op hetgeen de rechtbank heeft geoordeeld, overweegt het Hof als volgt. Vanaf medio 2008 lopen de intracommunautaire leveringen van belanghebbende aan Spaanse afnemers sterk terug. Intracommunautaire leveringen van belanghebbende aan Roemeense/Bulgaarse afnemers nemen vanaf dat moment recht evenredig toe (zie 2.4.6) . De Roemeense/Bulgaarse afnemers hebben de goederen die zij [op papier] kochten van belanghebbende, [op papier] (door)geleverd aan Spaanse afnemers die ploffers zijn gebleken. Het Hof acht aannemelijk dat de intracommunautaire leveringen aan Roemeense/Bulgaarse vennootschappen (hierna: remote missing traders) waarvoor de vooraftrek is gecorrigeerd, slechts op papier werden ‘tussen geschakeld’, teneinde de btw-fraude in Spanje te kunnen continueren. Het Hof beschouwt deze transacties als gefingeerde transacties. Dit oordeel vindt steun in de navolgende feiten en omstandigheden:

i. i) de fysieke goederenstroom bleef ondanks het tussenschakelen van de Roemeense/Bulgaarse afnemers, ongewijzigd: van Nederland (warehouse Schiphol of Rotterdam) naar Spanje (Barcelona of Madrid);

ii) bestuurders/eigenaars van de Roemeense/Bulgaarse vennootschappen hadden de Spaanse nationaliteit;

iii) in een aantal gevallen vonden betalingen plaats via Spaanse bankrekeningnummers;

iv) de vergoeding die belanghebbende betaalde aan [agentschap SP] (de agent van belanghebbende in Spanje) bleef ondanks de terugval van het aantal Spaanse afnemers (met 68%) gelijk;

v) de remote missing traders voldeden niet aan hun fiscale verplichtingen (geen listing);

vi) de remote missing traders waren onvindbaar.

4.27.

Het Hof acht op basis van het Spaanse rapport aannemelijk dat het tussenschakelen van Roemeense en Bulgaarse remote missing traders, een reactie vormde op de vanaf 2008 geïntensiveerde controle door de Spaanse belastingdienst, die ploffers sneller opspoorde en hun IC-nummer uit het ROI verwijderde. Als gevolg daarvan, konden aan deze Spaanse ploffers niet langer (sluitende/matching3) intracommunautaire leveringen worden verricht. Door het tussen schakelen van een zogenoemde remote missing trader, gevestigd in een andere lidstaat mét een geldige IC-registratie, kon de fraude toch doorgang blijven vinden. In de eerste schakel - de levering van belanghebbende aan de remote missing trader - werd correct gelist en (op papier) verworven en in de tweede schakel [de levering van de remote missing trader aan de Spaanse ploffer] werd überhaupt niet gelist/verworven zodat er geen mismatch werd geregistreerd in VIES.

4.28.

In hoger beroep heeft de inspecteur met betrekking tot [bedrijfsnaam] Eood aanvullende SCAC-informatie overgelegd. De SCAC-informatie is te vinden in bijlage VIII bij de brief van 11 april 2018. Daaruit blijkt het volgende:

- het VAT nummer uitgegeven op 27/04/2010 is ingetrokken op 12/08/2010;

- er zijn geen intracommunautaire leveringen (listings) aangegeven;

- het bedrijf was onvindbaar en wordt beschouwd als een missing trader;

- er is geen omzetbelasting op aangifte voldaan.

Het Spaanse rapport en de SCAC-informatie tezamen bieden naar het oordeel van het Hof voldoende bewijs van ‘fraude in de keten’.

4.29.

Belanghebbende voert aan dat er in een aantal gevallen nog fraudeonderzoeken lopen tegen de vermeende ploffers, dat de uitkomst van die onderzoeken onbekend is en dat dit afbreuk doet aan de bewijskracht van het Spaanse rapport en deSCAC-informatie. Belanghebbende wijst in dat kader bijvoorbeeld op onderzoeken in relatie tot [klant 9] Srl, [klant 10] IT Srl en [klant 1] (zie blz. 46 van het controlerapport). De inspecteur heeft geloofwaardig verklaard niet over de uitkomsten van deze onderzoeken te beschikken. Het Hof is van oordeel dat de inspecteur niet het verwijt treft dat hij meer inspanningen had moeten verrichten of intensiever de internationale samenwerking had moeten zoeken, om de desbetreffende stukken in handen te krijgen. Een dergelijke verplichting volgt niet uit verordening nr. 904/2010 (zie r.o. 55 e.v. van het arrest HvJ WebMindLicenses) noch uit de Awb.

4.30.

De rechtbank heeft ook in gevallen waarin uitsluitend SCAC-informatie in het dossier aanwezig was, geoordeeld dat het van de inspecteur te verlangen bewijs is geleverd (zie 35.2). Belanghebbende voert in hoger beroep aan dat een dergelijk oordeel niet louter op SCAC-informatie kan/mag worden gebaseerd. De klacht faalt. De bewijskracht van een stuk is niet afhankelijk van de verschijningsvorm. Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, kan ook SCAC-informatie de stelling van de inspecteur onderbouwen dat sprake is van fraude, mits op grond van de daarin vermelde feiten en omstandigheden aannemelijk is dat i) sprake is van een onvindbare vennootschap die ii) niet aan haar fiscale verplichtingen heeft voldaan en ten onrechte geen btw op aangifte heeft voldaan en (iii) uit deze feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang beschouwd, de intentie tot fraude aannemelijk is. Daaraan is in de onderwerpelijke gevallen voldaan.

De gevallen waarin uitsluitend SCAC-informatie in het dossier aanwezig is betreft de volgende Roemeense vennootschappen: [klant 9] Srl, [klant 10] IT Srl, [klant 11] Srl, [klant 12] Srl en [klant 13] Srl. Over deze vennootschappen is de volgende (SCAC) informatie aanwezig.

[klant 9] Srl.

Uit de SCAC-informatie blijkt dat de vennootschap onvindbaar is, dat zij een Spaanse bestuurder heeft, geen opgaaf heeft gedaan van ICL/ICV’s, dat en dat haar IC-nummer is ingetrokken (wegens vermoeden van deelname aan btw-fraude).

[klant 10] IT Srl.

Uit de SCAC-informatie blijkt dat de vennootschap onvindbaar is, dat zij een Spaanse eigenaar heeft, dat de goederen naar Spanje zijn verzonden, dat zij geen aangifte/opgaaf heeft gedaan van ICL/ICV’s, dat zij verdacht wordt van BTW-fraude en dat haar IC-nummer is ingetrokken.

[klant 11] Srl.

Uit de SCAC-informatie blijkt dat de vennootschap onvindbaar is, dat zij geen aangifte/opgaaf heeft gedaan van ICL/ICV’s, dat zij een Spaanse bestuurder heeft, dat zij wordt beschouwd als een missing trader en dat haar IC-nummer daarom is ingetrokken. Er zijn geen betalingen tussen belanghebbende en deze vennootschap geconstateerd (in de periode: 2e Q 2007 t/m 1e Q 2008).

[klant 12] Srl.

Uit het antwoord op het laatste SCAC-verzoek (VACPB02229) blijkt dat deze vennootschap vanaf het tweede kwartaal van 2007 geen aangifte meer heeft ingediend. Ook heeft zij geen listings ingediend en wordt zij beschouwd als een missing trader, van wie het IC-nummer is ingetrokken. Haar bestuurder heeft de Spaanse nationaliteit ( [achternaam] .

[klant 13] Srl.

Uit de SCAC-informatie blijkt dat de vennootschap onvindbaar is, dat zij geen opgaaf heeft gedaan van haar intracommunautaire leveringen, dat haar (Roemeense) eigenaar waarschijnlijk in Spanje woont en dat zij als een missing trader wordt beschouwd.

4.31.

Op grond van deze informatie acht het Hof aannemelijk dat genoemde vennootschappen hebben gefungeerd als remote missing traders in een fraudeketen die leidt naar een Spaanse ploffer/missing trader, welk oordeel het Hof ontleent aan de omstandigheid dat al deze vennootschappen niet hebben gelist, zij Spaanse eigenaars of bestuurders hebben (of een in Spanje woonachtige Roemeense eigenaar) en de goederen steeds rechtstreeks van Nederland naar Spanje werden vervoerd en in Spanje werden vrijgegeven.

Het argument van belanghebbende dat de remote missing traders niet zouden kunnen worden aangemerkt als fraudeurs, omdat hen niet het verwijt treft dat zij te weinig belasting op aangifte hebben voldaan en dus geen schade hebben toegebracht aan de Roemeens/Bulgaarse schatkist, treft geen doel. Met dit argument wordt miskend dat deze vennootschappen in hun rol van remote missing trader de omvangrijke fraude in Spanje mede mogelijk maakten. Dat maakt de remote missing trader evenzeer schuldig aan de fraude in de keten als de missing trader. Ter onderbouwing van dit oordeel verwijst het Hof naar het arrest van het HvJ ‘Mauro Scialdone’4, waarin onder meer het volgende is overwogen:

“36 (…) In artikel 1, lid 1, onder b, van deze [PIF] overeenkomst is immers bepaald dat voor de toepassing van deze overeenkomst „fraude” met betrekking tot de ontvangsten van de Unie impliceert dat „in strijd met een specifieke verplichting informatie wordt achtergehouden” of dat „valse, onjuiste of onvolledige verklaringen of documenten worden gebruikt of overgelegd”.”

Alsmede naar het arrest “R5” waarin onder meer het volgende is overwogen:

“50. De weigering tot vrijstelling bij niet-nakoming van een in het nationale recht opgenomen verplichting – in casu de verplichting tot identificatie van de afnemer voor wie de intracommunautaire levering bestemd is – heeft immers een afschrikwekkende werking die beoogt de doeltreffendheid van die verplichting te waarborgen en alle fraude en belastingontwijking te voorkomen (….).”

Hieruit leidt het Hof af dat het niet nakomen van de listing-verplichting door de Roemeense/Bulgaarse afnemers, waardoor „in strijd met een specifieke verplichting informatie wordt achtergehouden”, kwalificeert als het (mede) plegen van fraude. Dat de schade wordt berokkend in een andere lidstaat (i.c. Spanje), doet daar niet aan af. Van belang is de vaststelling dat sprake is van fraude in de keten. Dat de fraude in dit geval wordt gepleegd door een combinatie van een geregistreerde remote missing trader in Roemenië/Bulgarije en een niet-geregistreerde ploffer in Spanje, doet niet af aan de constatering dat onmiskenbaar sprake is van fraude in de keten.

4.32.

Belanghebbende heeft in het derde en vierde kwartaal van 2009 en het eerste kwartaal van 2010 voor € 12.096.239 aan intracommunautaire leveringen aangegeven/gelist in verband met leveringen aan [klant 1] . Belanghebbende heeft ten aanzien van deze correctie de volgende grieven aangevoerd:

  1. uit het SCAC-antwoord kan niet worden afgeleid dat de leveringen “niet door [klant 1] zouden zijn aangegeven en betaald”;

  2. in het controlerapport wordt gesteld dat [klant 1] voornamelijk aan [bedrijf B] Import Srl (hierna: [bedrijf B] Import) leverde, maar ook aan [bedrijf C] Srl (hierna: [bedrijf C] ), welke vennootschap volgens het Spaanse rapport net als [bedrijf B] Import niet zou beschikken over een geldig btw-nummer, maar “enige onderbouwing hiervoor ontbreekt”, aldus belanghebbende.

4.33.1.

Het Hof oordeelt naar aanleiding van de eerste stelling (a) als volgt. De stelling dat niet is bewezen dat er door [klant 1] niet op aangifte is betaald wordt door het Hof verworpen. Ter onderbouwing van dit oordeel verwijst het Hof naar het antwoord op de in het SCAC-verzoek gestelde vraag 5 onder ‘background information and further questions’: “[klant 1] SRL has not filed rectifying statement on intra-Community supplies by [bedrijf B] because [klant 1] SRL went bankrupt” (brief van de inspecteur van 11 april 2018, bijl. 4, blz. 8). Op grond van de faillietverklaring van [klant 1] acht het Hof niet aannemelijk dat door deze vennootschap btw op aangifte is betaald. Het dossier biedt geen aanknopingspunten voor een ander oordeel.

4.33.2.

Ten aanzien van de tweede stelling (b) oordeelt het Hof als volgt. Uit het Spaanse rapport volgt dat [klant 1] aangifte heeft gedaan van intracommunautaire leveringen aan [bedrijf B] Import voor een bedrag van € 65.251.793 en aan [bedrijf C] voor een bedrag van € 4.212.994. Beide afnemers beschikten ten tijde van deze leveringen niet over een geldig ROI nummer, zo volgt geloofwaardig uit het Spaanse rapport. Voor die geloofwaardigheid is, anders dan belanghebbende stelt, geen nadere onderbouwing vereist. Het Hof heeft geen reden aan de verklaring in het rapport te twijfelen.

Het Hof acht het listen op een ongeldig (want ingetrokken) IC-nummer even laakbaar als het niet-listen van intracommunautaire transacties. Het laat daarbij meewegen dat de registratie in het VIES van belastingplichtigen die intracommunautaire handelingen verrichten, een belangrijke controlefunctie (anti-fraude-oogmerk) heeft. Dankzij dat systeem kunnen ondernemingen de bevestiging krijgen van het btw-identificatienummer van hun handelspartners en kunnen de nationale belastingdiensten de intracommunautaire handelingen controleren en eventuele onregelmatigheden op het spoor komen.

Door gebruik te maken van ongeldige btw-identificatienummers wordt deze controlefunctie gefrustreerd. Van een marktdeelnemer te goeder trouw mag dan ook worden verwacht dat hij alles doet wat redelijkerwijs kan worden verlangd om ervoor te zorgen dat hij niet betrokken raakt bij fraude, waaronder in elk geval moet worden begrepen het controleren van het opgegeven btw-identificatie nummer. [klant 1] heeft dit klaarblijkelijk nagelaten.

Daarbij zal het Hof ook in aanmerking nemen dat uit de gedingstukken blijkt dat:

-

in de administratie van [klant 1] geen enkele definitieve inkoopfactuur is aangetroffen, alleen pro-forma facturen;

-

de voorraad van [klant 1] op een ongeloofwaardig hoog bedrag stond, vergeleken met de op dat moment door EU-leveranciers geliste bedragen, hetgeen de Roemeense belastingdienst terecht heeft doen vermoeden dat er sprake was van gefingeerde transacties;

-

er geen aansluiting kon worden gemaakt tussen de in- en verkopen van [klant 1] ;

-

de goederen rechtstreeks vanuit Nederland naar Spanje werden vervoerd.

Het Hof acht op grond van de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden aannemelijk dat [klant 1] geen reguliere handelaar was, maar als remote missing trader is ‘tussen geschakeld’ en dat zij dit had moeten beseffen. Door haar handelen is grote schade toegebracht aan de Spaanse schatkist. [klant 1] heeft aan [bedrijf B] in 2009 en 2010 goederen verkocht voor een totaalbedrag van € 65.251.793 en aan [bedrijf C] voor € 4.212.994, zonder dat laatstgenoemde vennootschappen, zo blijkt uit het Spaanse rapport, hebben voldaan aan hun verplichting de verschuldigde omzetbelasting te voldoen. Daarbij is gebleken dat [bedrijf B] Import (zie Spaanse rapport, blz. 17) 99% van haar aankopen heeft verricht bij [klant 1] (een grote klant van belanghebbende). Gelet op de argumenten van de inspecteur zoals vermeld in de brief van 17 april 2018 (blz. 4-5) acht het Hof aannemelijk dat de leveringen van belanghebbende aan [klant 1] volledig zijn (door)geleverd aan [bedrijf B] Import en [bedrijf C] . [klant 1] heeft de hiervoor genoemde omzet (€ 65.251.793 aan [bedrijf B] Import en € 4.212.994 aan [bedrijf C] ) in een periode van slechts één jaar gerealiseerd (haar btw-identificatienummer was actief van 1-5-2009 t/m 1-5-2010). Gezien de omvang van deze omzet, acht het Hof niet aannemelijk dat [klant 1] daarnaast nog leveringen van enige betekenis aan andere afnemers heeft verricht. Ook ten aanzien van [klant 1] acht het Hof de inspecteur derhalve geslaagd in de op hem rustende bewijslast dat sprake is van fraude in de keten.

Ten aanzien van de Italiaanse afnemers

4.34.

De rechtbank heeft ter zake van de correcties voor de Italiaanse afnemers als volgt overwogen.

“36.1. Ten aanzien van de Italiaanse afnemers behoort tot het dossier een Engelstalig rapport van 20 september 2010 van Comando Generale Delle Guardia Di Finanza (hierna: het Italiaanse rapport). Van de Italiaanse afnemers waaraan eiseres heeft geleverd, worden [klant 17] , [bedrijf W] Srl en [bedrijf Q] Srl in Italiaanse rapport genoemd als missing traders, omdat zij niet listen en/of gebruik maken van valse facturen en/of niet de verschuldigde btw afdragen en/of zij of de personen betrokken bij de ondernemingen niet traceerbaar zijn. De Italiaanse Belastingdienst gaat er van uit dat sprake is van btw-fraude voor wat betreft deze afnemers. Voor wat betreft [klant 17] staat een nadere onderbouwing in een rapport van de Comando Generale Delle Guardia Di Finanza over het aangiftegedrag van die vennootschap (onder meer te vinden in bijlage Q084 bij het verweerschrift). Tot het dossier behoort verder een aantal processen-verbaal van de Guardia di Finanza Gruppo Milano over [klant 16] Srl (in het Italiaans met Nederlandse vertaling, onder meer te vinden in bijlage Q082 bij het verweerschrift).

36.2.

Voor de in de Italiaanse stukken genoemde vennootschappen is ook SCAC-informatie beschikbaar in het dossier, met uitzondering van [klant 17] . Deze informatie is voor de volgende vennootschappen onder meer vanaf de volgende pagina’s te vinden: [bedrijf W] Srl: p. 9688 van map III; [bedrijf Q] Srl: p. 479 van map 3.1; [klant 16] Srl: p. 621 van map 3.1.

36.3.

Betreffende de twee Italiaanse afnemers [afnemer IT 3] en [afnemer IT 2] Srl, die niet genoemd worden in het Italiaanse rapport, behoort SCAC-informatie tot het dossier, onder meer vanaf pagina 459 respectievelijk pagina 464 van map 3.1.

36.4.

De rechtbank vindt in de voornoemde stukken voldoende onderbouwing voor het standpunt van verweerder dat sprake is van fraude voor wat betreft deze Italiaanse afnemers. De informatie in het Italiaanse rapport betreffende [bedrijf W] Srl en [bedrijf Q] Srl wordt slechts voor een beperkt deel bevestigd door de SCAC-informatie, maar is daar niet mee in strijd. De informatie in het Italiaanse rapport over [klant 17] wordt bevestigd door eerder genoemd rapport over het aangiftegedrag van die vennootschap. De over [klant 16] Srl in eerder genoemde processen-verbaal aanwezige informatie wordt bevestigd door de betreffende SCAC-informatie. Voor de overige Italiaanse correcties, te weten met betrekking tot [afnemer IT 3] en [afnemer IT 2] Srl, is uitsluitend SCAC-informatie in het dossier aanwezig. Deze informatie ondersteunt (zelfstandig) het standpunt van verweerder dat sprake is van fraude, in de zin dat niet aan de btw-verplichtingen is voldaan en de vennootschappen of de betrokken personen niet traceerbaar zijn. Immers, volgens de informatie vindt de Italiaanse overheid dat sprake is van missing traders en dat stukken nodig zijn in verband met lopende fiscaal-strafrechtelijke procedures tegen de managers van de vennootschappen. De rechtbank volgt eiseres dan ook (opnieuw) niet in haar stelling dat niet enkel op basis van SCAC-informatie kan worden vastgesteld dat sprake is van fraude en dat dit met nadere stukken moet worden onderbouwd. Zoals reeds eerder is overwogen, kan verweerder volstaan met het aannemelijk maken dat sprake is van fraude en heeft de rechtbank geen reden te twijfelen aan de juistheid van de SCAC-informatie.

36.5.

Het voorgaande is anders voor de correctie met betrekking tot de Italiaanse afnemer [afnemer IT 1] . Zoals verweerder ter zitting heeft erkend, wordt deze vennootschap niet genoemd in de Italiaanse stukken. Ook is er geen SCAC-informatie beschikbaar over deze vennootschap. De stelling in het controlerapport dat deze vennootschap geen aangifte heeft gedaan voor wat betreft de door eiseres geleverde goederen is niet onderbouwd. Verweerder heeft daarom niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van btw-fraude in die keten.

36.6.

Eiseres heeft zich erop beroepen dat haar Italiaanse agenten zijn vrijgesproken ter zake van de verdenking dat zij zich schuldig zouden hebben gemaakt aan fraude. Voor de rechtbank is dit echter geen reden te oordelen dat niet aannemelijk is dat de hiervoor onder 36.4. genoemde ondernemingen geen btw-fraude hebben gepleegd.”

4.35.

Het Hof onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat sprake is van bewijs van fraude in de keten. De basisstructuur van deze fraudeketen kan als volgt schematisch worden weergegeven:

[leverancier (IT) --> bedrijf X (Sl) --> belanghebbende (NL) --> ploffer (IT) --> buffer (IT)]

5 (Immateriële) schadevergoeding

6 Slotsom en cijfermatige uitwerking

7 Kosten

8 Beslissing