NTFR 2000/1771 - Ten onrechte uitspraak navorderingsaanslag premieheffing
Aflevering 48, gepubliceerd op 02-12-2000 Aan belanghebbende is een navorderingsaanslag in de premieheffing opgelegd. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen die navorderingsaanslag. De inspecteur heeft vervolgens uitspraak gedaan op dat bezwaarschrift. Ingevolge art. 54, lid 2, AOW (de bepaling is met ingang van 1 januari 1990 vervallen) mag de inspecteur echter pas uitspraak doen op het bezwaarschrift, nadat de feiten en omstandigheden die tevens van belang zijn voor de heffing van inkomstenbelasting of loonbelasting zijn komen vast te staan. De heffing van inkomsten- en/of loonbelasting dient derhalve eerst vast te staan. Volgens het hof heeft de inspecteur, gelet op art. 54, lid 2, AOW e.a., in het onderhavige geval voortijdig uitspraak gedaan op het bezwaar tegen de navorderingsaanslag premieheffing 1988, nu de navorderingsaanslag voor de inkomstenbelasting voor het onderhavige jaar nog niet onherroepelijk vaststond. Het kon niet de bedoeling van de wetgever zijn geweest om bezwaar en beroep tegen aanslagen in de premieheffing, gebaseerd op de wetgeving van voor 1 januari 1990, uit te sluiten. Nu overgangsbepalingen ontbreken blijft art. 54, lid 2 AOW e.a. van toepassing. De inspecteur zal alsnog op het bezwaarschrift dienen te beschikken zodra de beslissing omtrent de heffing van inkomstenbelasting voor het onderhavige jaar onherroepelijk is komen vast te staan.