Aflevering 30

Gepubliceerd op 4 augustus 2001

NTFR 2001/1098 - De BTW-carrousel draait door

Aflevering 30, gepubliceerd op 04-08-2001 geschreven door prof. dr. R.N.G. van der Paardt
Het Belgische Dagblad De Financieel Economische Tijd van 12 juli 2001 meldt dat de regering in België het bestrijdingsplan tegen BTW–carrousels niet uitvoerde. Begin januari 2001 werd de oprichting aangekondigd van een zogeheten ondersteuningscel om de BTW–fraude aan te pakken. De diverse ministeries konden echter de financiële middelen –€ 200.000 – voor de uitrusting van deze activiteit niet vrijmaken. De minister van Financiën Rijnders meldde dat een terugval in BTW–inkomsten met € 250.000.000 gedeeltelijk door de BTW–fraude is veroorzaakt. Het bedrag van € 200.000 moest dienen om een centrale databank te installeren en een aantal computers te kopen. Die databank moet het mogelijk maken om lopende BTW–carrousels in de eerste weken van hun bestaan op te sporen. Een lovenswaardig initiatief naar mijn mening, want de BTW–carrousel draait onverminderd door.

NTFR 2001/1100 - Vermogensetikettering woon-winkelpand

Aflevering 30, gepubliceerd op 04-08-2001
Belanghebbende (A) drijft sinds 1962 een winkel in kruidenierswaren in Z. Daaruit geniet hij winst uit onderneming. A woont in een woning boven de winkel. Aanvankelijk huurt hij zowel de winkel als die bovenwoning (het pand). In 1970 koopt A het pand voor f 48.300. In 1997 staakt A zijn onderneming en verkoopt hij het pand f 360.000.

NTFR 2001/1103 - Geen cassatie wegens niet onbegrijpelijk of onjuist oordeel

Aflevering 30, gepubliceerd op 04-08-2001
De staatssecretaris heeft meegedeeld geen beroep in cassatie te hebben ingesteld tegen de uitspraak van Hof Amsterdam, nr. 00/293. Deze uitspraak namen wij op in NTFR 2001/539. Het hof heeft feitelijk vastgesteld dat de chauffeurs vijf dagen van huis zijn en vijf dagen in de cabine van hun vrachtwagen overnachten. Het hof oordeelt dat deze situatie niet noemenswaardig afwijkt van de gevallen waarin vijfdaagse buitenlandse reizen worden gemaakt. De staatssecretaris acht het oordeel, mede gelet op de inhoud van het met de branche gesloten convenant, niet onbegrijpelijk. Hij is voorts van mening dat, ondanks het feit dat A in afwijking van het door de branche met de Belastingdienst gesloten convenant ook bij eendaagse ritten een hogere vergoeding verstrekt, het oordeel van het hof niet onjuist is. Het hof kon tot dit oordeel komen, omdat de situatie bij A afwijkt van de normale situatie, als de chauffeur bij een eendaagse rit 's avonds thuis kan eten en slapen.

NTFR 2001/1104 - Afkoopsom wachtgeld is aanspraak op p.u. ter vervanging van te derven loon

Aflevering 30, gepubliceerd op 04-08-2001
A is wethouder van de gemeente X. De Belastingdienst heeft bij beschikking (afgegeven in 1997) deze arbeidsrelatie op grond van art. 4, aanhef en onderdeel f LB aangemerkt als een dienstbetrekking. In 1998 beëindigt A zijn functie als wethouder. In verband hiermee heeft hij voor een bepaalde periode recht op wachtgeld. Nadat X ruim een jaar aan A wachtgeld heeft betaald, komen zij overeen de nog resterende termijnen (1 oktober 1999 tot 14 april 2002) af te kopen. X en A komen overeen dat de afkoopsom wordt betaald aan een BV die A daartoe heeft opgericht. Deze BV heeft zich aan A verplicht tot het doen van periodieke uitkeringen op het moment dat A 65 jaar wordt.

NTFR 2001/1108 - Geen opbrengstgarantie belegging: belaste rente en onbelaste koerswinst

Aflevering 30, gepubliceerd op 04-08-2001
B is directeur van een muziekschool. Begin 1993 kreeg hij een brief van de directeur van een BV, die zich bezighoudt met producties en uitgaven voor het onderwijs. In die brief wordt het voorstel gedaan om mee te doen aan een opgerichte beleggingsclub E. De club is opgericht om via een 'constructie' beleggingen niet langer te realiseren via de – tot dan toe – aan de BV verstrekte leningen, maar in een vorm die het mogelijk zou maken belastingvrije 'koerswinst' uit te keren. Uit de in een voorstel genoemde bepalingen van de beleggingsclub blijkt het beoogde doel: het verwerven van zoveel mogelijk belastingvrij rendement, terwijl de deelnemers toch zeker zijn van een vaste winst van 12%. Aldus de brief. Uit de statuten van club E blijkt dat zij in Luxemburg is gevestigd. Alleen zij die behoren tot de besloten kring van personen die een lening hadden uitstaan bij de BV, kunnen leden zijn. B heeft van 1993 t/m 1995 deelgenomen in E met zijn bestaande vordering van f 112.000. De beleggingsclub belegde feitelijk in langlopende call- en putopties en in deposito's.B heeft in zijn aangifte over 1996 voor het eerst melding gemaakt van de in die jaren ontvangen rente en koerswinst. De inspecteur heeft vervolgens een navorderingsaanslag opgelegd met 100% boete, waarvan 50% is kwijtgescholden.

NTFR 2001/1111 - Vestigingsplaats van deelneming die als belegging wordt gehouden

Aflevering 30, gepubliceerd op 04-08-2001
X BV houdt alle aandelen in de door haar opgerichte Y BV. Het hele vermogen van X is met ingang van de voorperiode van Y ingebracht in Y. De feitelijke leiding van Y bevindt zich op de Nederlandse Antillen. Y is op grond van de Belastingregeling voor het Koninkrijk gevestigd op de Nederlandse Antillen. De activiteit van Y bestaat uit beleggen. De inspecteur heeft het belang van X in Y aangemerkt als een buitenlandse belegging waarop de deelnemingsvrijstelling niet van toepassing is. De belegging is vervolgens op grond van art. 28b VpB gewaardeerd op de waarde in het economisch verkeer. De waardestijging die daarbij ontstond is bij X belast. In geschil is de vestigingsplaats van Y. Als Y in Nederland is gevestigd, is voor X de deelnemingsvrijstelling van toepassing.

NTFR 2001/1113 - EU onderzoekt Nederlands CFM-regime op verboden staatssteun

Aflevering 30, gepubliceerd op 04-08-2001 geschreven door mr.dr. M.M. Kors
Bij brief van 11 juli 2001 heeft EU-commissaris Monti Nederland in kennis gesteld van het feit dat de Europese Commissie een procedure instelt naar de verenigbaarheid van het Nederlandse regime voor concernfinancieringsmaatschappijen ex art. 15b Wet Vpb 1969 (CFM-regime) met het EG-recht. Met name wordt onderzocht of dit CFM-regime niet een verboden steunmaatregel is aan internationaal opererende ondernemingen. Het Nederlandse regime is naar de mening van de Commissie een dergelijke verboden steunmaatregel omdat aan de volgende vier cumulatieve vereisten is voldaan: