Home

Rechtbank Noord-Holland, 08-08-2022, ECLI:NL:RBNHO:2022:7174, AWB - 21 _ 2787

Rechtbank Noord-Holland, 08-08-2022, ECLI:NL:RBNHO:2022:7174, AWB - 21 _ 2787

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum uitspraak
8 augustus 2022
Datum publicatie
26 augustus 2022
Annotator
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2022:7174
Zaaknummer
AWB - 21 _ 2787
Relevante informatie
Art. 110 WvEU, Art. 10b BPM

Inhoudsindicatie

Onder andere is in geschil of de door eiseres betaalde BPM in strijd met het Europese recht is geheven. De rechtbank oordeelt dat dit, onder andere, door de gewijzigde CO2 meetmethode het geval is. De rechtbank concludeert dat de op aangifte voldane belasting mogelijk te hoog is geweest met betrekking tot de auto met een Datum Eerste Toelating op een tijdstip waarop de CO2-uitstoot op een andere wijze werd gemeten dan bij de aangifte bij invoer. De rechtbank bepaalt in goede justitie dat de CO2-uitstoot met 6 gram per kilometer verlaagd dient te worden.

Uitspraak

Zittingsplaats Haarlem

Bestuursrecht

zaaknummers: HAA 21/2787 tot en met HAA 21/2886

(gemachtigde: A.F.M.J. Verhoeven),

en

Procesverloop

Tussen 15 oktober 2019 en 14 januari 2020 heeft eiseres aangifte voor de Belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: BPM) gedaan van de registratie van de hierna onder punt 1 genoemde auto’s. Deze belasting is tussen 1 november 2019 en

16 januari 2020 voldaan.

Tussen 25 november 2019 en 6 februari 2020 heeft verweerder bezwaarschriften van eiseres ontvangen tegen de betreffende voldoeningen op aangifte.

In één geschrift met dagtekening 30 april 2021 heeft verweerder de bezwaren van eiseres in de zaken HAA 21/2840, HAA 21/2858 en HAA 21/2877 gegrond verklaard en de BPM verminderd. In diezelfde uitspraak op bezwaar heeft verweerder de bezwaren ter zake van de overige zaaknummers ongegrond verklaard. Ambtshalve heeft verweerder wel de BPM in alle onderhavige zaken verminderd.

Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld. De rechtbank heeft aan eiseres voor deze 100 beroepen 1 keer € 360 aan griffierecht in rekening gebracht.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Op 15 oktober 2021 heeft een regiezitting plaatsgevonden te Haarlem. Namens eiseres is verschenen, haar gemachtigde A.F.M.J. Verhoeven, vergezeld door J.A. Cardol. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden mr. [naam 1] en

mr. [naam 2] . Van de regiezitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan partijen is verzonden.

Op 20 januari 2022 heeft een (eerste) (hybride) onderzoek ter zitting plaatsgevonden van de beroepen van eiseres. Namens eiseres zijn [naam 3] en haar gemachtigde

A.F.M.J. Verhoeven, middels een Skype-verbinding, verschenen. Verweerder heeft zich (fysiek) laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden mr. [naam 1] en
mr. [naam 4] . Het onderzoek ter zitting is geschorst, onder meer omdat de rechtbank in meerdere zaakdossiers een aantal namen en e-mailadressen aantrof die zijn weggelakt en waarvoor door verweerder geen verzoek op grond van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) is gedaan. Het proces-verbaal van de zitting is aan partijen verzonden.

Verweerder heeft alsnog op 2 februari 2022, een geheimhoudingsverzoek ingevolge artikel 8:29 van de Awb ingediend. De geheimhoudingskamer heeft geoordeeld dat de beperking van de kennisgeving van deze gegevens gerechtvaardigd is. Na de beslissing van de geheimhoudingskamer heeft de rechtbank het onderzoek ter zitting hervat in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek.

Partijen hebben in de loop van de procedure en tot tien dagen vóór de laatste zitting een groot aantal nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn telkens en voorafgaande aan de eerstvolgende behandeling ter zitting in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

Op 15 februari 2022 heeft de rechtbank het onderzoek ter zitting middels een Skype-verbinding hervat. Namens eiseres is haar gemachtigde A.F.M.J. Verhoeven verschenen, vergezeld door J.A. Cardol. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden mr. [naam 1] en mr. [naam 5] . Het onderzoek ter zitting is geschorst, onder meer om verweerder in de gelegenheid te stellen nadere informatie te overleggen. Het proces-verbaal van de zitting is aan partijen verzonden.

Verweerder heeft de nadere informatie overgelegd, waarna eiseres hierop heeft gereageerd. Ook deze stukken zijn telkens in afschrift aan de wederpartij verstrekt.

Op 1 april 2022 is het onderzoek ter zitting middels een Skype-verbinding hervat. Namens eiseres zijn [naam 3] en haar gemachtigde A.F.M.J. Verhoeven verschenen, vergezeld door J.A. Cardol. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden

mr. [naam 1] en mr. [naam 5] . Het onderzoek ter zitting is geschorst, onder meer om verweerder in de gelegenheid te stellen nadere informatie te overleggen. Het proces-verbaal van de zitting is aan partijen verzonden.

Verweerder heeft de nadere informatie overgelegd, waarna eiseres hierop heeft gereageerd. Ook deze stukken zijn telkens in afschrift aan de wederpartij verstrekt.

Op 16 mei 2022 heeft de rechtbank het onderzoek ter zitting middels een Skype-verbinding hervat. Namens eiseres is haar gemachtigde A.F.M.J. Verhoeven verschenen, vergezeld door J.A. Cardol. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden mr. [naam 1] en mr. [naam 5] . De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek ter zitting gesloten. Het proces-verbaal van de zitting is aan partijen verzonden.

Overwegingen

Feiten

1. Eiseres heeft aangifte gedaan van de registratie van de volgende auto’s:

Nr rb

Auto

VIN
(laatste vier cijfers)

Aangifte

Betaling

Bezwaar

21/2787

Mercedes-Benz C-klasse

[# 1]

15/10/19

€ 2.817

18/10/19

25/11/19

21/2788

BMW X5

[# 2]

31/10/19

€ 5.025

4/11/19

11/12/19

21/2789

BMW 520d

[# 3]

30/10/19

€ 2.119

1/11/19

11/12/19

21/2790

BMW 640d

[# 4]

29/10/19

€ 8.604

1/11/19

11/12/19

21/2791

Mercedes-Benz GLC-klasse

[# 5]

31/10/19

€ 2.727

4/11/1

11/12/19

21/2792

BMW 218d

[# 6]

1/11/19

€ 1.695

6/11/19

11/12/19

21/2793

BMW 330d

[# 7]

4/11/19

€ 2.921

6/11/19

11/12/19

21/2794

BMW X5

[# 8]

31/10/19

€ 7.233

4/11/19

11/12/19

21/2795

Renault Espace

[# 9]

31/10/19

€ 2.445

4/11/19

12/12/19

21/2796

Audi Q3

[# 10]

1/11/19

€ 2.328

5/11/19

12/12/19

21/2797

Audi Q5

[# 11]

1/11/19

€ 13.099

6/11/19

12/12/19

21/2798

Audi A7

[# 12]

31/10/19

€ 4.609

4/11/19

12/12/19

21/2799

Mercedes-Benz GLA-klasse

[# 13]

30/10/19

€ 4.400

4/11/19

12/12/19

21/2800

Volvo XC70

[# 14]

5/11/19

€ 5.466

7/11/19

12/12/19

21/2801

Audi Q2

[# 15]

13/11/19

€ 2.853

18/11/19

24/12/19

21/2802

Audi A3

[# 16]

11/11/19

€ 128

13/11/19

24/12/19

21/2803

BMW 540i

[# 17]

19/11/19

€ 5.142

21/11/19

24/12/19

21/2804

BMW X3

[# 18]

15/11/19

€ 3.687

20/11/19

24/12/19

21/2805

BMW 330d

[# 19]

15/11/19

€ 3.443

19/11/19

24/12/19

21/2806

BMW 520i

[# 20]

13/11/19

€ 3.116

18/11/19

24/12/19

21/2807

Mercedes-Benz E-klasse

[# 21]

13/11/19

€ 3.502

18/11/19

23/12/19

21/2808

Mercedes-Benz GLE-klasse

[# 22]

12/11/19

€ 6.619

18/11/19

24/12/19

21/2809

Mercedes-Benz GLE-klasse

[# 23]

12/11/19

€ 13.939

15/11/19

24/12/19

21/2810

Land Rover Range Rover

[# 24]

7/11/19

€ 4.957

14/11/19

24/12/19

21/2811

Mini Cooper

[# 25]

6/11/19

€ 1.598

11/11/19

24/12/19

21/2812

Lexus RX

[# 26]

5/11/19

€ 5.234

11/11/19

24/12/19

21/2813

BMW X3

[# 27]

11/11/19

€ 15.560

13/11/19

24/12/19

21/2814

Mercedes-Benz E-klasse

[# 28]

15/11/19

€ 2.845

19/11/19

24/12/19

21/2815

Mercedes-Benz E-klasse

[# 29]

11/11/19

€ 1.298

13/11/19

23/12/19

21/2816

Audi A4

[# 30]

13/11/19

€ 1.439

18/11/19

24/12/19

21/2817

Mercedes-Benz C-klasse

[# 31]

6/11/19

€ 1.769

11/11/19

23/12/19

21/2818

Mercedes-Benz SLC-klasse

[# 32]

6/11/19

€ 2.444

11/11/19

23/12/19

21/2819

Volvo XC90

[# 33]

15/11/19

€ 9.656

19/11/19

24/12/19

21/2820

Mercedes-Benz C-klasse

[# 34]

6/11/19

€ 1.177

11/11/19

23/12/19

21/2821

Porsche Panamera

[# 35]

15/11/19

€ 7.296

19/11/19

24/12/19

21/2822

Porsche Panamera

[# 36]

12/11/19

€ 3.400

19/11/19

24/12/19

21/2823

Porsche Macan

[# 37]

12/11/19

€ 7.222

18/11/19

24/12/19

21/2824

Mercedes-Benz E-klasse

[# 38]

14/11/19

€ 2.498

19/11/19

24/12/19

21/2825

BMW 740Le

[# 39]

22/11/19

€ 2.505

28/11/19

8/1/20

21/2826

BMW 435d

[# 40]

25/11/19

€ 9.818

28/11/19

8/1/20

21/2827

Jaguar F-type

[# 41]

3/12/19

€ 15.635

6/12/19

8/1/20

21/2828

BMW 520i

[# 42]

25/11/19

€ 3.720

28/11/19

8/1/20

21/2829

Jaguar F-Pace

[# 43]

20/11/19

€ 9.214

9/12/19

8/1/20

21/2830

Mercedes-Benz C-klasse

[# 44]

2/12/19

€ 3.211

5/12/19

8/1/20

21/2831

Renault Clio Estate

[# 45]

2/12/19

€ 1.054

5/12/19

8/1/20

21/2832

Renault Clio Estate

[# 46]

2/12/19

€ 1.262

5/12/19

8/1/20

21/2833

Volkswagen Golf

[# 47]

4/12/19

€ 2.734

9/12/19

8/1/20

21/2834

Mercedes-Benz GLC-klasse

[# 48]

20/11/19

€ 2.174

26/11/19

8/1/20

21/2835

Mercedes-Benz C-klasse

[# 49]

25/11/19

€ 2.865

2/12/19

8/1/20

21/2836

Volvo XC90

[# 50]

26/11/19

€ 5.596

28/11/19

8/1/20

21/2837

Audi A6

[# 51]

26/11/19

€ 3.022

3/12/19

8/1/20

21/2838

Ford S-Max

[# 52]

25/11/19

€ 5.148

5/12/19

8/1/20

21/2839

Mercedes-Benz C-klasse

[# 53]

15/11/19

€ 4.011

26/11/19

8/1/20

21/2840

Audi Q3

[# 54]

20/11/19

€ 6.666

26/11/19

8/1/20

21/2841

BMW 225xe

[# 55]

5/12/19

€ 145

11/12/19

20/1/20

21/2842

Porsche Macan

[# 56]

5/12/19

€ 7.509

13/12/19

22/1/20

21/2843

Volvo V70

[# 57]

6/12/19

€ 2.563

12/12/19

22/1/20

21/2844

Audi A4

[# 58]

6/12/19

€ 1.881

12/12/19

22/1/20

21/2845

Mercedes-Benz C-klasse

[# 59]

21/11/19

€ 3.210

12/12/19

22/1/20

21/2846

BMW X4

[# 60]

10/12/19

€ 3.155

15/12/19

22/1/20

21/2847

Porsche Cayenne

[# 61]

10/12/19

€ 9.200

13/12/19

22/1/20

21/2848

Audi Q7

[# 62]

23/12/19

€ 4.045

27/12/19

27/1/20

21/2849

Skoda Octavia

[# 63]

12/12/19

€ 1.408

17/12/19

27/1/20

21/2850

Fiat 500

[# 64]

17/12/19

€ 5.715

23/12/19

27/1/20

21/2851

Audi A6

[# 65]

10/12/19

€ 1.766

17/12/19

27/1/20

21/2852

Audi A7

[# 66]

23/12/19

€ 4.290

27/12/19

27/1/20

21/2853

Volvo V40

[# 67]

11/12/19

€ 2.659

19/12/19

27/1/20

21/2854

Land Rover Range Rover

[# 68]

16/12/19

€ 7.397

20/12/19

27/1/20

21/2855

Audi R8

[# 69]

12/12/19

€ 18.692

17/12/19

27/1/20

21/2856

Audi A5

[# 70]

23/12/19

€ 5.043

27/12/19

27/1/20

21/2857

Volkswagen Polo

[# 71]

12/12/19

€ 1.489

17/12/19

27/1/20

21/2858

Audi A5

[# 72]

19/12/19

€ 3.850

24/12/19

27/1/20

21/2859

BMW 118i

[# 73]

18/12/19

€ 1.439

24/12/19

28/1/20

21/2860

BMW 520xd

[# 74]

17/12/19

€ 2.392

23/12/19

28/1/20

21/2861

BMW X4

[# 75]

16/12/19

€ 5.051

20/12/19

28/1/20

21/2862

Mercedes-Benz E-klasse

[# 76]

23/12/19

€ 2.214

27/12/19

28/1/20

21/2863

BMW X5

[# 77]

6/12/19

€ 4.572

17/12/19

28/1/20

21/2864

Mercedes-Benz GLC-klasse

[# 78]

19/12/19

€ 4.392

24/12/19

28/1/20

21/2865

BMW X3

[# 79]

23/12/19

€ 1.749

27/12/19

28/1/20

21/2866

BMW X5

[# 80]

18/12/19

€ 5.330

24/12/19

28/1/20

21/2867

BMW 530i

[# 81]

18/12/19

€ 4.835

24/12/19

28/1/20

21/2868

Porsche Macan

[# 82]

24/12/19

€ 18.194

31/12/19

30/1/20

21/2869

Land Rover Range Rover

[# 83]

17/12/19

€ 3.944

23/12/19

30/1/20

21/2870

Mercedes-Benz S-klasse

[# 84]

4/1/20

€ 15.347

13/1/20

3/2/20

21/2871

Volkswagen Passat

[# 85]

30/12/19

€ 2.952

2/1/20

3/2/20

21/2872

Meredes-Benz C-klasse

[# 86]

2/1/20

€ 2.674

7/1/20

3/2/20

21/2873

Volkswagen Tiguan

[# 87]

6/1/20

€ 7.655

8/1/20

3/2/20

21/2874

Mercedes-Benz GLC-klasse

[# 88]

4/1/20

€ 28.207

16/1/20

3/2/20

21/2875

Porsche Panamera

[# 89]

14/1/20

€ 3.322

17/1/20

3/2/20

21/2876

Mercedes-Benz GLA-klasse

[# 90]

2/1/20

€ 5.525

7/1/20

3/2/20

21/2877

Mazda CX-5

[# 91]

10/1/20

€ 8.973

14/1/20

3/2/20

21/2878

Volkswagen Sharan

[# 92]

9/1/20

€ 2.871

14/1/20

3/2/20

21/2879

Porsche Panamera

[# 93]

10/1/20

€ 9.630

14/1/20

3/2/20

21/2880

Ford Focus

[# 94]

20/12/19

€ 1.364

11/1/20

3/2/20

21/2881

Audi A5

[# 95]

2/1/20

€ 1.538

7/1/20

5/2/20

21/2882

Audi Q5

[# 96]

10/1/20

€ 12.282

14/1/20

5/2/20

21/2883

BMW 320d

[# 97]

9/1/20

€ 2.116

14/1/20

21/1/20

6/2/20

21/2884

Audi Q5

[# 98]

2/1/20

€ 5.015

7/1/20

6/2/20

21/2885

Audi A6

[# 99]

2/1/20

€ 1.743

7/1/20

6/2/20

21/2886

Audi A4

[# 100]

9/1/20

€ 1.904

14/1/20

6/2/20

2. Voor de behandeling van de beroepen zijn verder de volgende ingevulde gegevens van de auto’s van belang:

Nr rb

DET

Datum NL

Basis aangifte

Hist. Bruto BPM

Ex-rental

21/2787

18/5/18

22/10/19

Koerslijst XRAY

€ 6.267

Nee

21/2788

10/3/16

6/11/19

Koerslijst XRAY

€ 16.519

Nee

21/2789

5/5/15

6/11/19

Koerslijst XRAY

€ 8.613

Nee

21/2790

27/3/19

8/11/19

Koerslijst XRAY

€ 18.548

Nee

21/2791

9/9/18

7/11/19

Koerslijst XRAY

€ 4.911

Nee

21/2792

1/3/16

12/11/19

Koerslijst XRAY

€ 8.618

Nee

21/2793

5/11/15

11/11/19

Koerslijst XRAY

€ 12.969

Nee

21/2794

19/7/16

8/11/19

Koerslijst XRAY

€ 22.052

Nee

21/2795

29/3/16

8/11/19

Koerslijst XRAY

€ 6.728

Nee

21/2796

21/6/16

12/11/19

Koerslijst XRAY

€ 6.232

Nee

21/2797

1/8/18

7/11/19

Koerslijst XRAY

€ 27.707

Nee

21/2798

24/11/14

8/11/19

Koerslijst XRAY

€ 24.597

Nee

21/2799

12/10/18

6/11/19

Koerslijst XRAY

€ 8.471

Nee

21/2800

12/5/16

16/11/19

Koerslijst XRAY

€ 15.773

Nee

21/2801

28/2/18

20/11/19

Koerslijst XRAY

€ 5.830

Nee

21/2802

4/1/16

21/11/19

Koerslijst XRAY

€ 409

Nee

21/2803

18/7/17

23/11/19

Koerslijst XRAY

€ 15.365

Nee

21/2804

12/7/16

27/11/19

Koerslijst XRAY

€ 16.519

Nee

21/2805

10/2/16

25/11/19

Koerslijst XRAY

€ 14.090

Nee

21/2806

11/10/18

4/12/19

Koerslijst XRAY

€ 7.444

Nee

21/2807

17/4/19

19/11/19

Koerslijst XRAY

€ 8.351

Nee

21/2808

7/12/16

21/11/19

Koerslijst XRAY

€ 22.377

Nee

21/2809

11/8/19

25/11/19

Koerslijst XRAY

€ 26.376

Nee

21/2810

24/4/18

19/11/19

Koerslijst XRAY

€ 13.285

Nee

21/2811

29/6/16

15/11/19

Koerslijst XRAY

€ 4.372

Nee

21/2812

29/7/19

14/11/19

Koerslijst XRAY

€ 7.051

Nee

21/2813

18/9/18

16/11/19

Koerslijst XRAY

€ 32.745

Nee

21/2814

4/2/16

22/11/19

Koerslijst XRAY

€ 8.340

Nee

21/2815

30/3/15

16/11/19

Koerslijst XRAY

€ 6.435

Nee

21/2816

7/6/16

2/12/19

Koerslijst XRAY

€ 4.744

Nee

21/2817

17/11/15

15/11/19

Koerslijst XRAY

€ 6.831

Nee

21/2818

14/6/16

15/11/19

Koerslijst XRAY

€ 6.480

Nee

21/2819

14/7/17

29/11/19

Koerslijst XRAY

€ 21.065

Nee

21/2820

27/1/15

14/11/19

Koerslijst XRAY

€ 4.391

Nee

21/2821

6/4/17

20/11/19

Koerslijst XRAY

€ 17.740

Nee

21/2822

27/8/18

20/11/19

Koerslijst AutotelexPro

€ 6.934

n.v.t.

21/2823

8/1/18

19/11/19

Koerslijst XRAY

€ 15.341

Nee

21/2824

14/11/17

21/11/19

Koerslijst XRAY

€ 6.571

Nee

21/2825

8/10/18

30/11/19

Koerslijst XRAY

€ 6.645

Nee

21/2826

8/11/18

29/11/19

Koerslijst XRAY

€ 21.789

Nee

21/2827

22/8/16

13/12/19

Koerslijst XRAY

€ 58.539

Nee

21/2828

25/9/18

3/12/19

Koerslijst XRAY

€ 7.915

Nee

21/2829

26/3/19

10/12/19

Koerslijst XRAY

€ 20.279

Nee

21/2830

10/4/18

7/12/19

Koerslijst XRAY

€ 6.920

Nee

21/2831

1/7/17

23/12/19

Koerslijst XRAY

€ 2.833

Nee

21/2832

9/1/18

23/12/19

Koerslijst XRAY

€ 3.180

Nee

21/2833

18/10/17

12/12/19

Koerslijst XRAY

€ 8.904

Nee

21/2834

6/10/17

28/11/19

Koerslijst XRAY

€ 4.911

Nee

21/2835

28/8/17

3/12/19

Koerslijst XRAY

€ 7.296

Nee

21/2836

27/7/16

5/12/19

Koerslijst XRAY

€ 15.563

Nee

21/2837

31/5/16

4/12/19

Koerslijst XRAY

€ 11.775

Nee

21/2838

16/5/18

9/1/19

Koerslijst AutotelexPro

€ 9.616

n.v.t.

21/2839

29/8/18

27/11/19

Koerslijst XRAY

€ 9.387

Nee

21/2840

2/12/15

2/12/19

Koerslijst XRAY

€ 22.521

Nee

21/2841

20/9/16

17/12/19

Koerslijst XRAY

€ 451

Nee

21/2842

7/5/18

16/12/19

Koerslijst XRAY

€ 15.341

Nee

21/2843

26/2/15

14/12/19

Koerslijst XRAY

€ 10.791

Nee

21/2844

5/7/16

14/12/19

Koerslijst XRAY

€ 5.612

Nee

21/2845

15/8/17

13/12/19

Koerslijst XRAY

€ 7.441

Nee

21/2846

20/4/16

16/12/19

Koerslijst XRAY

€ 12.196

Nee

21/2847

7/10/16

17/12/19

Koerslijst XRAY

€ 25.199

Nee

21/2848

4/1/16

31/12/19

Koerslijst XRAY

€ 15.773

Nee

21/2849

23/9/16

19/12/19

Koerslijst XRAY

€ 3.504

Nee

21/2850

10/4/19

8/1/20

Koerslijst XRAY

€ 11.146

Nee

21/2851

7/4/16

18/12/19

Koerslijst XRAY

€ 6.604

Nee

21/2852

24/1/18

3/1/20

Koerslijst XRAY

€ 12.364

Nee

21/2853

16/9/17

20/12/19

Koerslijst XRAY

€ 6.136

Nee

21/2854

21/12/17

24/12/19

Koerslijst XRAY

€ 18.215

Nee

21/2855

22/12/14

20/12/19

Koerslijst XRAY

€ 77.211

Nee

21/2856

1/7/17

31/12/19

Koerslijst XRAY

€ 14.415

Nee

21/2857

31/5/17

19/12/19

Koerslijst XRAY

€ 3.236

Nee

21/2858

4/6/18

8/1/20

Koerslijst XRAY

€ 9.387

Nee

21/2859

8/11/16

28/12/19

Koerslijst XRAY

€ 4.124

Nee

21/2860

8/5/14

24/12/19

Koerslijst XRAY

€ 12.892

Nee

21/2861

13/7/17

3/1/20

Koerslijst XRAY

€ 13.940

Nee

21/2862

18/10/16

9/1/20

Koerslijst XRAY

€ 6.480

Nee

21/2863

11/12/15

18/12/19

Koerslijst XRAY

€ 15.741

Nee

21/2864

1/4/17

27/12/19

Koerslijst XRAY

€ 11.684

Nee

21/2865

16/7/14

6/1/20

Koerslijst XRAY

€ 10.902

Nee

21/2866

7/10/16

2/1/20

Koerslijst XRAY

€ 16.519

Nee

21/2867

4/10/18

30/12/19

Koerslijst XRAY

€ 11.219

Nee

21/2868

1/3/19

3/1/20

Koerslijst XRAY

€ 31.953

Nee

21/2869

1/1/16

24/12/19

Koerslijst XRAY

€ 11.775

Nee

21/2870

3/5/17

21/1/20

Koerslijst XRAY

€ 49.113

Nee

21/2871

21/10/15

9/1/20

Koerslijst XRAY

€ 11.979

Nee

21/2872

1/3/17

10/1/20

Koerslijst XRAY

€ 8.209

Nee

21/2873

22/3/18

10/1/20

Koerslijst XRAY

€ 14.425

Nee

21/2874

4/11/19

22/1/20

Koerslijst XRAY

€ 48.684

Nee

21/2875

10/4/19

20/1/20

Koerslijst XRAY

€ 6.234

Nee

21/2876

9/5/17

15/1/20

Koerslijst XRAY

€ 15.365

Nee

21/2877

30/4/19

16/1/20

Koerslijst AutotelexPro

€ 14.793

n.v.t.

21/2878

17/12/15

18/1/20

Koerslijst XRAY

€ 11.583

Nee

21/2879

30/5/18

17/1/20

Koerslijst XRAY

€ 20.837

Nee

21/2880

6/12/18

13/1/20

Koerslijst AutotelexPro

€ 2.911

n.v.t.

21/2881

17/8/15

8/1/20

Koerslijst XRAY

€ 5.511

Nee

21/2882

23/7/18

27/1/20

Koerslijst XRAY

€ 27.707

Nee

21/2883

13/7/16

31/1/20

Koerslijst XRAY

€ 7.566

Nee

21/2884

28/2/17

15/1/20

Koerslijst XRAY

€ 12.037

Nee

21/2885

1/4/16

9/1/20

Koerslijst XRAY

€ 7.566

Nee

21/2886

24/8/16

15/1/20

Koerslijst XRAY

€ 6.514

Nee

3. Verweerder heeft eiseres op de in de bijlage 1 en 2 genoemde data uitgenodigd voor een hoorgesprek. Eiseres heeft meermaals aangegeven dat zij niet op de voorgestelde data beschikbaar is en niet fysiek gehoord wenst te worden, onder andere, vanwege de drukke agenda dan wel de coronamaatregelen. Eiseres is bereid dit op elektronische weg op te lossen, mits aan de door haar gestelde voorwaarden wordt voldaan. De door eiseres gestelde voorwaarden zijn dat er per maand in maximaal 100 bezwaarschriften inzage wordt verstrekt, door elke week op maandag 25 zaken digitaal naar eiseres te sturen en in de vijfde week telefonisch dan wel via een videoverbinding het hoorgesprek voor die 100 zaken plaats te laten vinden. Verweerder is niet met de door eiseres gestelde voorwaarden akkoord gegaan en heeft uiteindelijk, zonder dat er een hoorgesprek heeft plaatsgevonden, uitspraak op bezwaar gedaan.

4. Met dagtekening 30 april 2021 heeft verweerder de bezwaren van eiseres in onderstaande zaken gegrond verklaard en de BPM verminderd met:

Zaaknummer

Vermindering

Reden vermindering

HAA 21/2840

€ 150

Hogere (extra) leeftijdskorting

HAA 21/2858

€ 60

Hogere (extra) leeftijdskorting

HAA 21/2877

€ 192

Hogere (extra) leeftijdskorting

De bezwaren ter zake van de andere zaaknummers – waar deze uitspraak op bezwaar ook op ziet – heeft verweerder ongegrond verklaard. Wel heeft verweerder de BPM in de hieronder genoemde zaken ambtshalve verminderd met:

Zaaknummer

Vermindering

Reden vermindering

HAA 21/2801

€ 118

Toepassing tarief voorgaande jaar

HAA 21/2802

€ 0

Toepassing tarief voorgaande jaar

HAA 21/2805

€ 224

Toepassing tarief voorgaande jaar

HAA 21/2814

€ 278

Toepassing tarief voorgaande jaar

HAA 21/2820

€ 89

Toepassing tarief voorgaande jaar

HAA 21/2823

€ 765

Toepassing tarief voorgaande jaar

HAA 21/2831

€ 109

Toepassing tarief voorgaande jaar

HAA 21/2832

€ 122

Toepassing tarief voorgaande jaar

HAA 21/2843

€ 133

Toepassing tarief voorgaande jaar

HAA 21/2848

€ 223

Toepassing tarief voorgaande jaar

HAA 21/2852

€ 176

Toepassing tarief voorgaande jaar

HAA 21/2869

€ 330

Toepassing tarief voorgaande jaar

HAA 21/2884

€ 635

Toepassing tarief voorgaande jaar

Verder heeft verweerder geen proceskostenvergoeding toegekend op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: Bpb).

Geschil

5. Tussen partijen zijn de antwoorden op de volgende vragen in geschil:

- Dient de rechtbank prejudiciële vragen te stellen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: HvJ)?

- Is artikel 8:42 van de Awb geschonden?

- Heeft verweerder in de bezwaarfase het hoorrecht van eiseres geschonden?

- Op wie rust de bewijslast?

- Is sprake van een schending van het Europese recht (hierna: EU-recht), omdat het tijdstip van betaling van de belasting bij een geïmporteerde auto anders is dan bij een binnenlandse auto?

- Zijn de auto’s terecht als niet zijnde een ex-rental aangemerkt?

- Bestaat recht op een aftrek voor de staat van het in- en exterieur van de auto’s (bij toepassing koerslijst AutotelexPro)?

- Wat is de hoogte van de teruggaaf die volgt bij toepassing van het arrest van de Hoge Raad (hierna: HR) van 1 mei 2020, ECLI:NL:HR:2020:821 (hierna: het arrest van de HR van

1 mei 2020)?

- Is sprake van een schending van het EU-recht, omdat de wijziging van de CO2-meetmethode leidt tot verschillende heffingsmodaliteiten voor binnenlandse en buitenlandse auto’s?

- Heeft eiseres recht op een rentevergoeding, vanwege de vooruitbetaling van de belasting?

- Heeft eiseres recht op een rentevergoeding over een teruggave van de geheven belasting?

- Is van eiseres terecht en naar het juiste bedrag griffierecht geheven?

- Heeft eiseres recht op immateriële schadevergoeding, wegens overschrijding van de redelijke termijn?

- Heeft eiseres recht op een (integrale) proceskostenvergoeding?

6. Voor het overige verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.

Beoordeling van het geschil

Dient de rechtbank prejudiciële vragen te stellen aan het HvJ?

7. Eiseres heeft ter onderbouwing van haar grieven veelvuldig een beroep gedaan op het Europees recht, met name op artikel 110 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna: VWEU). Zij heeft daarbij het standpunt ingenomen dat het de nationale rechter niet vrijstaat een uitleg te geven aan het EU-recht zonder daaromtrent prejudiciële vragen voor te leggen aan het HvJ. Dit geldt in de optiek van eiseres evenzeer indien sprake is van een zogenaamde ‘acte claire’. De rechtbank onderschrijft dit standpunt van eiseres niet. Een verplichting tot het stellen van prejudiciële vragen geldt ingevolge artikel 267 van het VWEU slechts voor het gerecht dat in hoogste instantie rechtspreekt, zoals ook blijkt uit het door eiseres genoemde arrest Cilfit, C-283/81 (HvJ, 6 oktober 1982, ECLI:EU:C:1982:335). Een dergelijke verplichting geldt in beginsel niet voor de gerechtelijke instanties op lagere niveaus. De daarop geldende uitzondering, neergelegd in het arrest Foto-Frost, C-314/85 (HvJ, 22 oktober 1987, ECLI:NL:C:1987:452) ziet op de situatie waarin de verwijzende rechter van oordeel is dat een handeling van een Europese instelling nietig is. Die situatie doet zich hier niet voor.

8. Het vorenstaande betekent dat de rechtbank in het hierna volgende per grief zal beoordelen of er aanleiding bestaat prejudiciële vragen te stellen aan het HvJ. De rechtbank zal daarbij ook meewegen of sprake is van een ‘acte claire’, dit wil zeggen een situatie waarin de betreffende Europeesrechtelijke bepaling dusdanig helder is geformuleerd dat redelijkerwijs geen twijfel kan bestaan over de uitleg of het toepassingsbereik van die bepaling. Voor de visie van eiseres dat ook in geval van een ‘acte claire’ het stellen van prejudiciële vragen geïndiceerd kan zijn ziet de rechtbank geen aanknopingspunten. Evenmin volgt de rechtbank eiseres in haar stelling dat reeds de vraag of sprake is van een rechtsvraag die zich leent voor het stellen van prejudiciële vragen aan het HvJ er toe dient te leiden dat deze vragen moeten worden gesteld.

9. Verder heeft eiseres gesteld dat de toetsing door de HR aan artikel 110 van het VWEU structureel in strijd is met het EU-recht (artikel 267 van het VWEU, de verwijzingsplicht). Onder verwijzing van Commissie tegen Frankrijk, C-416/17

(HvJ, 4 oktober 2018, ECLI:EU:C:2018:811) mag de HR, volgens eiseres, geen toepassing geven aan artikel 110 van het VWEU zonder eerst om uitleg te vragen bij het HvJ. Ook heeft eiseres in dit verband gewezen op de door haar gemachtigde ingediende klachten bij de Europese Commissie over – kort gezegd – de BPM-praktijk en de rechtspraak in Nederland. Het gaat onder meer om onderwerpen als: rentevergoeding, kampeerauto's, nieuw/gebruikt, ex-rental, weigering gemachtigde, griffierecht, proceskostenvergoeding, hoorrecht in bezwaar en de bewijslastverdeling. Deze klachten heeft de Europese Commissie in behandeling genomen. Eiseres leidt hieruit af dat de uitspraken van de HR onjuist zullen worden geoordeeld en volgens eiseres ligt het op de weg van de rechtbank om hierover prejudiciële vragen te stellen aan het HvJ. Ook heeft eiseres erop gewezen dat het (blijven) volgen van de jurisprudentie van de HR ertoe zal leiden dat de lidstaat Nederland aansprakelijk zal zijn voor de daardoor door eiseres geleden schade.

10. De rechtbank ziet geen aanleiding om prejudiciële vragen te stellen aan het HvJ. De rechtbank ziet geen redenen om te twijfelen aan de juiste toepassing door de HR van artikel 110 van het VWEU, gegeven de uitleg die het HvJ daaraan heeft gegeven in haar jurisprudentie. Bovendien is het stellen van prejudiciële vragen aan het HvJ, zeker in een omvang als de gemachtigde voorstelt en gegeven het aantal zaken dat in de verschillende gerechten aanhangig is, zodanig tijdrovend, dat het niet voor de hand ligt om in eerste aanleg daarvoor te kiezen, zelfs als er sprake zou zijn van twijfel, welke de rechtbank niet heeft. Voor het geval er ruimte zou zijn voor twijfel, wijst de rechtbank er nog op dat die twijfel geen betrekking kan hebben – gegeven de inhoud van deze zaken – op de geldigheid van handelingen van de instellingen van de EU, zodat er als lagere rechter ook geen verplichting is om prejudiciële vragen te stellen.

Is artikel 8:42 van de Awb geschonden?

11. Eiseres heeft gesteld dat verweerder niet alle op de zaak betrekking hebbende stukken heeft overgelegd. Volgens eiseres had verweerder in alle zaken – ook – de volgende gegevens moeten inbrengen:

- de kentekengegevens;

- de berekeningen ter zake van de te verlenen teruggave aan BPM (hierna: Excel-overzicht);

- de Certificaten van Overeenstemming (hierna: CO);

- de “Duitse brieven” van de auto’s, en

- de onderliggende stukken ter zake van de eventueel opgelegde teruggaaf- en rentebeschikkingen (van de ontvanger).

12. Verweerder heeft betwist dat hij niet alle op de zaak betrekking hebbende stukken heeft overgelegd. Alles wat hij tot zijn beschikking heeft gehad voor – onder andere – de berekeningen van de teruggaven van BPM is overgelegd. De kentekengegevens zijn in het merendeel van de zaken aan eiseres verstrekt bij de uitnodiging voor het hoorgesprek. In de enkele zaken waar dit niet voorafgaand aan het horen is verstrekt, zijn deze gegevens alsnog in de beroepsfase verstrekt (door opname in het verweerschrift en het Excel-overzicht). Wat betreft het Excel-overzicht heeft verweerder gesteld dat dit geen op de zaak betrekking hebbend stuk is, maar dit enkel is opgesteld als service aan de rechtbank.

Wettelijk kader

13. Tot de op grond van artikel 8:42, eerste lid van de Awb over te leggen stukken behoren alle stukken die verweerder ter raadpleging ter beschikking staan of hebben gestaan en die van belang kunnen zijn voor de beslechting van de (nog) bestaande geschilpunten. Tot de door verweerder over te leggen stukken behoren echter niet stukken die zich bevinden onder derden en die niet aan hem zijn verstrekt, ook al is hij bekend met het bestaan ervan. Indien verweerder verzuimt te voldoen aan de verplichting om op de zaak betrekking hebbende stukken over te leggen is het op grond van artikel 8:31 van de Awb aan de rechter om daaruit de gevolgtrekkingen te maken die hem geraden voorkomen

(HR 4 mei 2018, ECLI:NL:HR:2018:672).

Kentekengegevens

14. Het gerechtshof Amsterdam heeft op 23 februari 2021 (ECLI:N:GHAMS:2021:831) het volgende omtrent de kentekengegevens overwogen:

“5.8. Belanghebbende heeft in hoger beroep betoogd dat de inspecteur gehouden is de kentekengegevens van de auto in te brengen, omdat de kentekengegevens, naar hij stelt, tot de op de zaak betrekking hebbende stukken behoren. De inspecteur dient, naar belanghebbende stelt, de kentekengegevens op te zoeken en aan het dossier toe te voegen. Naar ’s Hofs oordeel behoren gegevens uit basisregistraties die door andere overheidsdiensten worden bijgehouden, zoals het kentekenregister, het handelsregister en de basisregistratie persoonsgegevens, in beginsel niet tot de op de zaak betrekking hebbende stukken, behoudens het geval dat die gegevens door de inspecteur zijn opgeslagen, bewerkt of verwerkt, hetgeen is gesteld noch gebleken (vgl. HR 17 augustus 2018, nr. 17/01448, ECLI:NL:HR:2018:1316). Stukken die zich bevinden onder derden en niet aan de inspecteur zijn verstrekt behoren immers niet tot de ‘artikel 8:42 Awb-stukken’, ook niet als de inspecteur met het bestaan ervan bekend is (vgl. HR 4 mei 2018, nr. 16/04237, ECLI:NL:HR:2018:672) en ook niet als de inspecteur de mogelijkheid heeft om die in basisregistraties opgenomen gegevens te raadplegen.

5.9.

Indien er veronderstellenderwijs vanuit wordt gegaan dat de inspecteur op grond van artikel 8:42 Awb wel gehouden is de kentekengegevens op te zoeken, aan zijn dossier toe te voegen, en over te leggen, verbindt het Hof aan het niet nakomen van deze verplichting, met toepassing van artikel 8:31 Awb, geen gevolgen. Daarbij heeft het Hof overwogen dat belanghebbende, naar de inspecteur onweersproken heeft gesteld, als aanvrager van het kenteken zelf over de kentekengegevens beschikt en - zo de datum van eerste tenaamstelling hem als aanvrager van het kenteken al niet bekend zou zijn - hij de datum van tenaamstelling zelf kan vaststellen door (kosteloze) raadpleging van het (al vele jaren) openbare deel van het kentekenregister (https://ovi.rdw.nl/, tabblad “vervaldata en historie”).”

15. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft in datzelfde jaar, op 12 december 2021 (ECLI:GHARL:2021:11823) als volgt geoordeeld:

2.6.

Belanghebbende heeft daartegen hoger beroep aangetekend. Ter zitting van de elfde enkelvoudige kamer van het Hof is onder meer aan de orde gekomen de vraag of de Inspecteur in het kader van artikel 8:42 Awb de kentekengegevens van de auto’s diende te overleggen. De Inspecteur heeft ter zitting verklaard dat hij inmiddels over de relevante kentekengegevens beschikte, alsmede dat hij aan de hand van die gegevens berekeningen heeft verricht ter zake van de verschuldigde bpm. In die berekeningen heeft hij eventuele verminderingen van de bpm vanwege alsnog toe te passen extra leeftijdskortingen alsmede door belanghebbende gevraagde tariefswijzigingen op grond van artikel 16a Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 (hierna: de Wet BPM) enerzijds, afgezet tegen verhogingen van de verschuldigde BPM in verband met een beroep op ‘interne compensatie’ anderzijds. Hij heeft die gegevens en berekeningen ter zitting niet overgelegd. Het Hof heeft het onderzoek ter zitting gesloten en vervolgens, op grond van artikel 8:68 van de Awb het onderzoek heropend en de Inspecteur in een brief van 29 april 2021 kenbaar gemaakt dat het Hof gelet op de door de Inspecteur ter zitting gegeven toelichting van oordeel is dat de Inspecteur in het licht van artikel 8:42 Awb de kentekengegevens dient te verstrekken, aangezien hij daaraan conclusies heeft verbonden ten aanzien van de verschuldigde bpm. Het Hof heeft de Inspecteur tevens verzocht de inhoud van de ter zitting genoemde berekeningen over te leggen ter onderbouwing van zijn beroep op ‘interne compensatie’.

2.7

De Inspecteur heeft naar aanleiding van deze brief nadere inlichtingen verstrekt. In een stuk van 10 mei 2021 heeft hij de kentekengegevens verstrekt (zie 2.2) alsmede de volgende nadere gegevens ten aanzien van de auto’s (bedragen in €):

Extra leeftijdskorting

Vermindering i.v.m. artikel 16 a Wet BPM

Korting 5% i.v.m. btw-referentie-auto’s

Interne compensatie i.v.m. onderdeel 3.5 bijlage I (72% i.p.v. 100% schade)

Auto 1

2

239

Auto 2

11

19

756

Auto 3

26

438

Auto 4

90

77

341

Auto 5

21

712

2.8

De gemachtigde heeft deze berekeningen in zijn schriftelijke reactie van

18 mei 2021 inhoudelijk niet bestreden, doch het standpunt ingenomen dat interne compensatie niet is toegestaan en dat de teveel geheven bpm met rente dient te worden vergoed. Ter zitting van de vierde meervoudige kamer op 29 juni 2021 zijn deze nadere stukken besproken. De Inspecteur heeft nader verklaard dat de vermindering in verband met artikel 16a Wet BPM bij auto 4 op € 78 dient te worden vastgesteld.

[…]

“4.6. Voor de beoordeling van een bezwaar tegen de op aangifte voldane bpm betekent het voorgaande dat de Inspecteur in bezwaar aan de hand van de hem ter beschikking staande gegevens zal moeten beoordelen hoeveel bpm naar zijn opvatting is verschuldigd en of aanspraak bestaat op een vermindering van de betaalde bpm. Daartoe zal hij onder meer aan de hand van de kentekengegevens van een auto moeten nagaan wanneer het belastbare feit, de tenaamstelling, zich heeft voorgedaan. Die kentekengegevens zijn daarmee op de zaak betrekking hebbende stukken in de zin van artikel 8:42 van de Awb. Voor zover deze beoordeling afhankelijk is van niet zonder meer voor de Inspecteur kenbare feiten zal een belastingplichtige die moeten stellen en bij betwisting aannemelijk moeten maken. In een voorkomend geval zal de Inspecteur de belastingplichtige erop moeten wijzen dat aanvullende gegevens nodig zijn onder het stellen van een redelijke termijn om de betreffende gegevens te overleggen.

[…]

4.8.

Naar het oordeel van het Hof heeft de Inspecteur met behulp van de hem ter beschikking staande gegevens waaronder de database auto zich er in bezwaar, behoudens ter zake van de toepassing van het laagste tussentijds tarief, niet in voldoende mate van vergewist dat - in het licht van de door belanghebbende betrokken stellingen - niet te veel bpm op aangifte was voldaan. De uitspraak op bezwaar gaat in dit opzicht uit van een onjuiste rechtsopvatting omtrent de stelplicht en bewijslast die op belanghebbende zou rusten, aangezien de onder 4.7 vermelde verminderingen door de Inspecteur in de regel kunnen wordt bepaald zonder dat aanvullende gegevens nodig zijn van de kant van een belastingplichtige. Het Hof verwijst voor de gronden daartoe naar zijn uitspraak van 12 oktober 2021, nummer 19/00439, ECLI:NL:GHARL:2021:9528, overwegingen 4.13 tot en met de eerste volzin van 4.15.”

16. De rechtbank heeft – in alle onderhavige zaken – voorafgaand aan de regiezitting van 15 oktober 2021 een overzicht aan partijen verstrekt van de te behandelen zaaknummers en daarbij partijen – onder andere – verzocht om gemotiveerd aan te geven welke zaken zich eventueel niet lenen voor een gezamenlijke behandeling. Mede met het oog op de behandeling van 551 beroepen van eiseres afgelopen jaar, heeft de rechtbank vooruitlopend op de mondelinge behandeling partijen verzocht enkele stukken en standpunten reeds kenbaar te maken. Zo is aan partijen verzocht een Excel-overzicht te overleggen met de van belang zijnde gegevens voor de beoordeling van het geschil. Hierbij heeft de rechtbank gewezen op het Excel-overzicht dat ten tijde van de vorige behandeling van de 551 zaken door verweerder is overgelegd. In dit overzicht had verweerder – voor zover van belang – de vaststaande gegevens van de auto’s opgenomen, alsook de berekeningen van de (eventuele) teruggaven BPM en de cijfermatige gevolgen bij een geslaagd beroep op interne compensatie. Verweerder heeft vervolgens een eerste versie van een Excel-bestand overgelegd met daarin opgenomen de bij verweerder beschikbare gegevens. Dit Excel-bestand is, nadat de rechter hier meermaals om heeft verzocht, aangevuld door verweerder, waarna de rechtbank op 3 mei 2022 een compleet overzicht heeft ontvangen.

17. De rechtbank stelt voorop dat in bijna alle zaken de kentekengegevens bekend zijn, zodat dit geschilpunt slechts in een aantal zaken daadwerkelijk speelt. In het gros van de gevallen heeft verweerder bij de uitnodigingen voor de hoorgesprekken de kentekengegevens aan eiseres overgelegd. Voor zover verweerder dit niet heeft gedaan, is de rechtbank van oordeel dat de kentekengegevens op de zaak betrekking hebbende stukken zijn. Evenals in de zaken die voorlagen aan het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

(12 december 2021, ECLI:GHARL:2021:11823), heeft verweerder aan de hand van de relevante kentekengegevens berekeningen gemaakt voor de verschuldigde BPM, alsook de eventuele verminderingen van de BPM, vanwege alsnog toe te passen extra leeftijdskortingen, alsmede door eiseres gevraagde tariefswijzigingen op grond van artikel 16a van de Wet BPM enerzijds, afgezet tegen verhogingen van de verschuldigde BPM in verband met een beroep op ‘interne compensatie’ anderzijds. In zoverre acht de rechtbank de kentekengegevens en het Excel-overzicht op de zaak betrekking hebbende stukken, welke niet tijdig door verweerder zijn overgelegd met als gevolg dat artikel 8:42 van de Awb is geschonden.

18. Anders dan bij de zaken die voorlagen bij hof Arnhem-Leeuwarden heeft verweerder, op verzoek van de rechtbank, bij aanvang van de behandeling van deze zaken verklaard inspanningen te willen verrichten om zo spoedig mogelijk het Excel-bestand te complementeren en te overleggen, waarmee zowel de kentekengegevens als de berekeningen kenbaar worden gemaakt. Gelet op de omvang van deze clustermatige wijze van afdoening van de zaken, begrijpt de rechtbank dat dit voor verweerder een tijdrovende klus is, maar dit kan niet tot het oordeel leiden dat het Excel-bestand enkel als service aan de rechtbank dient aangemerkt te worden en derhalve geen op de zaak betrekking hebbende stuk betreft.

19. Rekening houdend met de feiten en omstandigheden van onderhavige zaken zal de rechtbank met toepassing van artikel 8:31 van de Awb voorbijgaan aan dit verzuim. Daarbij neemt de rechtbank in overweging dat:

- de rechtbank verweerder heeft verzocht om het Excel-overzicht;

- verweerder welwillend is geweest dit bestand te overleggen en uiteindelijk op 3 mei 2022 een compleet Excel-overzicht heeft overgelegd;

- eiseres meermaals in de gelegenheid is gebracht hierbij te reageren, en

- eiseres inhoudelijk de berekeningen niet heeft bestreden, ook niet ten tijde van de zittingen van 15 oktober 2021, 20 januari 2022, 15 februari 2022, 1 april 2022 en 16 mei 2022, waarbij de rechtbank eiseres de gelegenheid heeft geboden om – onder andere – het Excel-overzicht te bespreken.

20. Gelet op hetgeen hierboven is overwogen, oordeelt de rechtbank dat verweerder verzuimd heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken te overleggen, maar gaat met toepassing van artikel 8:31 van de Awb voorbij aan dit verzuim.

De CO en Duitse brieven

21. Naar het oordeel van de rechtbank betreffen de CO en de Duitse brieven geen op de zaak betrekking hebbende stukken, waarop artikel 8:42 van de Awb ziet, aangezien deze stukken zich onder derden bevinden en deze aan verweerder, gedurende de gehele loop van de procedure zowel in de bezwaarfase als in beroep, niet ter beschikking hebben gestaan (rechtbank Den Haag, 4 november 2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:11976).

Stukken van de ontvanger

22. Het standpunt van eiseres dat ook de stukken van de ontvanger, met betrekking tot de eventueel genomen (rente)beschikkingen ten tijde van of na de bezwaarfase, als op deze zaken betrekking hebbende stukken aangemerkt dienen te worden in deze procedure, volgt de rechtbank dit niet. Dit betreffen geen stukken die verweerder ter beschikking staan en die van belang kunnen zijn voor de beslechting van de geschilpunten die in de onderhavige zaken bestaan.

Overige stukken

23. Voor zover eiseres stelt dat er nog andere op de zaak betrekking hebbende stukken in de dossiers ontbreken, gaat de rechtbank hier niet in mee. Eiseres heeft, naast de hierboven genoemde stukken, niet toegelicht welke stukken er dan verder nog ontbreken en evenmin toegelicht waaruit het aannemelijk is dat verweerder deze stukken niet heeft overgelegd.

Heeft verweerder in de bezwaarfase het hoorrecht van eiseres geschonden?

24. In geschil is of verweerder het hoorrecht heeft geschonden.

25. Eiseres heeft gesteld dat het inzage- en hoorrecht zijn geschonden. Verweerder heeft ten onrechte eiseres keer op keer uitgenodigd voor een fysiek hoorgesprek, terwijl reizen van België (waar haar gemachtigde woont) naar Nederland streng afgeraden werd, vanwege de coronacrisis. Eiseres heeft dan ook voorgesteld om één en ander via de elektronische weg te regelen, maar verweerder is ten onrechte niet akkoord gegaan met de door eiseres gestelde voorwaarden (zie punt 3). Ondanks deze bereidheid van eiseres om één en ander via elektronische weg te regelen, blijft zij bij haar standpunt dat enkel wanneer inzage is verleend in de dossiers, fysiek is gehoord én elk dossier besproken is, het hoorrecht niet geschonden is. Nu verweerder deze mogelijkheid niet dan wel onvoldoende geboden heeft, is het aan verweerder te wijten dat eiseres niet (op de juiste wijze) is gehoord.

26. Verweerder heeft gesteld dat het inzage- en hoorrecht niet zijn geschonden, omdat aan eiseres voldoende gelegenheid is geboden om de dossiers (digitaal) in te zien en verweerder eiseres de keuze heeft gegeven om fysiek, telefonisch of via een videoverbinding het hoorgesprek plaats te laten vinden. Verweerder is niet meegegaan in de door eiseres gestelde voorwaarden, omdat deze een onredelijk lange behandeltermijn van de bezwaren tot gevolg zouden hebben.

27. De rechtbank stelt vast dat eiseres die blijkens haar reacties een andere wijze van horen heeft bepleit dan verweerder voor ogen had en waarvoor eiseres is uitgenodigd op geen enkele wijze te kennen heeft gegeven dat zij afzag van haar recht te worden gehoord. Omdat ook geen sprake was van kennelijk ongegronde of niet-ontvankelijke bezwaren was verweerder gehouden eiseres naar aanleiding van de ingediende bezwaren te horen. Ter beoordeling staat dan ook de vraag of verweerder met de door hem georganiseerde hoorzittingen, waarbij telkens honderd ingediende bezwaren in één sessie aan de orde zouden worden gesteld voldoende invulling heeft gegeven aan deze hoorplicht. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend voor de bezwaren die zijn ingediend tegen een voldoening op aangifte en waarbij geen specifiek op de te registreren auto’s toegespitste bezwaargronden zijn aangedragen, maar is volstaan met juridische of algemeen geldende feiten betreffende grieven. Als zodanig gelden bijvoorbeeld op Europeesrechtelijke en / of formeelrechtelijke leest geschoeide bezwaren, verschillen van inzicht over de gevolgen van de te onderscheiden wijze waarop de CO2-uitstoot wordt gemeten en over het tijdsverloop tussen de voldoening van de belasting en de tenaamstelling van de auto.

Voor die gevallen waarin de in de bezwaarfase te behandelen rechtsvraag een direct verband houdt met de auto waarvoor de belasting is voldaan dient verweerders werkwijze bij de hoorzittingen te worden getoetst met inachtneming van hetgeen in bezwaar is aangevoerd. Daarbij dient het recht van eiseres haar bezwaren op enig moment in de bezwaarfase aan te vullen te worden gerespecteerd, zodat ook tijdens de hoorzittingen te berde gebrachte individuele grieven moeten worden meegewogen.

28. In het onderhavige geval doet zich laatstgenoemde situatie niet voor, zodat het agenderen op één hoorzitting van honderd bezwaren waarin een beperkt aantal rechtsvragen voorligt en waarover geen geschilpunten over de feiten op tafel liggen, niet onredelijk is. Verweerders werkwijze, waarbij vast staat dat eiseres meermaals is uitgenodigd om gehoord te worden op een bepaald tijdstip en een bepaalde locatie, eiseres tevens de gelegenheid is geboden het hoorgesprek telefonisch dan wel via een videoverbinding te houden en daarnaast inzage door verweerder is verleend door de dossiers zowel fysiek als digitaal aan te bieden. Eiseres heeft meermaals aangegeven niet op de fysieke hoorzitting te willen verschijnen en slechts telefonisch dan wel via een videoverbinding gehoord te willen worden, indien de door haar voorgestelde aantal te behandelen zaken per week wordt nagekomen.

29. Naar het oordeel van de rechtbank mag, vanwege de coronamaatregelen, zowel van verweerder als van (de gemachtigde van) eiseres verwacht worden dat zo nodig medewerking wordt verleend aan een alternatieve manier van horen. Verweerder heeft meermaals aangegeven dat zowel fysiek inzage kan worden verkregen in de stukken als digitaal, namelijk door de dossiers (beveiligd) per e-mail te verzenden. Ook het telefonisch, dan wel via een videoverbinding, horen heeft verweerder aan eiseres aangeboden. Eiseres heeft aangegeven hiermee akkoord te willen gaan, mits de door haar gestelde voorwaarden, namelijk dat niet meer dan 25 gescande dossiers per week worden behandeld, wordt voldaan. Eiseres heeft niet onderbouwd waarom zij slechts akkoord gaat onder de door haar gestelde voorwaarden. Dat haar agenda, dat wil zeggen de agenda van haar gemachtigde, naar zeggen voor meerdere maanden al vaststaat en zij daarom niet op de door verweerder voorgestelde dagen gehoord kan worden, dan wel enkel onder de door eiseres gestelde voorwaarden, acht de rechtbank niet geloofwaardig en ook overigens onvoldoende om te oordelen dat het inzage- en hoorrecht door verweerder is geschonden. Voor zover eiseres stelt dat verweerder het inzage- en/of hoorrecht heeft geschonden, omdat verweerder geen kentekengegevens voorafgaand aan het horen, dan wel ten tijde van het horen beschikbaar heeft gesteld aan eiseres, kan dit standpunt van eiseres niet slagen. Uit de onderliggende stukken volgt dat in de onderhavige zaken voor het merendeel de kentekengegevens zijn verstrekt bij de uitnodiging voor een hoorgesprek. In die enkele gevallen dat verweerder dit niet voorafgaand aan het hoorgesprek heeft overgelegd aan eiseres, maar pas bij het indienen van de verweerschriften, kan hier, naar het oordeel van de rechtbank, niet de consequentie aan worden verbonden dat verweerder het inzage- dan wel hoorrecht heeft geschonden. Immers volgt uit de door eiseres ingediende aangiften dat eiseres de toekomstig kentekenhouder is, zodat ervan mag worden uitgegaan dat de eerste registratie op haar naam heeft plaatsgevonden. Dat sprake zou zijn van een andere situatie is niet door eiseres bepleit. Aannemelijk is derhalve dat eiseres op de hoogte was, dan wel kon zijn van de afgegeven kentekens. Overigens merkt de rechtbank op dat al zou zij tot het oordeel komen dat de hoorplicht is geschonden, vanwege het niet overleggen van de kentekengegevens, kan met toepassing van artikel 8:31 van de Awb, aan dit verzuim voorbijgegaan worden, nu eiseres toekomstig kentekenhouder is.

30. Eveneens is de rechtbank van oordeel dat het aantal op de hoorzitting te bespreken zaken niet onredelijk is om te oordelen dat het inzage- en hoorrecht door verweerder is geschonden. Te minder nu in het gros van de zaken dezelfde grieven zijn aangevoerd en een groot deel van deze grieven algemeen van aard zijn en niet zien op specifieke auto’s. Daar komt bij dat van verweerder niet hoeft te worden verwacht dat hij de behandeling van de zaken op de lange baan schuift met als mogelijke gevolgen – onder andere – een overschrijding van de redelijke termijn en een voor hem inefficiënte werkwijze omdat de gemachtigde van eiseres teveel procedures persoonlijk wil behandelen. Daarbij staat het eiseres vrij een andere gemachtigde in de arm te nemen om haar tijdens een hoorzitting te representeren. Rekening houdend met de door verweerder geboden alternatieven, hetgeen niet dan wel onvoldoende door eiseres is weersproken, heeft verweerder met de door hem voorgestelde werkwijze, (binnen de beperkingen van de coronamaatregelen) voldaan aan zijn verplichting om eiseres voldoende gelegenheid te bieden om te worden gehoord.

31. Met het oog op de hierboven genoemde omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van een schending van het inzage- en hoorrecht, dan wel van een schending van het EU-rechtelijke verdedigingsbeginsel (artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie). Uit dit oordeel vloeit ook voort dat ten aanzien van de door eiseres gestelde schending het, voor het doen van uitspraak, niet noodzakelijk is het HvJ prejudiciële vragen te stellen en te laten beantwoorden.

Op wie rust de bewijslast?

32. Eiseres heeft gesteld dat wanneer in geschil is of een belasting wordt geheven in strijd met de bepalingen van het EU-recht, dan op verweerder de bewijslast rust om aannemelijk te maken dat geïmporteerde auto’s en binnenlandse auto’s op gelijke wijze worden belast. Verweerder heeft dit weersproken en heeft gesteld dat, indien eiseres een beroep doet op een vermindering van de geheven belasting, de bewijslast bij eiseres ligt.

33. De rechtbank merkt, in algemene zin, op dat uit het arrest van de HR van

17 januari 2020 (ECLI:NL:HR:2020:63) volgt dat op de belastingplichtige die zich beroept op een vermindering van de door hem op aangifte voldane BPM, de plicht rust om feiten te stellen, en bij betwisting aannemelijk te maken, die kunnen leiden tot een vermindering van de verschuldigde belasting. Indien eiseres er in is geslaagd dergelijke feiten aannemelijk te maken is het vervolgens aan verweerder om aan te tonen dat – die feiten in aanmerking genomen - de geheven belasting niet in strijd is met de in artikel 110 van het VWEU. De heffing op geïmporteerde gebruikte auto’s mag niet, al dan niet rechtstreeks, tot een hogere binnenlandse belasting leiden dan welke van gelijksoortige nationale producten wordt geheven en de import van dergelijke auto’s mag niet onderworpen zijn aan een zodanige binnenlandse belasting, dat daardoor andere producties zijdelings worden beschermd. De rechtbank wijst in dit verband op het arrest van de HR van 15 november 2019 (ECLI:NL:HR:2019:1783).

Is sprake van een schending van het EU-recht, omdat het tijdstip van betaling van de belasting bij een geïmporteerd auto anders is dan bij een binnenlandse auto?

34. Eiseres heeft gesteld dat sprake is van een relevant verschil in heffingsmodaliteiten, nu zij de verschuldigde belasting reeds bij het doen van de aangifte BPM dient te voldoen, terwijl voor binnenlandse auto’s de restantbelasting, die nog drukt op soortgelijke binnenlandse gebruikte auto’s, eerst wordt voldaan bij de voltooiing van de registratie in het kentekenregister (de tenaamstelling). Volgens eiseres volgt onder meer uit Commissie/Raad, C-388/01 (HvJ, 29 april 2004, EU:C:2004:253) en Grundig Italiana Spa, C-68/96 (HvJ,

17 juni 1998, ECLI:NL:EU:C:1998:299), dat een belastingstelsel een discriminerend karakter heeft, wanneer sprake is van een verschil in heffingsmodaliteit. Verweerder betwist dat er een verschil in heffingsmodaliteiten bestaat.

35. De HR heeft in zijn arrest van 26 maart 2021 (ECLI:NL:HR:2021:415) geoordeeld dat het systeem van de Wet BPM, namelijk dat de belasting moet worden betaald voordat het belastbare feit (de tenaamstelling) zich voordoet, niet in strijd is met artikel 110 van het VWEU. De rechtbank heeft, na bestudering van de door eiseres aangehaalde jurisprudentie van het HvJ, geen aanknopingspunten kunnen vinden dat hierin anders moet worden geoordeeld dan door de HR op 26 maart 2021 is gedaan. Het standpunt van eiseres dat recht bestaat op een (rente)vergoeding, omdat de BPM moet worden vooruitbetaald, slaagt dan ook niet.

36. De rechtbank acht bovenstaand oordeel in lijn met de EU-rechtelijke jurisprudentie, zodat het voor het doen van uitspraak niet noodzakelijk is op dit punt het HvJ te verzoeken prejudiciële vragen te beantwoorden met betrekking tot de door eiseres opgeworpen rechtsvraag. De rechtbank ziet geen redenen om te twijfelen aan de juiste toepassing door de HR van artikel 110 van het VWEU, gegeven de uitleg die het HvJ daaraan heeft gegeven in zijn jurisprudentie. Bovendien is het stellen van prejudiciële vragen aan het HvJ, zeker in een omvang als de gemachtigde voorstelt en gegeven het aantal zaken dat in de verschillende gerechten aanhangig is, zodanig tijdrovend, dat het niet voor de hand ligt om in eerste aanleg daarvoor te kiezen, zelfs als er sprake zou zijn van twijfel welke de rechtbank niet heeft.

37. Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres inzake HAA 21/2840, HAA 21/2858 en HAA 21/2877 recht heeft op extra leeftijdskorting (op grond van het Kaderbesluit van 16 juni 2015, nr. BLKB2015/642M), omdat de registratie op een later tijdstip heeft plaatsgevonden dan de voldoening van de belasting. Wel is de hoogte van de leeftijdskorting in geschil.

38. Nu eiseres zich beroept op een korting, is het aan haar om aannemelijk te maken dat zij recht heeft op een hogere (extra) leeftijdskorting dan welke door verweerder is gesteld op € 150, € 60 respectievelijk € 192. De rechtbank verwerpt de stelling van eiseres dat de bewijslast hier op verweerder rust. Voor zover eiseres stelt dat zij in bewijsnood verkeert, omdat zij niet weet wanneer de desbetreffende auto is geregistreerd, is deze stelling ongeloofwaardig. Eiseres heeft in de door haar gedane aangifte vermeld dat zij de toekomstig kentekenhouder is, zodat ervan mag worden uitgegaan dat de eerste registratie op haar naam heeft plaatsgevonden. Aannemelijk is derhalve dat eiseres op de hoogte was dan wel kon zijn van de datum waarop de registratie van de auto heeft plaatsgevonden. De enkele stelling van eiseres dat de berekening van verweerder onjuist is, maar dat niet verder op een inzichtelijke wijze heeft onderbouwd, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om aannemelijk te achten dat eiseres recht heeft op een hogere leeftijdskorting.

Zijn de auto’s terecht aangemerkt als niet zijnde ex-rentals?

39. Eiseres heeft gesteld dat recht bestaat op een ex-rental waardering van de auto’s en voorts dat de bewijslast, om aannemelijk te maken dat geen recht bestaat op een ex-rental waardering, bij verweerder ligt. Verweerder betwist dit.

40. Een ex-rental waardering leidt tot een vermindering van de verschuldigde BPM. Gelet op hetgeen hierboven is overwogen, ligt dan ook de bewijslast bij eiseres. Eiseres heeft in de aangiften aangegeven dat geen sprake is van ex-rentals. Zij heeft geen aanvullende stukken overgelegd op grond waarvan het aannemelijk kan worden geacht dat wel sprake is van ex-rentals.

41. Voor zover eiseres het standpunt heeft ingenomen dat bij de waardebepaling van een niet ex-rental te allen tijde moet worden uitgegaan van de waarde van een in Nederland aanwezige ex-rental en derhalve recht bestaat op een teruggave van de BPM, overweegt de rechtbank als volgt.

42. In X, C-437/12 (HvJ, 19 december 2013, ECLI:EU:C:2013:857) heeft het HvJ met betrekking tot de vraag wanneer auto’s gelijksoortig zijn het volgende overwogen:

“Wanneer deze producten op de markt voor tweedehands voertuigen van die lidstaat te koop worden aangeboden, moeten zij worden beschouwd als ‘gelijksoortige producten’, zijnde producten van dezelfde soort als ingevoerde tweedehands voertuigen, wanneer zij zich door hun eigenschappen en door de behoeften waarin zij voorzien, in een concurrentieverhouding bevinden. De mededinging tussen twee modellen hangt af van de mate waarin zij voldoen aan een aantal vereisten op het punt van, onder meer, prijs, afmetingen, comfort, prestaties, verbruik, duurzaamheid en betrouwbaarheid. Het referentievoertuig moet het voertuig zijn waarvan de kenmerken het dichtst aanleunen bij die van het ingevoerde voertuig. Dat houdt in dat rekening wordt gehouden met het model, het type en andere kenmerken, zoals de aandrijving of de uitrusting, de ouderdom en de kilometerstand, de staat van onderhoud of het merk (zie met name arresten van 19 september 2002, Tulliasiamies en Siilin, C101/00, Jurispr. blz. I-7487, punten 75 en 76, en 20 september 2007, Commissie/Griekenland, C74/06, Jurispr. blz. I-7585, punten 29 en 37).”

43. Het zijn van ex-rentals is naar het oordeel van de rechtbank een concreet aanwijsbaar onderscheidende eigenschap van auto’s. Niet ex-rental auto’s bevinden zich ten opzichte van ex-rental auto’s dan ook niet in een concurrentieverhouding als bedoeld in het hiervoor aangehaalde arrest van het HvJ. De rechtbank volgt eiseres daarom niet in haar stelling dat ook bij de waardebepaling van niet ex-rentals moet worden uitgegaan van de waarde van in Nederland aanwezige ex-rentals. Eiseres heeft niet gesteld en ook anderszins is niet gebleken dat de hier in geding zijnde auto’s ex-rentals zijn. Er is dan ook geen aanleiding om uit te gaan van referentieauto’s met een verhuurverleden (HR,

28 februari 2020, ECLI:NL:HR:2020:331).

44. Voor zover eiseres ervoor heeft gekozen om de handelsinkoopwaarden te bepalen aan de hand van een koerslijst AutotelexPro, waarin de variabele ‘ex-rental’ niet is opgenomen. Het staat eiseres in dat geval niet vrij om – onder verwijzing naar andere koerslijsten die een dergelijke variabele wel kennen – een vermindering wegens “ex-rental” in aanmerking te nemen (HR, 28 februari 2020, ECLI:NL:HR:2020:331).

Bestaat recht op een aftrek voor de staat van het in- en exterieur van de auto (bij toepassing koerslijst AutotelexPro)?

45. Eiseres heeft gesteld dat met betrekking tot HAA 21/2822, HAA 21/2838, HAA 21/2877 en HAA 21/2880 waarbij het bedrag van de voldoening op aangifte mede is bepaald aan de hand van de koerslijst AutotelexPro, recht bestaat op tweemaal een aftrek van € 250 voor de staat van het interieur en het exterieur. Verweerder heeft dit betwist.

46. Naar het oordeel van de rechtbank zijn, anders dan eiseres stelt, de toestand van het interieur en het exterieur specifieke voor een auto geldende omstandigheden en geen waardebepalende factoren onafhankelijk van die auto. Eiseres is niet in de op haar rustende bewijslast geslaagd, om aannemelijk te maken dat de staat van het interieur en het exterieur van de auto’s daadwerkelijk slechter was dan gelet op de ouderdom en het gebruik van de auto’s te verwachten viel. Er bestaat dus geen grond om met deze waardeverminderende factoren rekening te houden.

Wat is de hoogte van de teruggaaf die volgt bij toepassing van het arrest van de HR van

1 mei 2020?

47. Niet in geschil is dat eiseres in de hieronder genoemde zaken recht heeft op een teruggave, gelet op de Datum Eerste Toelating (hierna: DET) en het arrest van de HR van

1 mei 2020 (ECLI:NL:HR:2020:821). Wel is de hoogte van die teruggaven in geschil.

Zaaknummer

DET

HAA 21/2801

23/2/18

HAA 21/2802

4/1/16

HAA 21/2805

10/2/16

HAA 21/2814

4/2/16

HAA 21/2820

27/1/15

HAA 21/2823

8/1/18

HAA 21/2832

9/1/18

HAA 21/2843

26/2/15

HAA 21/2848

4/1/16

HAA 21/2852

24/1/18

HAA 21/2869

5/1/16

HAA 21/2884

28/2/17

48. Eiseres heeft aangevoerd dat, nu deze auto op bovengenoemde data voor het eerst in een andere lidstaat van de EU is toegelaten op de weg, het tarief voor de BPM van het voorgaand jaar van toepassing is. Dit op grond van artikel 16a van de Wet BPM en gelet op het arrest van de HR van 1 mei 2020.

49. Verweerder heeft, ten aanzien van het beroep van eiseres op artikel 16a van de Wet BPM, aangevoerd dat gelet op het arrest van de HR van 19 oktober 2012 (ECLI:NL:HR:2012:BY0567), niet slechts de bruto BPM gecorrigeerd dient te worden, maar ook de (historische) nieuwprijs. Volgens verweerder wijzigt de nieuwprijs (dat is de netto catalogusprijs van de auto vermeerderd met BPM en btw) als gevolg van de wijziging van de bruto BPM. Als gevolg daarvan dient opnieuw het daadwerkelijke afschrijvingspercentage te worden vastgesteld. Verweerder heeft ter ondersteuning van zijn standpunt een cijfermatige uitwerking van voormeld standpunt overgelegd.

50. Het is vaste jurisprudentie van het HvJ dat artikel 110 van het VWEU zich verzet tegen de toepassing van een stelsel van belastingheffing, waarbij niet is uitgesloten dat een ingevoerde gebruikte auto in bepaalde gevallen onderworpen is aan een hogere belasting dan de belasting die nog rust op de waarde van de gelijksoortige, reeds op het nationale grondgebied geregistreerde gebruikte auto (HR, 10 november 2017, ECLI:NL:HR:2017:2822).

51. Artikel 16a, eerste lid, van de Wet BPM bevat een regeling voor gevallen waarin een verhoging van de in artikel 9 van de Wet BPM opgenomen tarieven in werking treedt voor een personenauto die voordien al zonder tenaamstelling in het kentekenregister was ingeschreven. Deze regeling houdt in dat de belasting op verzoek wordt berekend op de voet van artikel 9 van de Wet BPM zoals dat luidde voor de inwerkingtreding van de tariefverhoging, mits de tenaamstelling van die personenauto plaatsvindt binnen twee maanden na die inwerkingtreding.

52. De rechtbank volgt het standpunt van verweerder, zoals weergegeven in punt 49. Verweerder heeft met, onder andere, het cijfermatige overzicht voldoende inzichtelijk gemaakt hoe hij tot de herrekende bruto BPM is gekomen, welke berekeningsmethode de rechtbank in lijn met wettelijke bepalingen acht. Eiseres heeft daartegenover geen feiten gesteld welke zouden moeten leiden tot een hogere vermindering. Gelet hierop en hetgeen is overwogen in punt 47 heeft eiseres ter zake van de onderhavige auto’s teveel BPM op aangiften voldaan. Ter zake van HAA 21/2802, HAA 21/2805, HAA 21/2814, HAA 21/2820, HAA 21/2843, HAA 21/2848, HAA 21/2869 respectievelijk HAA 21/2884 stelt de rechtbank, het afschrijvingspercentage vast zoals vermeld in rechtsoverweging 64, gelet op de in geschil zijnde CO2-uitstoot.

53. De rechtbank stelt de teruggave voor de hieronder genoemde zaken vast op de volgende bedragen:

Zaaknummer

Teruggave

HAA 21/2801

€ 118

HAA 21/2823

€ 765

HAA 21/2832

€ 122

HAA 21/2852

€ 176

Voor zover eiseres (ook) recht heeft op een hogere te verlenen (extra) leeftijdskorting (gelet op de grief met betrekking tot het tijdstip van de betaling van de BPM), is daar in de hiervoor genoemde teruggaven al rekening mee gehouden.

Is sprake van een schending van het EU-recht, omdat de wijziging van de CO2-meetmethode leidt tot verschillende heffingsmodaliteiten voor binnenlandse en buitenlandse auto’s?

54. Eiseres heeft betoogd dat de wijzigingen in de wijze waarop de CO2-meting van de auto’s wordt berekend leidt tot een te betalen bedrag aan BPM dat hoger is dan de BPM die is geheven bij vergelijkbare auto’s met een gelijke DET die destijds als nieuw in Nederland zijn geregistreerd minus de afschrijving van de auto overeenkomstig het taxatierapport. Dit leidt volgens eiseres tot een op grond van artikel 110 van het VWEU verboden belastingheffing. Ten aanzien van de auto’s waarbij de DET is gelegen vóór

1 september 2017 is er volgens eiseres mogelijk te veel belasting geheven. De betreffende uitspraak op bezwaar kan daarom niet in stand blijven en de verschuldigde belasting dient in deze specifieke gevallen verminderd te worden. Eiseres verwijst ter onderbouwing hiervan naar het oordeel van deze rechtbank van 30 juli 2021 (ECLI:NLRBNHO:2021:6452). Zij conformeert zich aan dit oordeel voor zover dit de bewijslastverdeling en de vastgestelde schending van artikel 110 van het VWEU betreft. Ten aanzien van de in goede justitie vastgestelde vermindering van 6 gram CO2-uitstoot, heeft eiseres gesteld dat dit in strijd is met het EU-recht en verwijst naar Commissie Finland, C-10/08 (HvJ, 19 maart 2009, ECLI:EU:C:2009:171) en Krawczynski, C-426/07 (HvJ, 17 juli 2008, ECLI:EU:C:2008:434). Volgens eiseres dient volstrekte neutraliteit gewaarborgd te worden. Om die volstrekte neutraliteit te kunnen waarborgen dient ten minste de CO2-uitstoot verminderd te worden met 50 gram.

55. Verweerder heeft weersproken dat de World Harmonized Light Duty Test Procedure (Wereldwijde geharmoniseerde testprocedure voor lichte voertuigen) (hierna: WLTP-testmethode) kan leiden tot een hogere CO2-uitstoot en dat dit bovendien ook niet relevant is voor de beoordeling van het geschil. Per slot van rekening wordt de CO2-uitstootwaarde op grond van EU-recht vastgesteld en daar komt bij dat de CO2-uitstootwaarde een objectief vast te stellen onderscheidend criterium is, waarbij het EU-recht er niet aan in de weg staat om de CO2-uitstoot als een dergelijke objectieve maatstaf van heffing (van de BPM) te hanteren. Subsidiair heeft verweerder gesteld dat, al zou de CO2-uitstootwaarde van de auto’s een hogere betreffen dan die ten opzichte van vergelijkbare auto’s, dan vindt dit niet zijn oorzaak in het nationale systeem van de heffing van BPM, maar vloeit dit voort uit de uniforme EU wet- en regelgeving. Zodoende kan van een schending van artikel 110 van het VWEU geen sprake zijn. Wat betreft de bewijslastverdeling heeft verweerder gesteld dat het aan eiseres is om aannemelijk te maken dat artikel 110 van het VWEU geschonden is.

56. In haar uitspraak van 30 juli 2020 (ECLI:NL:RBNHO:2021:6452) heeft deze rechtbank het volgende overwogen:

“[…] 23. De rechtbank stelt bij de beoordeling van deze grief voorop dat het aan de wetgever is belastingwetten vast te stellen en dat het hem daarbij vrij staat een tarief te bepalen dat hij geëigend acht. Dit uitgangspunt dient echter te wijken indien het gekozen tarief strijdig is met een eenieder verbindende verdragsbepaling, waaronder artikel 110 van het VWEU, waarop eiseres zich beroept. Dit artikel verbiedt de lidstaten op producten van andere lidstaten een hogere binnenlandse belasting te heffen dan wordt geheven op gelijksoortige nationale producten. Onder nationale producten moeten worden verstaan de producten die in deze lidstaat in de handel zijn gebracht en zich aldus in die lidstaat op de (handels)markt bevinden. Het artikel staat er niet aan in de weg dat een lidstaat een registratiebelasting heft voor uit een andere lidstaat afkomstige personenauto’s indien het vrije verkeer van goederen tussen de lidstaten voldoende is verzekerd, doordat die belasting volstrekt neutraal is ten aanzien van de mededinging tussen producten die zich al op de binnenlandse markt bevinden en producten die vanuit andere lidstaten worden binnengebracht. Deze volstrekte neutraliteit van de binnenlandse belastingen vereist dus dat de BPM zo wordt geheven dat deze de handel in nationale gebruikte voertuigen op de binnenlandse markt niet begunstigt, waardoor het binnenbrengen van gelijksoortige gebruikte voertuigen zou worden ontmoedigd.

24. De bewijslast dat aan deze voorwaarde is voldaan berust bij verweerder

(Hoge Raad 15 november 2019; ECLI:NL:HR:2019:1783).

25. De wijziging in de wijze waarop de CO2-uitstoot werd gemeten en de daarop van toepassing zijnde (overgangs-)bepalingen in de Wet BPM luiden als volgt:
Ten behoeve van de Europese typegoedkeuring (ETG) worden vanaf 1 september 2017 alle nieuwe automodellen gemeten volgens de WLTP-testmethode.

Met ingang van 1 september 2018 worden ook alle bestaande automodellen ten behoeve van de ETG gemeten volgens de WLTP-testmethode. Per 1 september 2019 geldt de zogenaamde ‘restantvoorraadregeling’ die inhoudt dat alle personenauto’s die voor

1 september 2018 zijn geproduceerd en nog volgens NEDC zijn gemeten nog op basis daarvan mogen worden geregistreerd. Voor de Nederlandse heffing van BPM gelden in deze tijdvakken de volgende regelingen: Tot 1 september 2019 wordt voor de registratie van NEDC gekeurde auto’s geheven op basis van de NEDC-waarde. Voor auto’s die reeds aan de hand van de WLTP-methode waren gekeurd werd geheven op basis van een teruggerekende WLTP-waarde, NEDC 2.0 genoemd. Deze NEDC 2.0 waarde is voorts tot

1 juli 2020 aan alle BPM-berekeningen ten grondslag gelegd. Na 1 juli 2020 wordt uitsluitend geheven op basis van de WLTP-waarde.”

57. Verweerder heeft in zijn nader stuk, met dagtekening 21 december 2021, het standpunt ingenomen dat, anders dan deze rechtbank heeft geoordeeld, de bewijslast bij eiseres ligt. Volgens verweerder volgt uit de hieronder genoemde arresten van het HvJ dat:

- Het bij een individuele waardebepaling van een auto niet noodzakelijk is om binnen de grenzen van artikel 110 van het VWEU te blijven (Gomes Valente, C-393/98, HvJ,

22 februari 2001, ECLI:EU:C:2001:109, r.o. 24);

- Indien een belastingplichtige zijn heffing kan aanvechten, eventuele discriminerende gevolgen van de belastingheffing, op basis van een tabel worden voorkomen (Gomes Valente, C-393/98, HvJ,

22 februari 2001, ECLI:EU:C:2001:109, r.o. 39);

- Het niet aan verweerder is om bewijs te leveren dat aan de voorwaarden van artikel 110 van het VWEU wordt voldaan, maar verweerder de bevoegdheid heeft om deze bewijslast (evenals de eventuele kosten) bij een belastingplichtige neer te leggen. Indien verweerder actief op zoek zou moeten gaan naar de laagste punten door (bijvoorbeeld) de leeftijdskorting proactief te berekenen, wordt het systeem wel degelijk administratief en financieel belast (Tatu, C-402/09, HvJ, 7 april 2011, ECLI:EU:C:2011:219, r.o. 43, 44 en 46); en

- Een stelsel in overeenstemming is met artikel 110 van het VWEU, indien gekozen kan worden voor het laagste restbedrag van de registratiebelasting (X, C-437/12, HvJ,

19 december 2013, ECLI:EU:C:2013:857, r.o. 42).

Volgens verweerder heeft ook de HR (in lijn met het HvJ) geoordeeld dat:

- Het aan een belastingplichtige is om zich op de uitzondering te beroepen. Er bestaat geen verplichting voor verweerder om uitzonderingen (waardeverminderingsfactoren) ambtshalve toe te passen om te waarborgen dat van een strijdigheid met artikel 110 van het VWEU geen sprake is (HR 19 oktober 2012, ECLI:NL:HR:2012:BY0567, r.o. 3.4.2);

- Het aan een belastingplichtige is om de juiste gegevens (CO2-uitstootwaarde) aan te dragen, welke gegevens controleerbaar moeten zijn. Voor verweerder bestaat niet de verplichting om gegevens in te brengen om de laagste belastingheffing te kunnen vaststellen (HR, 18 maart 2016, ECLI:NL:HR:2016:421, r.o. 2.4.2 en 2.4.3, HR, 17 januari 2020, ECLI:NL:HR:2020:63, r.o. 2.3.3, HR, 21 februari 2020, ECLI:NL:HR:2020:317, r.o. 3.2.2 en HR, 21 februari 2020, ECLI:NL:HR:2020:318, r.o. 3.3.3);

- Een belastingplichtige een hogere belastingvermindering aannemelijk dient te maken, waarbij van belang is dat het voor een belastingplichtige niet onmogelijk of uiterst moeilijk zal zijn om de juiste gegevens aan te leveren (HR, 12 mei 2017, ECLI:NL:HR:2017:847, r.o. 2.4); en

- Geen sprake is van een rechtstreekse werking van artikel 110 van het VWEU, dan wel dat er een verplichting bestaat om artikel 110 van het VWEU ambtshalve toe te passen (HR,

12 juli 2019, ECLI:NL:HR:2019:1084, r.o. 3.4.1).

58. Naar het oordeel van de rechtbank gaat verweerder eraan voorbij dat het vertrekpunt voor de bewijslastverdeling is dat verweerder ervoor dient te waken dat met het heffen van BPM niet buiten de in artikel 110 van het VWEU neergelegde begrenzing van de nationale heffingsbevoegdheid wordt getreden. Verweerder zal, indien eiseres zulks heeft gesteld, aannemelijk dienen te maken dat de BPM die rust op de waarde van gelijksoortige auto’s op het grondgebied van in Nederland geregistreerde auto’s niet lager is dan de BPM die volgens hem zou dienen te worden geheven op de uit een andere lidstaat overgebrachte auto’s (HR 10 november 2017, ECLI:NL:HR:2017:2822 en HR 15 november 2019, ECLI:NL:HR:2019:1783).

59. De rechtbank meent dat verweerder zich er onvoldoende rekenschap van heeft gegeven, dat de hoogte van de CO2-uitstoot geen waardeverminderingsfactor, zoals de extra leeftijdskorting betreft, maar de wetgever er (bewust) voor heeft gekozen om (ook) de CO2-uitstoot een rol te laten spelen bij de maatstaf van heffing van de BPM en niet (bijvoorbeeld) enkel de historische BPM. Deze keuze kan mogelijkerwijs een hoger bedrag aan BPM voor geïmporteerde auto’s tot gevolg hebben dan het bedrag dat betaald is voor vergelijkbare auto’s welke reeds bij eerste toelating in Nederland zijn geregistreerd. Het is dan ook aan verweerder om in eerste instantie aannemelijk te maken dat geen sprake is van verschillende heffingsmodaliteiten en derhalve het door de wetgever gekozen systeem van belastingheffing niet in strijd is met artikel 110 van het VWEU.

60. Verweerder heeft door middel van zijn nader stuk, met dagtekening 21 december 2021 en hetgeen hij ter zitting nader heeft toegelicht invulling gegeven aan de op hem rustende bewijslast. Allereerst heeft verweerder bepleit dat geen sprake kan zijn van een schending van artikel 110 van het VWEU aangezien de vaststelling van de CO2-uitstoot berust op uniforme Europese wet- en regelgeving. Deze op voorgeschreven wijze vastgestelde en geregistreerde CO2-uitstoot is een objectief vast te stellen, onderscheidend criterium, waar het Europese recht er niet aan in de weg staat dat een dergelijk objectieve maatstaf van heffing gehanteerd wordt, mits deze maatstaf gelijkluidend is voor uit andere lidstaten afkomstige te registreren auto’s en binnenlandse te registreren auto’s

(HR 3 april 2020, ECLI:NL:HR:2021:561).

Daarnaast heeft verweerder betoogd dat de invoering van de New European Driving Cycle2 (hierna: NEDC2) nooit tot gevolg kan hebben dat gebruikte auto’s met een DET van voor

1 september 2018 een te hoge vastgestelde CO2-uitstoot hebben. Immers wordt de CO2-uitstoot van gebruikte auto’s met een DET van voor 1 september 2018 vastgesteld onder de lagere (oude) NEDC1 meetmethode. Deze auto’s kunnen dan ook geen afwijkende vastgestelde CO2-uitstoot hebben ten opzichte van dezelfde reeds eerder toegelaten auto’s, aangezien de meetmethode dus gelijkluidend is en zodoende deze auto’s ten opzichte van elkaar nooit zwaarder belast worden.

61. De onderbouwing van het door verweerder voorstaande standpunt, namelijk dat geen sprake is van een schending van artikel 110 van het VWEU, is in zeer grote mate gelijkluidend aan hetgeen door hem eerder is betoogd. Aangaande dit betoog heeft deze rechtbank, voor zover van belang, op 30 juli 2021 (ECLI:NL:RBNHO:2021:6452) het volgende overwogen:

“[…] 26. Verweerder heeft op drie momenten een invulling gegeven aan de op hem rustende bewijslast. In zijn aanvullende verweerschrift van 27 augustus 2020 heeft hij met betrekking tot deze grief het standpunt ingenomen, dat de door eiseres aangedragen voorbeelden betrekking hebben op niet-vergelijkbare auto’s. Ook heeft verweerder betoogd dat een vergelijking van auto’s op verschillende heffingsmomenten reeds door de wijziging in de meetmethode onmogelijk is. Hij verwijst in dat verband tevens naar de reactie van de staatssecretaris op de door eiseres aangehaalde onderzoeksresultaten. De rechtbank acht deze toelichting ontoereikend, nu verweerder hiermee slechts reageert op de door eiseres voorgestane vergelijking, maar zich onvoldoende rekenschap geeft van de op haar rustende bewijslast. De rechtbank tekent daarbij aan dat de Staatssecretaris ook geen inzicht verschaft in de fiscale positie van geïmporteerde gebruikte auto’s in verhouding tot auto’s die reeds langer tot de Nederlandse markt behoren. In zijn pleitnota van 10 december 2020 heeft verweerder het volgende opgemerkt:

“Op deze plaats belicht ik dat de WLTP meetmethode geldt vanaf september 2017 voor alle autofabrikanten binnen de EU voor alle nieuw te produceren auto's waarvoor een ETG (typegoedkeuring) wordt afgegeven/aangevraagd. Gedurende de overgangsperiode moet door de fabrikant ook nog de NEDC-waarde worden vastgesteld. Die is de NEDC2 waarde. Deze waarde wordt met een zogenaamde correlatietool, de CO2MPAS berekend en is een afgeleide van de WLTP. Indien in (bijv.) Duitsland auto’s op een eerder moment met de WLTP-waarde zijn geregistreerd dan moet er van dat voertuig ook een NEDC2 waarde bekend zijn waarmee het (soortgelijke) referentievoertuig in Nederland reeds is geregistreerd. Ergo, de nieuw te registreren auto van gelijke datum eerste toelating (DET) wordt dan in Nederland tegen diezelfde CO2 waarde geregistreerd.”

27. Ook heeft verweerder verwezen naar een door de Kennisgroep Auto opgestelde standaardreactie op de door de gemachtigde in dit kader aangevoerde algemene grief. Ook hiermee geeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende invulling aan de op hem rustende bewijslast. De besproken mogelijke verschillen met een in Duitsland aan een keuring onderworpen auto die verschilt van de op het moment van de keuring in Nederland aanwezig voertuig betreft immers slechts de aan de op het – in alle lidstaten gelijke - moment van de typegoedkeuring te bepalen uitstoothoeveelheid. Een mogelijk toereikende correctiemethode om de ongewenste effecten van verschillende meetmethodes bij de toelating van een bepaald type auto op de weg, weg te nemen is niet per definitie ook voldoende om de conclusie te rechtvaardigen dat daarmee ook de voor de heffing van een registratiebelasting waarbij de meting op de Datum Eerste Toelating (hierna: DET) van een auto, die bij geïmporteerde gebruikte auto’s niet gelijk is, relevant is, geen verboden onderscheid optreedt ten nadele van geïmporteerde auto’s. De stukken die afkomstig zijn van de Kennisgroep Auto bieden onvoldoende onderbouwing voor het door verweerder ingenomen standpunt.

28. Ook in zijn pleitnota bij de zitting van 19 februari 2021 heeft verweerder weersproken dat sprake is van verschillende heffingsmodaliteiten voor binnenlandse en buitenlandse voertuigen. Verweerder heeft in dit verband benadrukt dat voor alle, uit andere lidstaten afkomstige voertuigen met een zogenaamde DET tot 1 juli 2020, geldt, dat bij registratie in NL tot en met 30 juni 2020 de BPM wordt berekend naar een NEDC-waarde al dan niet herleid vanuit de WLTP waarde. Ook heeft verweerder gewezen op artikel VI van het voorstel van Wet tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2020), waar de wijzigingen in de Wet BPM zijn opgenomen en het daarbij behorende onderdeel 14 van de Memorie van Toelichting. Volgens verweerder volgt uit de uitleg bij deze wetswijziging dat er geen sprake is van heffing volgens verschillende modaliteiten. De rechtbank volgt verweerder hierin niet. In de Memorie van Toelichting is immers ook uitsluitend ingegaan op de BPM-heffing bij nieuwe auto’s, maar is geen aandacht besteed aan de heffing bij de import van gebruikte auto’s. Ook het feit dat de herleiding van de gemeten WLTP-waarde van een auto naar een voor de BPM-heffing te gebruiken NEDC-waarde berust op een in EU-verband tot stand gekomen omrekenmethode, Co2mpas, rechtvaardigt verweerders conclusie niet. Deze methode is immers overeengekomen als overgangsregeling bij de strengere uitstootvoorwaarden van nieuw toe te laten modellen en aldus evenmin vastgesteld met het oog op de handel in tweedehands voertuigen met een gelijke DET in verschillende lidstaten. De keuze van de Nederlandse wetgever om deze overgangsregeling van overeenkomstige toepassing te verklaren bij de bepaling van de hoogte van de heffing van een registratiebelasting waarvan geen pendant bestaat in een andere lidstaat sluit een schending van artikel 110 VWEU dan ook niet uit. In dit verband wijst de rechtbank ook op de brief van de Staatsecretaris aan de Tweede Kamer van 19 oktober 2018 (kenmerk: 2018-0000177042) waarin hij aangeeft dat de omrekening aan de hand van Co2mpas zo is opgesteld dat ‘het in beginsel leidt tot dezelfde CO2-uitstoot als dit voertuig zou zijn getest overeenkomstig de NEDC’. Het gekozen wettelijk systeem leidt er dan ook toe dat de ‘historische BPM’ voor een nieuw geregistreerde auto voor

1 september 2017 ook met inachtneming van de gebruikelijke waardedaling door afschrijving een ander - en in veel gevallen lager - bedrag aan BPM laat zien dan de belasting die wordt geheven voor identieke auto die voor 1 september 2017 in een andere lidstaat is geregistreerd en eerst in 2018 in gebruikte staat in Nederland is geïmporteerd.

29. Gelet op het vorenstaande is verweerder niet in zijn bewijs geslaagd. Bij de huidige stand van de regelgeving is immers besloten om ook andere criteria (met name CO2-uitstoot) een rol te laten spelen dan alleen de historische BPM. Dat leidt in een aantal gevallen tot een hoger bedrag aan BPM voor een geïmporteerde auto dan het bedrag dat betaald is voor de auto die reeds bij eerste toelating in Nederland is geregistreerd en daarmee tot begunstiging van de handel in nationale gebruikte voertuigen op de binnenlandse markt. Strijd met het VWEU zou weliswaar kunnen worden ondervangen met toepassing van artikel 10b, eerste lid, Wet BPM, waarbij de overgang van NEDC 1.0 via NEDC 2.0 naar WLTP wordt aangemerkt als een gewijzigde maatstaf van heffing, maar dat ondervangen gebeurt in de praktijk niet. Ook is geen invulling gegeven aan de mogelijkheid van artikel 10b, tweede lid, Wet BPM om uitvoeringsregels te stellen op dit punt.

30. Dat aan het door eiseres in het geding gebrachte door KPMG opgestelde rapport niet de directe conclusie is te ontlenen dat de regeling in enige periode een verboden discriminatie van geïmporteerde gebruikte auto’s ten opzichte van als nieuw in Nederland geregistreerde auto’s heeft veroorzaakt doet daaraan, gelet op de bewijslastverdeling, niet af. Voorts blijkt wel uit het rapport dat de invoering van de WLTP als belastinggrondslag heeft geleid tot een toegenomen belastingopbrengst. Eveneens blijkt uit een in het rapport gemaakte vergelijking van 690 vergelijkbare voertuigen dat sprake is van een zogenaamd ‘WLTP-effect’, inhoudende dat gemiddeld genomen circa 28 à 29 gram per kilometer meer wordt gemeten dan bij het gebruik van de oude NEDC-waarde (NEDC 1.0), terwijl eerder een NEDC 2.0-effect zou optreden ter grootte van gemiddeld 7 tot 7,5 gram per kilometer. Ook het door partijen ter zitting genoemde rapport van TNO, opgesteld op verzoek van de minister van Financiën, laat een verschil in CO2-uitstoot zien tussen de NEDC 1.0 en NEDC 2.0 van gemiddeld 5,8 gram. Dat aldus in een aantal gevallen een verboden discriminatie optreedt acht de rechtbank dan ook zonder meer aannemelijk.

31. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat de op aangifte voldane belasting mogelijk te hoog is geweest met betrekking tot de auto met een DET op een tijdstip waarop de CO2-uitstoot op een andere wijze werd gemeten dan bij de aangifte bij invoer. De door eiseres aangedragen grief slaagt daarom. […]”

62. Rekening houdend met hetgeen door verweerder is bepleit, ziet de rechtbank geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen, dan het door haar eerder overwogene. De rechtbank acht het betoog van verweerder onvoldoende om te kunnen concluderen dat hij aan de op hem rustende bewijslast heeft voldaan. De rechtbank deelt de zienswijze van verweerder, namelijk dat het uitgesloten is dat er sprake is van twee heffingsmodaliteiten, niet en verwijst voor de motivering van haar oordeel naar haar uitspraak van 30 juli 2021 (ECLI:NL:RBNHO:2021:6452).

63. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat de op aangifte voldane belasting mogelijk te hoog is geweest met betrekking tot de auto’s met een DET op een tijdstip waarop de CO2-uitstoot op een andere wijze werd gemeten dan bij de aangifte bij invoer. De door eiseres aangedragen grief slaagt daarom. Gelet op de uitkomst van zowel het KPMG-rapport (verschil van 7 tot 7,5 gram per kilometer) als het rapport van TNO (verschil 5,8 gram per kilometer), bepaalt de rechtbank in goede justitie dat de CO2-uitstoot met 6 gram per kilometer verlaagd dient te worden. Eiseres heeft op haar beurt niet aannemelijk gemaakt dat niet met 6 maar met 50 gram per kilometer aan CO2-uitstoot rekening gehouden dient te worden, dan wel wat deze verboden discriminatie tot gevolg heeft voor de verschuldigde BPM in het onderhavige geval. Anders dan eiseres heeft betoogd berust de bewijslast in deze niet bij verweerder maar bij eiseres, nu het hier gaat om een afwijking van een in een door eiseres ingebracht deskundigenrapport.

64. Onder verwijzing naar de uitspraak van deze rechtbank van 30 juli 2021 (ECLI:NL:RBNHO:2021:6452) leidt dit ter zake van de volgende auto’s met ondergenoemde zaaknummers tot onderstaande uitkomst, waarbij ook reeds rekening is gehouden met het tarief van het voorgaande jaar (zie punt 52):

Zaaknummer HAA 21/2788

Volgens aangifte

Bij verlaging CO2 met 6 gram per kilometer

CO2 uitstoot

156

150

Bruto BPM

€ 16.519

€ 15.141

Afschrijvingspercentage

69,58%

69,16%

Te betalen BPM

€ 5.025

€ 4.669

Verschil

€ 356

Zaaknummer HAA 21/2789

Volgens aangifte

Bij verlaging CO2 met 6 gram per kilometer

CO2 uitstoot

123

117

Bruto BPM

€ 8.613

€ 7.425

Afschrijvingspercentage

75,40%

74,94%

Te betalen BPM

€ 2.119

€ 1.860

Verschil

€ 259

Zaaknummer HAA 21/2792

Volgens aangifte

Bij verlaging CO2 met 6 gram per kilometer

CO2 uitstoot

119

113

Bruto BPM

€ 8.618

€ 7.355

Afschrijvingspercentage

80,33%

79,79%

Te betalen BPM

€ 1.695

€ 1.486

Verschil

€ 209

Zaaknummer HAA 21/2793

Volgens aangifte

Bij verlaging CO2 met 6 gram per kilometer

CO2 uitstoot

145

139

Bruto BPM

€ 12.969

€ 11.781

Afschrijvingspercentage

77,48%

77,12%

Te betalen BPM

€ 2.921

€ 2.695

Verschil

€ 226

Zaaknummer HAA 21/2794

Volgens aangifte

Bij verlaging CO2 met 6 gram per kilometer

CO2 uitstoot

173

167

Bruto BPM

€ 22.052

€ 20.099

Afschrijvingspercentage

67,20%

66,72%

Te betalen BPM

€ 7.233

€ 6.688

Verschil

€ 545

Zaaknummer HAA 21/2795

Volgens aangifte

Bij verlaging CO2 met 6 gram per kilometer

CO2 uitstoot

140

134

Bruto BPM

€ 6.728

€ 5.984

Afschrijvingspercentage

63,66%

63,13%

Te betalen BPM

€ 2.445

€ 2.206

Verschil

€ 239

Zaaknummer HAA 21/2796

Volgens aangifte

Bij verlaging CO2 met 6 gram per kilometer

CO2 uitstoot

136

130

Bruto BPM

€ 6.232

€ 5.488

Afschrijvingspercentage

62,64%

62,04%

Te betalen BPM

€ 2.328

€ 2.083

Verschil

€ 245

Zaaknummer HAA 21/2798

Volgens aangifte

Bij verlaging CO2 met 6 gram per kilometer

CO2 uitstoot

221

215

Bruto BPM

€ 24.597

€ 21.753

Afschrijvingspercentage

81,26%

80,99%

Te betalen BPM

€ 4.609

€ 4.135

Verschil

€ 474

Zaaknummer HAA 21/2800

Volgens aangifte

Bij verlaging CO2 met 6 gram per kilometer

CO2 uitstoot

153

147

Bruto BPM

€ 15.773

€ 14.510

Afschrijvingspercentage

65,35%

64,66%

Te betalen BPM

€ 5.466

€ 5.127

Verschil

€ 339

Zaaknummer HAA 21/2802

Volgens aangifte

Bij verlaging CO2 met 6 gram per kilometer

CO2 uitstoot

39

33

Bruto BPM

€ 409

€ 373

Afschrijvingspercentage

68,70%

68,53%

Te betalen BPM

€ 128

€ 117

Verschil

€ 11

Zaaknummer HAA 21/2803

Volgens aangifte

Bij verlaging CO2 met 6 gram per kilometer

CO2 uitstoot

172

166

Bruto BPM

€ 15.365

€ 12.989

Afschrijvingspercentage

66,53%

65,61%

Te betalen BPM

€ 5.142

€ 4.466

Verschil

€ 676

Zaaknummer HAA 21/2804

Volgens aangifte

Bij verlaging CO2 met 6 gram per kilometer

CO2 uitstoot

156

150

Bruto BPM

€ 16.519

€ 15.141

Afschrijvingspercentage

77,68%

77,30%

Te betalen BPM

€ 3.687

€ 3.437

Verschil

€ 250

Zaaknummer HAA 21/2805

Volgens aangifte

Bij verlaging CO2 met 6 gram per kilometer

CO2 uitstoot

145

139

Bruto BPM

€ 14.090

€ 11.781

Afschrijvingspercentage

75,56%

74,77%

Te betalen BPM

€ 3.443

€ 2.972

Verschil

€ 471

Zaaknummer HAA 21/2808

Volgens aangifte

Bij verlaging CO2 met 6 gram per kilometer

CO2 uitstoot

174

168

Bruto BPM

€ 22.377

€ 20.424

Afschrijvingspercentage

70,42%

69,88%

Te betalen BPM

€ 6.619

€ 6.151

Verschil

€ 468

Zaaknummer HAA 21/2811

Volgens aangifte

Bij verlaging CO2 met 6 gram per kilometer

CO2 uitstoot

121

115

Bruto BPM

€ 4.372

€ 3.628

Afschrijvingspercentage

63,45%

62,65%

Te betalen BPM

€ 1.598

€ 1.355

Verschil

€ 243

Zaaknummer HAA 21/2814

Volgens aangifte

Bij verlaging CO2 met 6 gram per kilometer

CO2 uitstoot

153

147

Bruto BPM

€ 8.340

€ 6.743

Afschrijvingspercentage

65,89%

65,00%

Te betalen BPM

€ 2.845

€ 2.360

Verschil

€ 485

Zaaknummer HAA 21/2815

Volgens aangifte

Bij verlaging CO2 met 6 gram per kilometer

CO2 uitstoot

112

106

Bruto BPM

€ 6.435

€ 5.419

Afschrijvingspercentage

79,83%

79,53%

Te betalen BPM

€ 1.298

€ 1.109

Verschil

€ 189

Zaaknummer HAA 21/2816

Volgens aangifte

Bij verlaging CO2 met 6 gram per kilometer

CO2 uitstoot

124

118

Bruto BPM

€ 4.744

€ 4.000

Afschrijvingspercentage

69,67%

69,28%

Te betalen BPM

€ 1.439

€ 1.228

Verschil

€ 211

Zaaknummer HAA 21/2817

Volgens aangifte

Bij verlaging CO2 met 6 gram per kilometer

CO2 uitstoot

114

108

Bruto BPM

€ 6.831

€ 5.729

Afschrijvingspercentage

74,10%

73,61%

Te betalen BPM

€ 1.769

€ 1.511

Verschil

€ 258

Zaaknummer HAA 21/2818

Volgens aangifte

Bij verlaging CO2 met 6 gram per kilometer

CO2 uitstoot

138

132

Bruto BPM

€ 6.480

€ 5.736

Afschrijvingspercentage

62,28%

61,89%

Te betalen BPM

€ 2.444

€ 2.188

Verschil

€ 256

Zaaknummer HAA 21/2819

Volgens aangifte

Bij verlaging CO2 met 6 gram per kilometer

CO2 uitstoot

184

178

Bruto BPM

€ 21.065

€ 18.215

Afschrijvingspercentage

54,16%

52,73%

Te betalen BPM

€ 9.656

€ 8.610

Verschil

€ 1.046

Zaaknummer HAA 21/2820

Volgens aangifte

Bij verlaging CO2 met 6 gram per kilometer

CO2 uitstoot

126

120

Bruto BPM

€ 4.391

€ 3.360

Afschrijvingspercentage

73,20%

72,63%

Te betalen BPM

€ 1.177

€ 919

Verschil

€ 258

Zaaknummer HAA 21/2821

Volgens aangifte

Bij verlaging CO2 met 6 gram per kilometer

CO2 uitstoot

177

171

Bruto BPM

€ 17.740

€ 14.890

Afschrijvingspercentage

58,87%

57,97%

Te betalen BPM

€ 7.296

€ 6.258

Verschil

€ 1.038

Zaaknummer HAA 21/2827

Volgens aangifte

Bij verlaging CO2 met 6 gram per kilometer

CO2 uitstoot

269

263

Bruto BPM

€ 58.539

€ 55.671

Afschrijvingspercentage

73,29%

72,88%

Te betalen BPM

€ 15.635

€ 15.097

Verschil

€ 538

Zaaknummer HAA 21/2831

Volgens aangifte

Bij verlaging CO2 met 6 gram per kilometer

CO2 uitstoot

85

79

Bruto BPM

€ 2.833

€ 1.916

Afschrijvingspercentage

62,80%

61,33%

Te betalen BPM

€ 1.054

€ 740

Verschil

€ 314

Zaaknummer HAA 21/2835

Volgens aangifte

Bij verlaging CO2 met 6 gram per kilometer

CO2 uitstoot

137

131

Bruto BPM

€ 7.296

€ 6.426

Afschrijvingspercentage

60,73%

60,18%

Te betalen BPM

€ 2.865

€ 2.558

Verschil

€ 307

Zaaknummer HAA 21/2836

Volgens aangifte

Bij verlaging CO2 met 6 gram per kilometer

CO2 uitstoot

152

146

Bruto BPM

€ 15.563

€ 14.299

Afschrijvingspercentage

64,04%

63,49%

Te betalen BPM

€ 5.596

€ 5.220

Verschil

€ 376

Zaaknummer HAA 21/2837

Volgens aangifte

Bij verlaging CO2 met 6 gram per kilometer

CO2 uitstoot

134

128

Bruto BPM

€ 11.775

€ 10.512

Afschrijvingspercentage

74,34%

73,92%

Te betalen BPM

€ 3.022

€ 2.741

Verschil

€ 281

Zaaknummer HAA 21/2840

Volgens aangifte

Bij verlaging CO2 met 6 gram per kilometer

CO2 uitstoot

203

197

Bruto BPM

€ 22.521

€ 19.917

Afschrijvingspercentage

70,40%

69,50%

Te betalen BPM

€ 6.666

€ 6.074

Verschil

€ 592

Zaaknummer HAA 21/2841

Volgens aangifte

Bij verlaging CO2 met 6 gram per kilometer

CO2 uitstoot

46

40

Bruto BPM

€ 451

€ 415

Afschrijvingspercentage

67,85%

67,71%

Te betalen BPM

€ 145

€ 134

Verschil

€ 11

Zaaknummer HAA 21/2843

Volgens aangifte

Bij verlaging CO2 met 6 gram per kilometer

CO2 uitstoot

134

128

Bruto BPM

€ 10.791

€ 8.912

Afschrijvingspercentage

76,25%

75,43%

Te betalen BPM

€ 2.563

€ 2.189

Verschil

€ 374

Zaaknummer HAA 21/2844

Volgens aangifte

Bij verlaging CO2 met 6 gram per kilometer

CO2 uitstoot

131

125

Bruto BPM

€ 5.612

€ 4.868

Afschrijvingspercentage

66,48%

65,91%

Te betalen BPM

€ 1.881

€ 1.659

Verschil

€ 222

Zaaknummer HAA 21/2845

Volgens aangifte

Bij verlaging CO2 met 6 gram per kilometer

CO2 uitstoot

138

132

Bruto BPM

€ 7.441

€ 6.571

Afschrijvingspercentage

56,86%

56,24%

Te betalen BPM

€ 3.210

€ 2.875

Verschil

€ 335

Zaaknummer HAA 21/2846

Volgens aangifte

Bij verlaging CO2 met 6 gram per kilometer

CO2 uitstoot

136

130

Bruto BPM

€ 12.196

€ 10.933

Afschrijvingspercentage

74,13%

73,65%

Te betalen BPM

€ 3.155

€ 2.880

Verschil

€ 275

Zaaknummer HAA 21/2847

Volgens aangifte

Bij verlaging CO2 met 6 gram per kilometer

CO2 uitstoot

179

173

Bruto BPM

€ 25.199

€ 22.051

Afschrijvingspercentage

63,49%

62,43%

Te betalen BPM

€ 9.200

€ 8.284

Verschil

€ 916

Zaaknummer HAA 21/2848

Volgens aangifte

Bij verlaging CO2 met 6 gram per kilometer

CO2 uitstoot

153

147

Bruto BPM

€ 15.773

€ 13.365

Afschrijvingspercentage

74,35%

73,67%

Te betalen BPM

€ 4.045

€ 3.519

Verschil

€ 526

Zaaknummer HAA 21/2849

Volgens aangifte

Bij verlaging CO2 met 6 gram per kilometer

CO2 uitstoot

114

108

Bruto BPM

€ 3.504

€ 2.760

Afschrijvingspercentage

59,82%

58,83%

Te betalen BPM

€ 1.408

€ 1.136

Verschil

€ 272

Zaaknummer HAA 21/2851

Volgens aangifte

Bij verlaging CO2 met 6 gram per kilometer

CO2 uitstoot

139

133

Bruto BPM

€ 6.604

€ 5.860

Afschrijvingspercentage

73,26%

72,96%

Te betalen BPM

€ 1.766

€ 1.584

Verschil

€ 182

Zaaknummer HAA 21/2855

Volgens aangifte

Bij verlaging CO2 met 6 gram per kilometer

CO2 uitstoot

332

326

Bruto BPM

€ 77.211

€ 74.367

Afschrijvingspercentage

75,79%

75,46%

Te betalen BPM

€ 18.692

€ 18.249

Verschil

€ 443

Zaaknummer HAA 21/2856

Volgens aangifte

Bij verlaging CO2 met 6 gram per kilometer

CO2 uitstoot

170

164

Bruto BPM

€ 14.415

€ 12.513

Afschrijvingspercentage

65,02%

64,31%

Te betalen BPM

€ 5.043

€ 4.465

Verschil

€ 478

Zaaknummer HAA 21/2857

Volgens aangifte

Bij verlaging CO2 met 6 gram per kilometer

CO2 uitstoot

109

103

Bruto BPM

€ 3.236

€ 2.366

Afschrijvingspercentage

53,99%

51,96%

Te betalen BPM

€ 1.489

€ 1.136

Verschil

€ 353

Zaaknummer HAA 21/2859

Volgens aangifte

Bij verlaging CO2 met 6 gram per kilometer

CO2 uitstoot

119

113

Bruto BPM

€ 4.124

€ 3.380

Afschrijvingspercentage

65,11%

64,36%

Te betalen BPM

€ 1.439

€ 1.204

Verschil

€ 235

Zaaknummer HAA 21/2860

Volgens aangifte

Bij verlaging CO2 met 6 gram per kilometer

CO2 uitstoot

148

142

Bruto BPM

€ 12.892

€ 11.697

Afschrijvingspercentage

81,45%

81,11%

Te betalen BPM

€ 2.392

€ 2.209

Verschil

€ 184

Zaaknummer HAA 21/2861

Volgens aangifte

Bij verlaging CO2 met 6 gram per kilometer

CO2 uitstoot

169

163

Bruto BPM

€ 13.940

€ 12.275

Afschrijvingspercentage

63,77%

62,99%

Te betalen BPM

€ 5.051

€ 4.542

Verschil

€ 509

Zaaknummer HAA 21/2862

Volgens aangifte

Bij verlaging CO2 met 6 gram per kilometer

CO2 uitstoot

138

132

Bruto BPM

€ 6.480

€ 5.736

Afschrijvingspercentage

65,83%

65,40%

Te betalen BPM

€ 2.214

€ 1.984

Verschil

€ 230

Zaaknummer HAA 21/2863

Volgens aangifte

Bij verlaging CO2 met 6 gram per kilometer

CO2 uitstoot

159

153

Bruto BPM

€ 15.741

€ 14.553

Afschrijvingspercentage

70,95%

70,63%

Te betalen BPM

€ 4.572

€ 4.274

Verschil

€ 298

Zaaknummer HAA 21/2864

Volgens aangifte

Bij verlaging CO2 met 6 gram per kilometer

CO2 uitstoot

129

123

Bruto BPM

€ 11.684

€ 10.294

Afschrijvingspercentage

62,41%

61,59%

Te betalen BPM

€ 4.392

€ 3.953

Verschil

€ 439

Zaaknummer HAA 21/2865

Volgens aangifte

Bij verlaging CO2 met 6 gram per kilometer

CO2 uitstoot

138

132

Bruto BPM

€ 10.902

€ 8.388

Afschrijvingspercentage

83,96%

83,39%

Te betalen BPM

€ 1.749

€ 1.393

Verschil

€ 356

Zaaknummer HAA 21/2866

Volgens aangifte

Bij verlaging CO2 met 6 gram per kilometer

CO2 uitstoot

156

150

Bruto BPM

€ 16.519

€ 15.141

Afschrijvingspercentage

67,73%

67,29%

Te betalen BPM

€ 5.330

€ 4.952

Verschil

€ 378

Zaaknummer HAA 21/2869

Volgens aangifte

Bij verlaging CO2 met 6 gram per kilometer

CO2 uitstoot

134

128

Bruto BPM

€ 11.775

€ 9.603

Afschrijvingspercentage

66,50%

63,47%

Te betalen BPM

€ 3.944

€ 3.507

Verschil

€ 437

Zaaknummer HAA 21/2870

Volgens aangifte

Bij verlaging CO2 met 6 gram per kilometer

CO2 uitstoot

244

238

Bruto BPM

€ 49.113

€ 46.715

Afschrijvingspercentage

68,75%

68,47%

Te betalen BPM

€ 15.347

€ 14.729

Verschil

€ 618

Zaaknummer HAA 21/2871

Volgens aangifte

Bij verlaging CO2 met 6 gram per kilometer

CO2 uitstoot

140

134

Bruto BPM

€ 11.979

€ 10.791

Afschrijvingspercentage

75,36%

74,85%

Te betalen BPM

€ 2.952

€ 2.713

Verschil

€ 239

Zaaknummer HAA 21/2872

Volgens aangifte

Bij verlaging CO2 met 6 gram per kilometer

CO2 uitstoot

114

108

Bruto BPM

€ 8.209

€ 6.818

Afschrijvingspercentage

67,43%

66,61%

Te betalen BPM

€ 2.674

€ 2.276

Verschil

€ 398

Zaaknummer HAA 21/2876

Volgens aangifte

Bij verlaging CO2 met 6 gram per kilometer

CO2 uitstoot

172

166

Bruto BPM

€ 15.365

€ 12.989

Afschrijvingspercentage

64,04%

63,10%

Te betalen BPM

€ 5.525

€ 4.792

Verschil

€ 733

Zaaknummer HAA 21/2878

Volgens aangifte

Bij verlaging CO2 met 6 gram per kilometer

CO2 uitstoot

138

132

Bruto BPM

€ 11.583

€ 10.395

Afschrijvingspercentage

75,21%

74,73%

Te betalen BPM

€ 2.871

€ 2.629

Verschil

€ 242

Zaaknummer HAA 21/2881

Volgens aangifte

Bij verlaging CO2 met 6 gram per kilometer

CO2 uitstoot

136

130

Bruto BPM

€ 5.511

€ 4.839

Afschrijvingspercentage

72,09%

71,72%

Te betalen BPM

€ 1.538

€ 1.369

Verschil

€ 169

Zaaknummer HAA 21/2883

Volgens aangifte

Bij verlaging CO2 met 6 gram per kilometer

CO2 uitstoot

114

108

Bruto BPM

€ 7.566

€ 6.303

Afschrijvingspercentage

72,03%

71,46%

Te betalen BPM

€ 2.166

€ 1.798

Verschil

€ 368

Zaaknummer HAA 21/2884

Volgens aangifte

Bij verlaging CO2 met 6 gram per kilometer

CO2 uitstoot

162

156

Bruto BPM

€ 12.037

€ 8.827

Afschrijvingspercentage

58,34%

56,46%

Te betalen BPM

€ 5.015

€ 3.843

Verschil

€ 1.172

Zaaknummer HAA 21/2885

Volgens aangifte

Bij verlaging CO2 met 6 gram per kilometer

CO2 uitstoot

114

108

Bruto BPM

€ 7.566

€ 6.303

Afschrijvingspercentage

76,96%

76,44%

Te betalen BPM

€ 1.753

€ 1.484

Verschil

€ 269

Zaaknummer HAA 21/2886

Volgens aangifte

Bij verlaging CO2 met 6 gram per kilometer

CO2 uitstoot

109

103

Bruto BPM

€ 6.514

€ 5.416

Afschrijvingspercentage

70,77%

70,29%

Te betalen BPM

€ 1.904

€ 1.609

Verschil

€ 295

Heeft eiseres recht op een rentevergoeding, vanwege de vooruitbetaling van de belasting?

65. Eiseres heeft gesteld dat zij recht heeft op vergoeding van rente, omdat het aangifte- en registratieproces bij importauto’s ertoe leidt dat de BPM eerder moet worden voldaan dan het moment waarop het belastbare feit plaatsvindt hetgeen, aldus eiseres, strijd oplevert met het EU-recht. Verweerder heeft gesteld dat geen recht bestaat op een vergoeding van rente over, zoals eiseres heeft gesteld, de vooruitbetaling van de voldane belasting, omdat niet gesproken kan worden van een schending van het EU-recht. Dienaangaande overweegt de rechtbank als volgt.

66. Artikel 110, eerste alinea, van het VWEU beoogt te waarborgen dat de binnenlandse belastingen volstrekt neutraal zijn voor de mededinging tussen producten die zich reeds op de binnenlandse markt bevinden en producten die vanuit andere lidstaten worden binnengebracht. Bij toepassing van artikel 110 van het VWEU komt het erop aan vast te stellen dat ter zake van de registratie van een uit andere lidstaten afkomstige auto’s niet méér BPM wordt geheven dan ter zake van gelijksoortige auto’s die in Nederland op het tijdstip van de registratie in de handel zijn. Het is niet in strijd met het EU-recht om belastingplichtigen te verplichten een registratiebelasting te voldoen, voordat de registratie plaatsvindt, noch om van die belastingplichtigen te eisen dat bij de voldoening ervan rekening wordt gehouden met de staat waarin het motorrijtuig op het tijdstip van registratie verkeert indien die staat van belang is voor de hoogte van de belastingheffing. Het is niet onredelijk om van belastingplichtigen die om uitreiking van een aangiftebiljet voor de BPM verzoeken, te verlangen dat zij de auto’s eerst bij de RDW aanmelden voor inschrijving in het kentekenregister en dat het voldoen van BPM pas mogelijk wordt wanneer de RDW de auto’s heeft geïdentificeerd en daarvoor een kenteken heeft opgegeven (HR 26 maart 2021, ECLI:NL:HR:2021:415).

67. Verder is het enkel wijzen op het hiervoor bedoelde tijdverloop onvoldoende om de stelling van eiseres gemotiveerd te achten. Eiseres heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat het aangifte- en registratieproces tot gevolg heeft dat, achteraf bezien, op de in geding zijnde auto’s een hogere belastingdruk rust dan op gelijksoortige binnenlandse auto’s (gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 16 februari 2021, ECLI:NL:GHARL:2021:1529). Dit betekent dat de omstandigheid dat de BPM moet worden vooruitbetaald geen aanleiding is voor een rentevergoeding. Uit dit oordeel vloeit voort dat ook ten aanzien van de door eiseres gewenste rentevergoeding, het voor het doen van uitspraak niet noodzakelijk is het HvJ prejudiciële vragen te stellen en te laten beantwoorden.

Heeft eiseres recht op een rentevergoeding over een teruggave van de geheven belasting?

68. De rechtbank stelt vast dat eiseres recht heeft op de volgende teruggaven van betaalde BPM, alsmede dat die teruggaven voortvloeien uit strijd met het EU-recht en dat eiseres recht heeft op een passende rentevergoeding. Indien verweerder de BPM eerder reeds (ambtshalve) heeft teruggegeven, hoeft niet nogmaals feitelijk een teruggaaf te volgen.

Zaaknummer

Teruggave

HAA 21/2788

€ 356

HAA 21/2789

€ 259

HAA 21/2792

€ 209

HAA 21/2793

€ 226

HAA 21/2794

€ 545

HAA 21/2795

€ 239

HAA 21/2796

€ 245

HAA 21/2798

€ 474

HAA 21/2800

€ 339

HAA 21/2801

€ 118

HAA 21/2802

€ 11

HAA 21/2803

€ 676

HAA 21/2804

€ 250

HAA 21/2805

€ 471

HAA 21/2808

€ 468

HAA 21/2811

€ 243

HAA 21/2814

€ 485

HAA 21/2815

€ 189

HAA 21/2816

€ 211

HAA 21/2817

€ 258

HAA 21/2818

€ 256

HAA 21/2819

€ 1.046

HAA 21/2820

€ 258

HAA 21/2821

€ 1.038

HAA 21/2823

€ 765

HAA 21/2827

€ 538

HAA 21/2831

€ 314

HAA 21/2832

€ 122

HAA 21/2835

€ 307

HAA 21/2836

€ 376

HAA 21/2837

€ 281

HAA 21/2840

€ 742 (€ 150 + € 592)

HAA 21/2841

€ 11

HAA 21/2843

€ 374

HAA 21/2844

€ 222

HAA 21/2845

€ 335

HAA 21/2846

€ 275

HAA 21/2847

€ 916

HAA 21/2848

€ 526

HAA 21/2849

€ 272

HAA 21/2851

€ 182

HAA 21/2852

€ 176

HAA 21/2855

€ 443

HAA 21/2856

€ 478

HAA 21/2857

€ 353

HAA 21/2858

€ 60

HAA 21/2859

€ 235

HAA 21/2860

€ 184

HAA 21/2861

€ 509

HAA 21/2862

€ 230

HAA 21/2863

€ 298

HAA 21/2864

€ 439

HAA 21/2865

€ 356

HAA 21/2866

€ 378

HAA 21/2869

€ 437

HAA 21/2870

€ 618

HAA 21/2871

€ 239

HAA 21/2872

€ 398

HAA 21/2876

€ 733

HAA 21/2877

€ 192

HAA 21/2878

€ 242

HAA 21/2881

€ 169

HAA 21/2883

€ 368

HAA 21/2884

€ 1.172

HAA 21/2885

€ 269

HAA 21/2886

€ 295

69. Eiseres heeft gesteld dat een commerciële rente vergoed dient te worden, welke tenminste gelijk is aan de wettelijke handelsrente, vanaf het moment van de betaling van de onverschuldigde belasting tot aan het moment van de teruggaaf daarvan. Verweerder heeft dit betwist.

70. Tussen partijen is niet in geschil dat op grond van artikel 30ha van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) recht bestaat op belastingrente over de door de rechtbank verleende teruggaaf. Voor zover eiseres heeft betoogd dat de hoogte van de rente, welke uit dit wetsartikel voortvloeit, onvoldoende is, faalt dit standpunt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres deze stelling niet verder onderbouwd, waardoor onvoldoende aannemelijk gemaakt is door eiseres dat recht bestaat op een hogere rentevergoeding (gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 19 oktober 2021, ECLI:NL:GHARL:2021:9812). Ook kan eiseres een hogere rentevergoeding niet ontlenen aan het EU-recht.

71. De vraag of eiseres recht heeft op vergoeding van invorderingsrente op grond van artikel 28c van de Invorderingswet 1990 (hierna: IW 1990), dan wel rechtstreeks op grond van Irimie, C-565/11 (HvJ, 18 april 2013, ECLI:EU:C:2013:250) komt in de onderhavige procedure niet aan de orde, nu het bedrag aan invorderingsrente op grond van artikel 30 van de IW 1990 bij beschikking wordt vastgesteld en tegen een dergelijke beschikking een eigen rechtsgang open staat. De rechtbank is dan ook niet bevoegd in de onderhavige procedure hierover een oordeel te geven (HR 28 januari 2022, ECLI:NL:HR:2022:89, r.o. 5.1.3).

72. Ten overvloede wijst de rechtbank op het arrest van de HR van 28 september 2018 (ECLI:NL:HR:2018:1790), waarin, kort gezegd, is geoordeeld dat artikel 28c IW 1990 niet in strijd is met het EU-recht. Uit dit oordeel vloeit voort dat ook ten aanzien van de door eiseres gewenste rentevergoeding, het voor het doen van uitspraak niet noodzakelijk is het HvJ te verzoeken daarover te stellen prejudiciële vragen te laten beantwoorden.

73. Voor zover eiseres heeft betoogd dat zij ook voor de andere beroepen (waar deze uitspraak ook betrekking op heeft) recht heeft op een vergoeding van rente, komt de rechtbank niet toe aan de behandeling van deze stelling, aangezien geen sprake is van een teruggave van de BPM en er ook geen sprake is van een beschikking van de ontvanger conform artikel 28c van de IW 1990.

Is van eiseres terecht en naar het juiste bedrag griffierecht geheven?

74. Eiseres heeft gesteld dat de hoogte van het griffierecht alsook het op voorhand heffen van griffierecht in strijd is met het EU-recht en het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Verweerder heeft dit bestreden.

75. De rechtbank is van oordeel dat het betoog van eiseres dat de hoogte van het griffierecht in strijd is met het EU-recht, niet slaagt en ook geen steun vindt in het recht. Wat betreft het vooraf heffen van griffierecht is de rechtbank van oordeel dat de Nederlandse regeling inzake griffierecht in het bestuursrecht niet van dien aard is dat rechtzoekenden daarmee de toegang tot de rechtspraak wordt ontnomen. Daarbij acht de rechtbank van belang dat ter zake van het griffierecht een beroep op betalingsonmacht gedaan kan worden als de heffing van het ingevolge de wet verschuldigde bedrag aan griffierecht het onmogelijk, althans uiterst moeilijk, maakt om gebruik te maken van een door de wet opengestelde bestuursrechtelijke rechtsgang (HR 11 oktober 2019, ECLI:NL:HR:2019:1579).

76. De verwijzing door eiseres naar een mogelijke inbreukprocedure door de Europese Commissie geeft geen aanleiding om anders te oordelen. Ook al heeft de Europese Commissie aanleiding gezien een onderzoek te starten, betekent dat nog niet dat ervan moet worden uitgegaan dat het Nederlandse stelsel van heffing van griffierecht in strijd is met het EU-recht. De rechtbank ziet ook geen aanleiding reeds voorafgaande aan de uitkomst van dit onderzoek het HvJ te verzoeken prejudiciële vragen te beantwoorden met betrekking tot deze door eiseres opgeworpen rechtsvraag.

77. Gelet op het vorenoverwogene dienen de beroepen HAA 21/2787, HAA 21/2790, HAA 21/2791, HAA 21/2797, HAA 21/2799, HAA 21/2806, HAA 21/2807, HAA 21/2809, HAA 21/2810, HAA 21/2812, HAA 21/2813, HAA 21/2822, HAA 21/2824, HAA 21/2825, HAA 21/2826, HAA 21/2828, HAA 21/2829, HAA 21/2830, HAA 21/2833, HAA 21/2834, HAA 21/2838, HAA 21/2839, HAA 21/2842, HAA 21/2850, HAA 21/2851, HAA 21/2843, HAA 21/2854, HAA 21/2867, HAA 21/2868, HAA 21/2873, HAA 21/2874, HAA 21/2875, HAA 21/2879, HAA 21/2880 en HAA 21/2882 ongegrond te worden verklaard. De overige beroepen dienen gegrond te worden verklaard.

Vergoeding immateriële schade en proceskosten

78. Bij uitspraak van heden inzake het tezamen met deze zaken behandelde beroep van eiseres met kenmerk HAA 19/3721 is aan eiseres een vergoeding toegekend voor door haar met betrekking tot alle beroepen geleden immateriële schade en is haar een op alle zaken betrekking hebbende proceskostenvergoeding voor de beroepsfase toegekend. Nu de beroepen, gelet op het hierboven overwogene gegrond zijn en de bezwaren van eiseres ten onrechte ongegrond zijn verklaard, is er aanleiding voor een aanvullende proceskostenvergoeding voor de bezwaarfase. Deze vergoeding bedraagt - onder verwijzing naar de uitspraak met kenmerk HAA 19/3721 - € 3.597 (66 x € 54,50).

79. Gelet op hetgeen hierboven is overwogen, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt. Ook de verzochte vergoeding van wettelijke rente daarover wordt toegewezen (HR 21 december 2018, ECLI:NL:HR:2018:2358).

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep HAA 21/2787 ongegrond;

- verklaart het beroep HAA 21/2788 gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- draagt verweerder op aan eiseres een teruggaaf van € 356 te verlenen;

- draagt verweerder op over de bij deze uitspraak verleende teruggave belastingrente te vergoeden op de voet van artikel 30ha van de AWR;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar met betrekking tot dit zaaknummer;

- verklaart het beroep HAA 21/2789 gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- draagt verweerder op aan eiseres een teruggaaf van € 259 te verlenen;

- draagt verweerder op over de bij deze uitspraak verleende teruggave belastingrente te vergoeden op de voet van artikel 30ha van de AWR;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar met betrekking tot dit zaaknummer;

- verklaart het beroep HAA 21/2790 ongegrond;

- verklaart het beroep HAA 21/2791 ongegrond;

- verklaart het beroep HAA 21/2792 gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- draagt verweerder op aan eiseres een teruggaaf van € 209 te verlenen;

- draagt verweerder op over de bij deze uitspraak verleende teruggave belastingrente te vergoeden op de voet van artikel 30ha van de AWR;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar met betrekking tot dit zaaknummer;

- verklaart het beroep HAA 21/2793 gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- draagt verweerder op aan eiseres een teruggaaf van € 226 te verlenen;

- draagt verweerder op over de bij deze uitspraak verleende teruggave belastingrente te vergoeden op de voet van artikel 30ha van de AWR;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar met betrekking tot dit zaaknummer;

- verklaart het beroep HAA 21/2794 gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- draagt verweerder op aan eiseres een teruggaaf van € 545 te verlenen;

- draagt verweerder op over de bij deze uitspraak verleende teruggave belastingrente te vergoeden op de voet van artikel 30ha van de AWR;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar met betrekking tot dit zaaknummer;

- verklaart het beroep HAA 21/2795 gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- draagt verweerder op aan eiseres een teruggaaf van € 239 te verlenen;

- draagt verweerder op over de bij deze uitspraak verleende teruggave belastingrente te vergoeden op de voet van artikel 30ha van de AWR;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar met betrekking tot dit zaaknummer;

- verklaart het beroep HAA 21/2796 gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- draagt verweerder op aan eiseres een teruggaaf van € 245 te verlenen;

- draagt verweerder op over de bij deze uitspraak verleende teruggave belastingrente te vergoeden op de voet van artikel 30ha van de AWR;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar met betrekking tot dit zaaknummer;

- verklaart het beroep HAA 21/2797 ongegrond;

- verklaart het beroep HAA 21/2798 gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- draagt verweerder op aan eiseres een teruggaaf van € 474 te verlenen;

- draagt verweerder op over de bij deze uitspraak verleende teruggave belastingrente te vergoeden op de voet van artikel 30ha van de AWR;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar met betrekking tot dit zaaknummer;

- verklaart het beroep HAA 21/2799 ongegrond;

- verklaart het beroep HAA 21/2800 gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- draagt verweerder op aan eiseres een teruggaaf van € 339 te verlenen;

- draagt verweerder op over de bij deze uitspraak verleende teruggave belastingrente te vergoeden op de voet van artikel 30ha van de AWR;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar met betrekking tot dit zaaknummer;

- verklaart het beroep HAA 21/2801 gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- draagt verweerder op aan eiseres een teruggaaf van € 118 te verlenen;

- draagt verweerder op over de bij deze uitspraak verleende teruggave belastingrente te vergoeden op de voet van artikel 30ha van de AWR;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar met betrekking tot dit zaaknummer;

- verklaart het beroep HAA 21/2802 gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- draagt verweerder op aan eiseres een teruggaaf van € 11 te verlenen;

- draagt verweerder op over de bij deze uitspraak verleende teruggave belastingrente te vergoeden op de voet van artikel 30ha van de AWR;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar met betrekking tot dit zaaknummer;

- verklaart het beroep HAA 21/2803 gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- draagt verweerder op aan eiseres een teruggaaf van € 676 te verlenen;

- draagt verweerder op over de bij deze uitspraak verleende teruggave belastingrente te vergoeden op de voet van artikel 30ha van de AWR;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar met betrekking tot dit zaaknummer;

- verklaart het beroep HAA 21/2804 gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- draagt verweerder op aan eiseres een teruggaaf van € 250 te verlenen;

- draagt verweerder op over de bij deze uitspraak verleende teruggave belastingrente te vergoeden op de voet van artikel 30ha van de AWR;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar met betrekking tot dit zaaknummer;

- verklaart het beroep HAA 21/2805 gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- draagt verweerder op aan eiseres een teruggaaf van € 471 te verlenen;

- draagt verweerder op over de bij deze uitspraak verleende teruggave belastingrente te vergoeden op de voet van artikel 30ha van de AWR;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar met betrekking tot dit zaaknummer;

- verklaart het beroep HAA 21/2806 ongegrond;

- verklaart het beroep HAA 21/2807 ongegrond;

- verklaart het beroep HAA 21/2808 gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- draagt verweerder op aan eiseres een teruggaaf van € 468 te verlenen;

- draagt verweerder op over de bij deze uitspraak verleende teruggave belastingrente te vergoeden op de voet van artikel 30ha van de AWR;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar met betrekking tot dit zaaknummer;

- verklaart het beroep HAA 21/2809 ongegrond;

- verklaart het beroep HAA 21/2810 ongegrond;

- verklaart het beroep HAA 21/2811 gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- draagt verweerder op aan eiseres een teruggaaf van € 243 te verlenen;

- draagt verweerder op over de bij deze uitspraak verleende teruggave belastingrente te vergoeden op de voet van artikel 30ha van de AWR;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar met betrekking tot dit zaaknummer;

- verklaart het beroep HAA 21/2812 ongegrond;

- verklaart het beroep HAA 21/2813 ongegrond;

- verklaart het beroep HAA 21/2814 gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- draagt verweerder op aan eiseres een teruggaaf van € 485 te verlenen;

- draagt verweerder op over de bij deze uitspraak verleende teruggave belastingrente te vergoeden op de voet van artikel 30ha van de AWR;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar met betrekking tot dit zaaknummer;

- verklaart het beroep HAA 21/2815 gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- draagt verweerder op aan eiseres een teruggaaf van € 189 te verlenen;

- draagt verweerder op over de bij deze uitspraak verleende teruggave belastingrente te vergoeden op de voet van artikel 30ha van de AWR;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar met betrekking tot dit zaaknummer;

- verklaart het beroep HAA 21/2816 gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- draagt verweerder op aan eiseres een teruggaaf van € 211 te verlenen;

- draagt verweerder op over de bij deze uitspraak verleende teruggave belastingrente te vergoeden op de voet van artikel 30ha van de AWR;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar met betrekking tot dit zaaknummer;

- verklaart het beroep HAA 21/2817 gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- draagt verweerder op aan eiseres een teruggaaf van € 258 te verlenen;

- draagt verweerder op over de bij deze uitspraak verleende teruggave belastingrente te vergoeden op de voet van artikel 30ha van de AWR;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar met betrekking tot dit zaaknummer;

- verklaart het beroep HAA 21/2818 gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- draagt verweerder op aan eiseres een teruggaaf van € 256 te verlenen;

- draagt verweerder op over de bij deze uitspraak verleende teruggave belastingrente te vergoeden op de voet van artikel 30ha van de AWR;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar met betrekking tot dit zaaknummer;

- verklaart het beroep HAA 21/2819 gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- draagt verweerder op aan eiseres een teruggaaf van € 1.046 te verlenen;

- draagt verweerder op over de bij deze uitspraak verleende teruggave belastingrente te vergoeden op de voet van artikel 30ha van de AWR;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar met betrekking tot dit zaaknummer;

- verklaart het beroep HAA 21/2820 gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- draagt verweerder op aan eiseres een teruggaaf van € 258 te verlenen;

- draagt verweerder op over de bij deze uitspraak verleende teruggave belastingrente te vergoeden op de voet van artikel 30ha van de AWR;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar met betrekking tot dit zaaknummer;

- verklaart het beroep HAA 21/2821 gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- draagt verweerder op aan eiseres een teruggaaf van € 1.038 te verlenen;

- draagt verweerder op over de bij deze uitspraak verleende teruggave belastingrente te vergoeden op de voet van artikel 30ha van de AWR;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar met betrekking tot dit zaaknummer;

- verklaart het beroep HAA 21/2822 ongegrond;

- verklaart het beroep HAA 21/2823 gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- draagt verweerder op aan eiseres een teruggaaf van € 765 te verlenen;

- draagt verweerder op over de bij deze uitspraak verleende teruggave belastingrente te vergoeden op de voet van artikel 30ha van de AWR;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar met betrekking tot dit zaaknummer;

- verklaart het beroep HAA 21/2824 ongegrond;

- verklaart het beroep HAA 21/2825 ongegrond;

- verklaart het beroep HAA 21/2826 ongegrond;

- verklaart het beroep HAA 21/2827 gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- draagt verweerder op aan eiseres een teruggaaf van € 538 te verlenen;

- draagt verweerder op over de bij deze uitspraak verleende teruggave belastingrente te vergoeden op de voet van artikel 30ha van de AWR;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar met betrekking tot dit zaaknummer;

- verklaart het beroep HAA 21/2828 ongegrond;

- verklaart het beroep HAA 21/2829 ongegrond;

- verklaart het beroep HAA 21/2830 ongegrond;

- verklaart het beroep HAA 21/2831 ongegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- draagt verweerder op aan eiseres een teruggaaf van € 314 te verlenen;

- draagt verweerder op over de bij deze uitspraak verleende teruggave belastingrente te vergoeden op de voet van artikel 30ha van de AWR;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar met betrekking tot dit zaaknummer;

- verklaart het beroep HAA 21/2832 gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- draagt verweerder op aan eiseres een teruggaaf van € 122 te verlenen;

- draagt verweerder op over de bij deze uitspraak verleende teruggave belastingrente te vergoeden op de voet van artikel 30ha van de AWR;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar met betrekking tot dit zaaknummer;

- verklaart het beroep HAA 21/2833 ongegrond;

- verklaart het beroep HAA 21/2834 ongegrond;

- verklaart het beroep HAA 21/2835 gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- draagt verweerder op aan eiseres een teruggaaf van € 307 te verlenen;

- draagt verweerder op over de bij deze uitspraak verleende teruggave belastingrente te vergoeden op de voet van artikel 30ha van de AWR;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar met betrekking tot dit zaaknummer;

- verklaart het beroep HAA 21/2836 gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- draagt verweerder op aan eiseres een teruggaaf van € 376 te verlenen;

- draagt verweerder op over de bij deze uitspraak verleende teruggave belastingrente te vergoeden op de voet van artikel 30ha van de AWR;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar met betrekking tot dit zaaknummer;

- verklaart het beroep HAA 21/2837 gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- draagt verweerder op aan eiseres een teruggaaf van € 281 te verlenen;

- draagt verweerder op over de bij deze uitspraak verleende teruggave belastingrente te vergoeden op de voet van artikel 30ha van de AWR;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar met betrekking tot dit zaaknummer;`

- verklaart het beroep HAA 21/2838 ongegrond;

- verklaart het beroep HAA 21/2839 ongegrond;

- verklaart het beroep HAA 21/2840 gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- draagt verweerder op aan eiseres een teruggaaf van € 742 te verlenen;

- draagt verweerder op over de bij deze uitspraak verleende teruggave belastingrente te vergoeden op de voet van artikel 30ha van de AWR;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar met betrekking tot dit zaaknummer;

- verklaart het beroep HAA 21/2841 gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- draagt verweerder op aan eiseres een teruggaaf van € 11 te verlenen;

- draagt verweerder op over de bij deze uitspraak verleende teruggave belastingrente te vergoeden op de voet van artikel 30ha van de AWR;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar met betrekking tot dit zaaknummer;

- verklaart het beroep HAA 21/2842 ongegrond;

- verklaart het beroep HAA 21/2843 gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- draagt verweerder op aan eiseres een teruggaaf van € 374 te verlenen;

- draagt verweerder op over de bij deze uitspraak verleende teruggave belastingrente te vergoeden op de voet van artikel 30ha van de AWR;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar met betrekking tot dit zaaknummer;

- verklaart het beroep HAA 21/2844 gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- draagt verweerder op aan eiseres een teruggaaf van € 222 te verlenen;

- draagt verweerder op over de bij deze uitspraak verleende teruggave belastingrente te vergoeden op de voet van artikel 30ha van de AWR;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar met betrekking tot dit zaaknummer;

- verklaart het beroep HAA 21/2845 gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- draagt verweerder op aan eiseres een teruggaaf van € 335 te verlenen;

- draagt verweerder op over de bij deze uitspraak verleende teruggave belastingrente te vergoeden op de voet van artikel 30ha van de AWR;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar met betrekking tot dit zaaknummer;

- verklaart het beroep HAA 21/2846 gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- draagt verweerder op aan eiseres een teruggaaf van € 275 te verlenen;

- draagt verweerder op over de bij deze uitspraak verleende teruggave belastingrente te vergoeden op de voet van artikel 30ha van de AWR;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar met betrekking tot dit zaaknummer;

- verklaart het beroep HAA 21/2847 gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- draagt verweerder op aan eiseres een teruggaaf van € 916 te verlenen;

- draagt verweerder op over de bij deze uitspraak verleende teruggave belastingrente te vergoeden op de voet van artikel 30ha van de AWR;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar met betrekking tot dit zaaknummer;

- verklaart het beroep HAA 21/2848 gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- draagt verweerder op aan eiseres een teruggaaf van € 526 te verlenen;

- draagt verweerder op over de bij deze uitspraak verleende teruggave belastingrente te vergoeden op de voet van artikel 30ha van de AWR;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar met betrekking tot dit zaaknummer;

- verklaart het beroep HAA 21/2849 gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- draagt verweerder op aan eiseres een teruggaaf van € 272 te verlenen;

- draagt verweerder op over de bij deze uitspraak verleende teruggave belastingrente te vergoeden op de voet van artikel 30ha van de AWR;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar met betrekking tot dit zaaknummer;

- verklaart het beroep HAA 21/2850 ongegrond;

- verklaart het beroep HAA 21/2851 gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- draagt verweerder op aan eiseres een teruggaaf van € 182 te verlenen;

- draagt verweerder op over de bij deze uitspraak verleende teruggave belastingrente te vergoeden op de voet van artikel 30ha van de AWR;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar met betrekking tot dit zaaknummer;

- verklaart het beroep HAA 21/2852 gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- draagt verweerder op aan eiseres een teruggaaf van € 176 te verlenen;

- draagt verweerder op over de bij deze uitspraak verleende teruggave belastingrente te vergoeden op de voet van artikel 30ha van de AWR;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar met betrekking tot dit zaaknummer;

- verklaart het beroep HAA 21/2853 ongegrond;

- verklaart het beroep HAA 21/2854 ongegrond;

- verklaart het beroep HAA 21/2855 gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- draagt verweerder op aan eiseres een teruggaaf van € 443 te verlenen;

- draagt verweerder op over de bij deze uitspraak verleende teruggave belastingrente te vergoeden op de voet van artikel 30ha van de AWR;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar met betrekking tot dit zaaknummer;

- verklaart het beroep HAA 21/2856 gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- draagt verweerder op aan eiseres een teruggaaf van € 478 te verlenen;

- draagt verweerder op over de bij deze uitspraak verleende teruggave belastingrente te vergoeden op de voet van artikel 30ha van de AWR;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar met betrekking tot dit zaaknummer;

- verklaart het beroep HAA 21/2857 gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- draagt verweerder op aan eiseres een teruggaaf van € 353 te verlenen;

- draagt verweerder op over de bij deze uitspraak verleende teruggave belastingrente te vergoeden op de voet van artikel 30ha van de AWR;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar met betrekking tot dit zaaknummer;

- verklaart het beroep HAA 21/2858 gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- draagt verweerder op aan eiseres een teruggaaf van € 60 te verlenen;

- draagt verweerder op over de bij deze uitspraak verleende teruggave belastingrente te vergoeden op de voet van artikel 30ha van de AWR;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar met betrekking tot dit zaaknummer;

- verklaart het beroep HAA 21/2859 gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- draagt verweerder op aan eiseres een teruggaaf van € 235 te verlenen;

- draagt verweerder op over de bij deze uitspraak verleende teruggave belastingrente te vergoeden op de voet van artikel 30ha van de AWR;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar met betrekking tot dit zaaknummer;

- verklaart het beroep HAA 21/2860 gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- draagt verweerder op aan eiseres een teruggaaf van € 184 te verlenen;

- draagt verweerder op over de bij deze uitspraak verleende teruggave belastingrente te vergoeden op de voet van artikel 30ha van de AWR;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar met betrekking tot dit zaaknummer;

- verklaart het beroep HAA 21/2861 gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- draagt verweerder op aan eiseres een teruggaaf van € 509 te verlenen;

- draagt verweerder op over de bij deze uitspraak verleende teruggave belastingrente te vergoeden op de voet van artikel 30ha van de AWR;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar met betrekking tot dit zaaknummer;

- verklaart het beroep HAA 21/2862 gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- draagt verweerder op aan eiseres een teruggaaf van € 230 te verlenen;

- draagt verweerder op over de bij deze uitspraak verleende teruggave belastingrente te vergoeden op de voet van artikel 30ha van de AWR;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar met betrekking tot dit zaaknummer;

- verklaart het beroep HAA 21/2863 gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- draagt verweerder op aan eiseres een teruggaaf van € 298 te verlenen;

- draagt verweerder op over de bij deze uitspraak verleende teruggave belastingrente te vergoeden op de voet van artikel 30ha van de AWR;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar met betrekking tot dit zaaknummer;

- verklaart het beroep HAA 21/2864 gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- draagt verweerder op aan eiseres een teruggaaf van € 439 te verlenen;

- draagt verweerder op over de bij deze uitspraak verleende teruggave belastingrente te vergoeden op de voet van artikel 30ha van de AWR;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar met betrekking tot dit zaaknummer;

- verklaart het beroep HAA 21/2865 gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- draagt verweerder op aan eiseres een teruggaaf van € 356 te verlenen;

- draagt verweerder op over de bij deze uitspraak verleende teruggave belastingrente te vergoeden op de voet van artikel 30ha van de AWR;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar met betrekking tot dit zaaknummer;

- verklaart het beroep HAA 21/2866 gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- draagt verweerder op aan eiseres een teruggaaf van € 378 te verlenen;

- draagt verweerder op over de bij deze uitspraak verleende teruggave belastingrente te vergoeden op de voet van artikel 30ha van de AWR;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar met betrekking tot dit zaaknummer;

- verklaart het beroep HAA 21/2867 ongegrond;

- verklaart het beroep HAA 21/2868 gegrond;

- verklaart het beroep HAA 21/2869 gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- draagt verweerder op aan eiseres een teruggaaf van € 437 te verlenen;

- draagt verweerder op over de bij deze uitspraak verleende teruggave belastingrente te vergoeden op de voet van artikel 30ha van de AWR;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar met betrekking tot dit zaaknummer;

- verklaart het beroep HAA 21/2870 gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- draagt verweerder op aan eiseres een teruggaaf van € 618 te verlenen;

- draagt verweerder op over de bij deze uitspraak verleende teruggave belastingrente te vergoeden op de voet van artikel 30ha van de AWR;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar met betrekking tot dit zaaknummer;

- verklaart het beroep HAA 21/2871 gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- draagt verweerder op aan eiseres een teruggaaf van € 239 te verlenen;

- draagt verweerder op over de bij deze uitspraak verleende teruggave belastingrente te vergoeden op de voet van artikel 30ha van de AWR;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar met betrekking tot dit zaaknummer;

- verklaart het beroep HAA 21/2872 gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- draagt verweerder op aan eiseres een teruggaaf van € 398 te verlenen;

- draagt verweerder op over de bij deze uitspraak verleende teruggave belastingrente te vergoeden op de voet van artikel 30ha van de AWR;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar met betrekking tot dit zaaknummer;

- verklaart het beroep HAA 21/2873 ongegrond;

- verklaart het beroep HAA 21/2874 ongegrond;

- verklaart het beroep HAA 21/2875 ongegrond;

- verklaart het beroep HAA 21/2876 gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- draagt verweerder op aan eiseres een teruggaaf van € 733 te verlenen;

- draagt verweerder op over de bij deze uitspraak verleende teruggave belastingrente te vergoeden op de voet van artikel 30ha van de AWR;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar met betrekking tot dit zaaknummer;

- verklaart het beroep HAA 21/2877 gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- draagt verweerder op aan eiseres een teruggaaf van € 192 te verlenen;

- draagt verweerder op over de bij deze uitspraak verleende teruggave belastingrente te vergoeden op de voet van artikel 30ha van de AWR;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar met betrekking tot dit zaaknummer;

- verklaart het beroep HAA 21/2878 gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- draagt verweerder op aan eiseres een teruggaaf van € 242 te verlenen;

- draagt verweerder op over de bij deze uitspraak verleende teruggave belastingrente te vergoeden op de voet van artikel 30ha van de AWR;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar met betrekking tot dit zaaknummer;

- verklaart het beroep HAA 21/2879 ongegrond;

- verklaart het beroep HAA 21/2880 ongegrond;

- verklaart het beroep HAA 21/2881 gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- draagt verweerder op aan eiseres een teruggaaf van € 169 te verlenen;

- draagt verweerder op over de bij deze uitspraak verleende teruggave belastingrente te vergoeden op de voet van artikel 30ha van de AWR;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar met betrekking tot dit zaaknummer;

- verklaart het beroep HAA 21/2882 ongegrond;

- verklaart het beroep HAA 21/2883 gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- draagt verweerder op aan eiseres een teruggaaf van € 368 te verlenen;

- draagt verweerder op over de bij deze uitspraak verleende teruggave belastingrente te vergoeden op de voet van artikel 30ha van de AWR;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar met betrekking tot dit zaaknummer;

- verklaart het beroep HAA 21/2884 gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- draagt verweerder op aan eiseres een teruggaaf van € 1.172 te verlenen;

- draagt verweerder op over de bij deze uitspraak verleende teruggave belastingrente te vergoeden op de voet van artikel 30ha van de AWR;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar met betrekking tot dit zaaknummer;

- verklaart het beroep HAA 21/2885 gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- draagt verweerder op aan eiseres een teruggaaf van € 269 te verlenen;

- draagt verweerder op over de bij deze uitspraak verleende teruggave belastingrente te vergoeden op de voet van artikel 30ha van de AWR;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar met betrekking tot dit zaaknummer;

- verklaart het beroep HAA 21/2886 gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- draagt verweerder op aan eiseres een teruggaaf van € 295 te verlenen;

- draagt verweerder op over de bij deze uitspraak verleende teruggave belastingrente te vergoeden op de voet van artikel 30ha van de AWR;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar met betrekking tot dit zaaknummer;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 3.597, en

- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 360 aan eiseres te vergoeden, te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf vier weken na de datum waarop deze uitspraak is gedaan tot aan de dag van voldoening.

Deze uitspraak is gedaan door mr. B. van Walderveen, rechter, in aanwezigheid van mr. M. van Doesburg, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 augustus 2022.

griffier rechter

mr. M. van Doesburg mr. B. van Walderveen

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel