NTFR 2025/37 - Bezwaar niet-ontvankelijk omdat utb’s de indiener niet rechtstreeks raken
NTFR 2025/37 - Bezwaar niet-ontvankelijk omdat utb’s de indiener niet rechtstreeks raken
Gegevens
- Publicatie
- NTFR 2025/37
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 11 oktober 2024
- Datum publicatie
- 8 januari 2025
- Annotator
- mr. B.A. Kalshovenis partner Indirect Tax/Trade & Customs bij Meijburg & Co en als docent verbonden aan de SOB
- Belastingjaar
- 2018
- Zaaknummer
- 23/03018
Inhoudsindicatie
Samenvatting
Belanghebbende is een logistiek dienstverlener en heeft in naam en voor rekening van bedrijf X aangiften gedaan voor het in het vrije verkeer brengen van goederen. De inspecteur heeft de uitnodigingen tot betaling (utb’s) ten name van bedrijf X vastgesteld. Belanghebbende heeft daartegen in eigen naam bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Hof Amsterdam (20 juni 2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:1501, ) heeft geoordeeld dat de utb’s terecht op naam van bedrijf X zijn gesteld, dat X door de hieruit voortvloeiende betalingsverplichting rechtstreeks en individueel wordt geraakt, zodat voor X bezwaar openstaat tegen de utb’s. Belanghebbende komt daarom niet het recht toe van bezwaar en beroep, aldus het hof. Belanghebbende heeft tegen de hofuitspraak cassatieberoep ingesteld. De Hoge Raad verklaart dit beroep ongegrond onder verwijzing naar het arrest HR 24 november 2023, ECLI:NL:HR:2023:1626, .
Uitspraak
2. Beoordeling van het middel
Het middel faalt op de gronden zoals vermeld in de rechtsoverwegingen 4.3 tot en met 4.6 van het arrest van de Hoge Raad van 24 november 2023, ECLI:NL:HR:2023:1626. Dat arrest ziet op de uitleg van de artikelen 231 en 243 van het Communautair douanewetboek (hierna: het CDW). Het is buiten redelijke twijfel dat de inhoud en strekking van de artikelen 44 en 109, lid 2, van het Douanewetboek van de Unie niet anders is dan de hiervoor vermelde artikelen van het CDW.
(Volgt ongegrondverklaring.)
Noot
Dit betreft geen arrest waar we in mijn optiek lang bij hoeven stil te staan. Eind 2023 oordeelde de Hoge Raad al eens dat het voldoen van een utb nog niet maakt dat degene die die utb daadwerkelijk voldoet ook het recht van bezwaar- en beroep toekomt (HR 24 november 2023, ECLI:NL:HR:2023:1626, ). Het recht om bezwaar en/of beroep in te stellen geldt enkel voor diegenen die rechtstreeks en individueel worden geraakt door de betreffende beschikking. Er moet dus sprake zijn van ‘rechtstreekse’, niet-afgeleide rechtsgevolgen die een civielrechtelijke grondslag hebben. Dat het DWU hierin niet afwijkt van het CDW, wekt bij mij verder ook geen verbazing.