NTFR 2005/1026 - Renteaftrek in de vennootschapsbelasting: a never ending story
Aflevering 32, gepubliceerd op 11-08-2005 geschreven door prof. dr. mr. E.J.W. HeithuisOp 29 april jl. heeft de staatssecretaris van Financiën zijn ei gelegd en zijn visie op de toekomst van de vennootschapsbelasting gegeven in de nota ‘Werken aan winst‘. Over dit ei is inmiddels al het nodige gezegd en geschreven en ik zal dit op deze plaats niet over doen. Eén element wil ik er echter uitlichten en dat betreft het zo belangrijke onderscheid tussen de verschaffing van eigen vermogen en vreemd vermogen in de vennootschapsbelasting. Veel bepalingen in de vennootschapsbelasting zijn terug te voeren op dit onderscheid. De nota is verrassend stil over deze problematiek en dat valt te betreuren. Nadenken over een afzonderlijke groepsrentebox, waarover de nota wel het nodige opmerkt, kan mijns inziens pas als de problematiek van het eigen en vreemd vermogen is opgelost. Kennelijk, zo begrijp ik de nota, blijft op dit vlak alles bij het oude. Dit is teleurstellend, omdat een algehele herziening van de vennootschapsbelasting een uitgelezen moment is om deze problematiek bij de kop te pakken en daar nu eindelijk eens een stap voorwaarts te zetten. In het verlengde hiervan ligt een wirwar aan renteaftrekbeperkingen waarover de nota niet veel meer zegt dan dat dit nog in onderzoek is. Wat hieraan nog moet worden onderzocht, is mij niet duidelijk, want de problematiek is inmiddels genoegzaam bekend en de mogelijke oplossingen ook. Ik heb zelf in het najaar van 2004 in mijn: Fundamentele herziening vennootschapsbelasting overbodig en onnodig tijdrovend, WFR 2004/1864, verdedigd om alle renteaftrekbeperkingen af te schaffen onder handhaving van alleen de thin–capitalisationregeling van art. 10d Wet VPB 1969, eventueel onder aanscherping van de debt/equity–ratio van thans 3:1. Er moeten nu gewoon keuzes worden gemaakt.