Aflevering 33

Gepubliceerd op 18 augustus 2005

NTFR 2005/1045 - Bedrijfsopvolgingsfaciliteit: het ene bedrijfspand is het andere niet

Aflevering 33, gepubliceerd op 18-08-2005 geschreven door mr. M.J. Hoogeveen
In deze opinie wil ik aandacht besteden aan de verkrijging van bedrijfspanden binnen de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten van de SW 1956. Aangezien de faciliteiten zijn bedoeld om de verkrijging van ondernemingsvermogen te faciliëren, zou de verkrijging van het pand waarin de onderneming wordt gedreven altijd voor de faciliteiten in aanmerking moeten komen. Dit blijkt echter op grond van de huidige wettelijke regeling niet altijd het geval te zijn, hetgeen naar mijn mening onwenselijk is. Hierna zal ik aan de hand van diverse praktijksituaties aangeven of de verkrijging van het bedrijfspand al dan niet wordt gefacilieerd. Alvorens ik daaraan toekom, besteed ik eerst aandacht aan de theorie, voorzover dat nodig is voor het onderwerp van deze opinie. Ik sluit deze opinie af met een voorstel tot aanpassing van de wettelijke regeling.

NTFR 2005/1055 - Verzamelbesluit giften

Aflevering 33, gepubliceerd op 18-08-2005
In een verzamelbesluit brengt de staatssecretaris van Financiën alle eerder verschenen besluiten over giftenaftrek uit. De besluiten zijn verkort, redactioneel aangepast en soms inhoudelijk iets aangepast. Eén besluit is nieuw.

NTFR 2005/1069 - Guldensteekproef niet toegestaan als grondslag voor naheffing BPM

Aflevering 33, gepubliceerd op 18-08-2005
Belanghebbende is importeur van auto`s en motoren van het merk BMW. Zij doet op grond van art. 7 en 8, Wet BPM elke maand aangifte ter zake van de door haar verschuldigde BPM. Bij het op deze wijze voldoen van de belasting op aangifte hanteert belanghebbende als nettocatalogusprijs de prijs die is gekoppeld aan de feitelijk aan de dealer in rekening gebrachte prijs. Zij houdt geen rekening met prijswijzigingen en de door dealers en/of anderen aangebrachte accessoires voor het moment van registratie, terwijl hierover in beginsel wel BPM is verschuldigd. Belanghebbende is zich hiervan bewust, nu zij haar dealers per brief heeft gewezen op deze problematiek en heeft aangegeven eventuele naheffingen naar aanleiding hiervan op de dealers te verhalen. Belanghebbende is echter niet op de hoogte of en voor welk bedrag accessoires worden ingebouwd. Door de inspecteur is in 1996 een boekenonderzoek ingesteld bij belanghebbende ter zake van de naleving van de bepalingen inzake de BPM over het tijdvak 1993 tot en met 1996. Naar aanleiding daarvan heeft de inspecteur bij twee dealers een onderzoek ingesteld naar het aanbrengen van accessoires voor het moment van registratie. Het onderzoek is later uitgebreid door middel van een guldensteekproef bij alle BMW-dealers, met uitzondering van de twee al eerder onderzochte. Dit heeft geleid tot het naheffen van BPM bij belanghebbende voor f 730.709 (1993), f 1.115.926 (1994), f 1.318.213 (1995) en f 1.549.539 (1996). Daarnaast zijn ook nog correcties opgelegd ter zake van het niet doorvoeren van prijswijzigingen in de modelprijzen en de eerdere waarneming bij de twee dealers, hetgeen in totaal heeft geleid tot de in geding zijnde naheffingsaanslagen. Aan belanghebbende zijn tevens verhogingen opgelegd.

NTFR 2005/1074 - Btw-wijziging niet in strijd met vertrouwens- en rechtszekerheidsbeginsel

ECLI:NL:HR:2005:AU0864, datum uitspraak 12-08-2005, publicatiedatum 12-08-2005
Aflevering 33, gepubliceerd op 18-08-2005 met annotatie van mr. drs. W.A.P Nieuwenhuizen
Deze zaak (en de op dezelfde dag uitgesproken zaak met nr. 36.923) wordt door de Hoge Raad afgedaan in navolging van het arrest van het Hof van Justitie EG inzake Gemeente Leusden en Holin Groep bv c.s., gepubliceerd in NTFR 2004/670 met commentaar van Nieuwenhuizen. Belanghebbende verhuurt met ingang van 1 maart 1996 van een kantoorpand een deel aan de Gemeenschappelijke Regeling Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst R (hierna: de GGD) en een deel aan de gemeente Q. De door belanghebbende op aangifte gedane verzoeken om teruggaaf van de op de in 1995 begonnen bouw van het kantoorpand betrekking hebbende bedragen aan omzetbelasting zijn telkenmale door de inspecteur ingewilligd. Zowel de GGD als de gemeente Q gebruikt het kantoorpand hoofdzakelijk voor prestaties waarvoor ingevolge de Wet OB 1968 geen recht op aftrek van voorbelasting bestaat. Op 30 mei 1996 is zowel ter zake van de verhuur aan de GGD als ter zake van de verhuur aan de gemeente Q een verzoek ingediend om ontheffing van de vrijstelling van art. 11, lid 1, aanhef en letter b, Wet OB 1968. De inspecteur heeft beide optieverzoeken afgewezen. De Hoge Raad oordeelt als volgt. Nu de verhuur is ingegaan op 30 mei 1996, derhalve na de inwerkingtreding van de wet van 18 december 1995, Stb. 659 (Wet bestrijding constructies onroerende zaken) heeft, gezien het arrest van het HvJ EG Gemeente Leusden en Holin Groep bv c.s., het hof – wat er zij van ‘s hofs oordeel dat niet op enig moment vóór 31 maart 1995, 18.00 uur of zelfs vóór 29 december 1995 het voornemen bestond om het kantoorpand met toepassing van art. 11, lid 1, aanhef en letter b, onder 5°, Wet OB 1968 te verhuren – terecht het beroep van belanghebbende op het vertrouwens- en rechtszekerheidsbeginsel afgewezen.