Aflevering 24

Gepubliceerd op 23 juni 2001

NTFR 2001/885 - Antwoorden op vragen Beheersverslag Belastingdienst 2000

Aflevering 24, gepubliceerd op 23-06-2001
De staatssecretaris heeft schriftelijke 57 vragen beantwoord van de Vaste Commissie voor Financiën over het Beheersverslag Belastingdienst 2000. Het Beheersverslag namen wij op in NTFR 2001/646. Tevens zijn enkele vragen beantwoord die zijn gesteld in het Algemeen Overleg over de departementale financiële verantwoording 2000. Aan de antwoorden ontlenen wij het volgende.

NTFR 2001/888 - Brief inzake structuurversterking filmindustrie

Aflevering 24, gepubliceerd op 23-06-2001
Door middel van een brief van de minister van EZ en de staatssecretarissen van Financiën en OCW is de Tweede Kamer ingelicht over de evaluatie van de bestaande filmstimuleringsmaatregelen. Ook wordt aangegeven in hoeverre dit beleid aanpassing behoeft. Voorzover het de fiscale stimuleringsmaatregelen betreft wordt in de brief het volgende opgemerkt. Als gevolg van de onverwachte populariteit is de belastingderving aanmerkelijk hoger geweest dan was voorzien. Het uitblijven van duurzame structuurversterking van de filmindustrie wordt onder meer veroorzaakt door de voortdurende beleidsonzekerheid rondom de stimuleringsmaatregelen. Het kabinet heeft het voornemen de stimuleringsmaatregelen aan te passen. Als gevolg van de inwerkingtreding van de Wet IB '64 per 1 januari 2001 is al een belangrijke wijziging opgetreden in de definitie van het ondernemersbegrip. Hierdoor zijn de stakingsvrijstelling en de investeringsaftrek, als gevolg van de zogenoemde samentelbepaling, niet langer toegankelijk voor beleggers in film-CV's. Wel is voorzien in overgangsrecht door middel van de Invoeringswet Wet IB 2001. Deze regeling is nog niet in werking getreden omdat daarvoor de goedkeuring is vereist van de Europese Commissie. De overgangsmaatregel is daar eind 2000 aangemeld. Van de zijde van de diensten van de Commissie is vervolgens de vraag gesteld of het (cumulatieve) effect van de steunmaatregelen voor filmproducenten onder de 50% blijft. Het antwoord op deze vraag is niet eenvoudig, omdat het in het onderhavige geval gaat om maatregelen waarvan het effect voor een belangrijk deel ten gunste komt van beleggers in filmproducten, terwijl het effect voor de filmproducenten daarvan een afgeleide is. Intussen is een schriftelijk antwoord aan de Commissie gezonden dat op 8 juni 2001 mondeling is toegelicht. De bewindslieden zijn zich ervan bewust dat er onzekerheid in de sector bestaat als gevolg van het feit dat de maatregel nog niet door de Europese Commissie is goedgekeurd. Bezien wordt of daarvoor oplossingen zijn te vinden.

NTFR 2001/892 - Verlofsparen; wijziging enkele uitvoeringsregelingen

Aflevering 24, gepubliceerd op 23-06-2001
In de Wet op de loonbelasting 1964 zijn met ingang van 1 januari 2001 bepalingen inzake verlofsparen opgenomen. Daarbij is geregeld dat bij ministeriële regeling nadere regels kunnen worden gesteld. Deze regels zijn nu vastgesteld. De staatssecretaris van Financiën heeft de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001 aangevuld met een uitgebreide regeling voor verlofsparen. De desbetreffende ministeriële regeling bevat overigens ook enkele redactionele wijzigingen van de Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 en de Uitvoeringsregeling afdrachtvermindering.

NTFR 2001/898 - Vraag- en antwoordbesluit privé-gebruik auto

Aflevering 24, gepubliceerd op 23-06-2001
In dit besluit wordt door middel van een aantal vragen en antwoorden de privé-gebruikautoregeling verduidelijkt. Het besluit vormt een uitbreiding van het Besluit van 15 december 2000, RTB2000/3235M (NTFR 2000/1867). Dit laatste besluit is hierbij dan ook ingetrokken.

NTFR 2001/904 - Wijzigingen wetsvoorstel fiscale eenheid Vpb

Aflevering 24, gepubliceerd op 23-06-2001
Op 1 juni 2001 heeft de staatssecretaris de Nota aanleiding van verslag en de Nota van wijziging bij het wetsvoorstel 'herziening regime fiscale eenheid' aan de Tweede Kamer aangeboden. In de Nota naar aanleiding van het verslag wordt ingegaan op de kritiek die vanuit de literatuur en de praktijk op het oorspronkelijke wetsvoorstel is geuit. Deze kritiek betrof in hoofdzaak het voorstel om de 'opgaan in'-benadering te verruilen voor een 'volledige consolidatie'-benadering. De staatssecretaris heeft aan deze kritiek gehoor gegeven en heeft het wetsvoorstel via de Nota van wijziging zodanig aangepast dat de 'opgaan in'-benadering nagenoeg geheel terugkeert, doch waarbij de subjectieve belastingplicht van de gevoegde maatschappijen zeker wordt gesteld. In verband met deze koerswijziging zijn ook de vele bepalingen die samenhingen met de 'volledige consolidatie'-benadering gewijzigd of zelfs vervallen. Naast de kritiek op het wezen van de fiscale eenheid vennootschapsbelasting, was ook veel kritiek op het voorgestelde art. 15ai (de nieuwe 16e standaardvoorwaarde). Bij Nota van wijziging is onder andere de maximale besmettingstermijn gewijzigd van 10 kalenderjaren in 6 kalenderjaren en is de mogelijkheid opgenomen om onder voorwaarden de sanctie te beperken tot herwaardering van het verschoven vermogensbestanddeel tot het bedrag van de waarde in het economische verkeer op het moment van de besmette transactie minus de genormaliseerde afschrijvingen. Voorts is in het wetsvoorstel de rechtspraak (o.a. ter zake van de eindafrekeningswinst en de 17e standaardvoorwaarde) en wetgeving (o.a. art. 20a Wet Vpb 1969) verwerkt die is opgekomen in de periode tussen het indienen van het oorspronkelijke wetsvoorstel in november 1999 en 1 juni 2001. In het overgangsrecht is ten slotte opgenomen dat bij ontvoeging van een naar het buitenland verplaatste dochtermaatschappij eindafrekening moet plaatsvinden, voorzover deze nog niet is gerealiseerd via de voorkoming van dubbele belasting. Deze maatregel werkt reeds vanaf 1 juni 2001.

NTFR 2001/915 - Verhuurder terecht in afvalstoffenheffing betrokken

Aflevering 24, gepubliceerd op 23-06-2001
Het perceel aan de a-straat 1 bestaat uit twee wooneenheden, de begane grond (0) en twee boven gelegen verdiepingen (1). Het pand werd door diverse kamerbewoners gebruikt. Belanghebbende dient als verhuurder van kamers in het perceel a-straat 1 (1) te worden aangemerkt als feitelijke gebruiker van dat perceel. De aanslag afvalstoffenheffing was terecht aan belanghebbende opgelegd.