Aflevering 44

Gepubliceerd op 31 oktober 2002

NTFR 2002/1604 - Franse bouwfraude en de waarneming ter plaatse

Aflevering 44, gepubliceerd op 31-10-2002 geschreven door dr. R.J. Koopman
Bij alle hermetische rechtspraak uit Luxemburg, waaruit de fiscalist als een moderne alchemist in de praktijk toepasbare regels tracht te destilleren, zou men haast dat andere Europese Hof vergeten: het Europees Hof voor de Rechten van de Mens te Straatsburg (verder: het EHRM). Door sommige domoren wordt het EHRM zelfs voor het Luxemburgse Hof (verder: het HvJ EG) versleten. Zie P.J. Wattel, 'Forum swapping', WFR 1990/5906, p. 349. De meeste fiscalisten zijn zich er echter terdege van bewust dat de rechtspraak van het EHRM van groot belang is voor de bestuurlijke boete in het belastingrecht. Echter, ook buiten de boetesfeer kan de Straatsburgse jurisprudentie ingrijpen in het Nederlandse belastingrecht. Dat bleek uit het Gasus–arrestEHRM 23 februari 1995, Serie A, nr. 306–B, BNB 1995/262, met noot M.C.W. Feteris. waarin het EHRM, zo op het oog op het nippertje, het bodemrecht van de ontvanger in overeenstemming achtte met het recht op ongestoord genot van eigendom, zoals dat is neergelegd in art. 1, van het eerste protocol bij het EVRM. Recent is weer zo'n arrest gewezen, dat niet gaat over de bestuurlijke boete, maar wel van belang zou kunnen zijn voor het belastingrecht.

NTFR 2002/1606 - Antwoorden op Kamervragen over vertrek Belastingdienst uit Veendam

Aflevering 44, gepubliceerd op 31-10-2002
De staatssecretaris van Financiën heeft Kamervragen beantwoord van het lid Rehwinkel over het vertrek van de Belastingdienst uit Veendam. Uit de antwoorden blijkt het volgende.De Belastingdienst stapt per 1 januari 2003 over op een nieuwe regio-indeling van de kantoren (zie ook het persbericht in NTFR 2002/1484). De staatssecretaris merkt op dat de werklocatie Veendam van de vestiging Groningen als gevolg van deze reorganisatie te zijner tijd fysiek zal worden ondergebracht in Groningen. De termijn waarop dit zal plaatsvinden is afhankelijk van het beschikbaar komen van geschikte huisvesting in Groningen. Aangezien de feitelijke sluiting van het gebouw in Veendam nog enige tijd kan duren zijn wel de medewerkers op de hoogte gebracht, maar was het nog niet opportuun om daar externe bekendheid (o.a. richting gemeente) aan te geven. De werklocatie Veendam vervult geen regiofunctie; door concentratie in Groningen wordt de regiofunctie van de Belastingdienst versterkt. De thans in Veendam gehuisveste medewerkers behouden hun baan; te zijner tijd zullen zij met de werkzaamheden mee worden verplaatst.

NTFR 2002/1607 - Fiscale behandeling van de Stichting Particulier Fonds Antillen (SPF)

Aflevering 44, gepubliceerd op 31-10-2002
De staatssecretaris van Financiën geeft in dit besluit aan op welke wijze de Stichting Antilliaans Particulier Fonds (hierna: SPF) fiscaal wordt behandeld. Vanwege de overeenkomsten met de trust is het beleid rond de SPF gestoeld op de fiscale behandeling van de trust. Deze behandeling is opgenomen in het besluit van 8 december 2000, CPP2000/2816M (dit is het voor IB 2001 herziene besluit van het besluit van 10 februari 2000, DB99/4199M, NTFR 2000/257). Een SPF heeft met de trust gemeen dat er een 'zwevend' vermogen kan worden gecreëerd. Dat zwevende vermogen vindt de staatssecretaris ongewenst. Het gebruik van een SPF waarbij zowel op de Antillen als in Nederland geen belasting wordt betaald, ziet de staatssecretaris als fiscale grensverkenning. Hieraan zijn dan ook fiscale gevolgen verbonden. Om zekerheid te krijgen over de fiscale gevolgen van het inbrengen van vermogen in een SPF en de (latere) uitkeringen daaruit kunnen belastingplichtigen de SPF waarin ze hun vermogen willen onderbrengen voorleggen aan de Belastingdienst. Afhankelijk van de situatie wordt deze zekerheid verleend. Het besluit geldt eveneens voor andere doelvermogens en rechtsvormen naar buitenlands recht, zoals de Liechtensteinse Anstallt, -Trust, – Stiftung; de Treuhand; de Foundation; enzovoorts.

NTFR 2002/1621 - Collectieve uitspraak op massaal bezwaar

Aflevering 44, gepubliceerd op 31-10-2002
De staatssecretaris van Financiën heeft de Nota naar aanleiding van het verslag betreffende het wetsvoorstel collectieve uitspraak massaal op ingediende bezwaarschriften naar de Tweede Kamer gezonden. Tevens heeft hij een nota van wijziging ingediend. Het wetsvoorstel wordt zodanig gewijzigd dat er pas collectief uitspraak wordt gedaan na het onherroepelijk worden van alle uitspraken die op grond van het derde lid waren uitgezonderd. De wijziging beoogt te bewerkstelligen dat de collectieve uitspraak in geval van meer dan één relevante rechterlijke uitspraak eerst wordt gedaan binnen zes weken nadat de laatste van die relevante rechterlijke uitspraken is gedaan.

NTFR 2002/1622 - Successieverdrag met Oostenrijk; stilzwijgende goedkeuring

Aflevering 44, gepubliceerd op 31-10-2002
Het (successie)verdrag met Oostenrijk is, met toelichtende nota, ter stilzwijgende goedkeuring aan het parlement voorgelegd. Dit verdrag ziet op belastingen van nalatenschappen en verkrijgingen krachtens erfrecht en van schenkingen. Het persbericht dat ter gelegenheid van het ondertekenen van het belastingverdrag is uitgebracht, namen wij op in NTFR 2001/1679.

NTFR 2002/1624 - Bemiddelingsdienst wordt verricht op de plaats van prestatie

ECLI:NL:PHR:2005:AT5488, datum uitspraak 07-10-2005, publicatiedatum 07-10-2005
Aflevering 44, gepubliceerd op 31-10-2002
In geschil is de plaats van een dienst, bestaand uit de bemiddeling – door een in Nederland gevestigde ondernemer – bij de particuliere verkoop van in het buitenland gelegen jachten. Hof Den Haag oordeelde op grond van art. 6a, lid 3, onderdeel c, Wet OB 1968, welke bepaling is ontleend aan art. 28ter, onderdeel E, lid 3, Zesde Richtlijn, dat de in geschil zijnde bemiddelingsdienst wordt verricht op de plaats van de prestatie waarbij bemiddeld wordt. Dat koper en verkoper particulieren zijn, en geen btw-ondernemers, doet hieraan volgens het hof niet af. In cassatie bestrijdt de staatssecretaris dit oordeel met name door te stellen dat art. 28 ter, onderdeel E, lid 3, Zesde Richtlijn restrictief moet worden uitgelegd, en alleen van toepassing is indien de afnemer van de dienst een btw-ondernemers is, ten eerste omdat deze bepaling een uitzondering behelst op de hoofdregel van art. 9, lid 1, Zesde Richtlijn en voorts omdat dit geboden is om recht te doen aan de economische realiteit