NTFR 2003/1491 - Toerekening van vermogen en terbeschikkingstellingen tussen gehuwden
Aflevering 37, gepubliceerd op 11-09-2003 geschreven door mr. dr. M.L.M. van KempenIn de situatie waarin een echtgenoot of beide echtgenoten tezamen een IB–onderneming drijven, komt de vraag op onder welke omstandigheden een gemeenschappelijk vermogensbestanddeel gedeeltelijk onder de terbeschikkingstellingsregeling valt. Nauw hiermee samen hangt (de omvang van) de toepassing van de aftrekbeperking van art. 3.17, lid 1, ond. c, Wet IB 2001. Deze laatste geldt voor de ondernemende echtgenoot indien en voorzover een in de onderneming gebruikt vermogensbestanddeel tot zijn box 3–vermogen behoort. Tijdens de parlementaire behandeling van de Wet IB 2001 en in de literatuur is al verschillende keren ingegaan op de toepassing van de terbeschikkingstellingsregeling en de aftrekbeperking in dit verband. Tot dusver is buiten beschouwing gebleven het vraagstuk dat aan deze problematiek vooraf gaat: moet een gemeenschappelijk vermogensbestanddeel in fiscale zin aan een of beide echtgenoten worden toegerekend? Toch is het antwoord op die vraag van groot belang. Het laat mijns inziens zien dat het standpunt van de staatssecretaris inzake de toepassing van de terbeschikkingstellingsregeling nuancering verdient. De invloed van de toerekening van gemeenschapsvermogen aan de echtgenoten op de toepassing van de terbeschikkingstellingsregeling vormt aldus het onderwerp van deze bijdrage. Naast het huidige recht komen aan de orde de gevolgen van de invoering van het recent ingediende civielrechtelijke wetsvoorstel 'aanpassing wettelijke gemeenschap van goederen'.