Aflevering 7

Gepubliceerd op 12 februari 2004

NTFR 2004/188 - De BRK: een Rots der Struikeling?

Aflevering 7, gepubliceerd op 12-02-2004 geschreven door prof. mr. M.J. Ellis
We schrijven 1994. De Hoge Raad heeft zojuist zijn voor velen opzienbarende uitspraak gedaan van 16 maart 1994, nr. 27 764, later gepubliceerd als BNB 1994/191 met conclusie Verburg en noot Hoogendoorn.

NTFR 2004/190 - Gevolgen van het Belastingplan 2004 voor mobiliteit en milieu

Aflevering 7, gepubliceerd op 12-02-2004
De staatssecretaris van Financiën heeft de Tweede Kamer geïnformeerd over de effecten op milieu en mobiliteit van het Belastingplan 2004. De Adviesdienst Verkeer en Vervoer (AVV), het Centraal Planbureau (CPB) en het Milieu- en Natuurplanbureau (MNP) hebben hiernaar onderzoek verricht en een notitie opgesteld. De notitie bevat de verwachte effecten en een aanbeveling aan het kabinet.

NTFR 2004/199 - Voordeel uit deelname aan aandelenplan is loon

ECLI:NL:HR:2004:AO3079, datum uitspraak 23-01-2004, publicatiedatum 04-04-2013
Aflevering 7, gepubliceerd op 12-02-2004
In 1996 heeft de moedermaatschappij van gedaagden in Denemarken ter gelegenheid van haar beursintroductie op de Deense beurs een aandelenplan ontworpen, waarbij wereldwijd maximaal 250.000 aandelen werden uitgegeven aan de daarvoor in aanmerking komende werknemers, werkzaam bij een van de maatschappijen van het concern. Voor de deelnemende werknemers was het mogelijk om tegen een gereduceerde prijs aandelen te kopen die gedurende vijf jaar op geblokkeerde rekeningen bij een bank werden geplaatst. Het te ontvangen dividend stond ter vrije beschikking van de deelnemers. In geschil is of het voordeel uit het aandelenplan loon in de zin van art. 4 CSV is. De centrale raad van beroep baseerde zijn uitspraak op HR 1 november 2000 (RSV 2001/13) waarin voordeel uit een aandelenspaarplan van de moedermaatschappij is aangemerkt als premieplichtig loon. In dit arrest is kortweg overwogen dat indien een werknemer in verband met zijn dienstbetrekking een voordeel geniet van een ander dan de werkgever, slechts sprake is van premieplichtig loon indien dat voordeel wordt verstrekt in opdracht van en voor rekening van die werkgever. Met laatstbedoelde situatie moet worden gelijkgesteld het geval dat binnen een concern het voordeel met medeweten van de werkgever wordt verstrekt door een andere concernmaatschappij dan die waarbij de werknemer in dienstbetrekking is. Volgens de Centrale Raad deed zich in casu zo'n geval voor.

NTFR 2004/210 - Omzetting vaste inrichting in dochter – aanpassing art. 13c Wet VPB 1969

Aflevering 7, gepubliceerd op 12-02-2004
De staatssecretaris kondigt in een persbericht aan dat hij binnenkort een wetsvoorstel zal indienen om art. 13c Wet VPB 1969 aan te laten passen. Dit artikel ziet op de omzetting van een (buitenlandse) vaste inrichting in een dochtermaatschappij. Als de vaste inrichting in het verleden verliezen heeft geleden wordt de deelnemingsvrijstelling op de dochtermaatschappij niet toegepast tot die verliezen zijn ingehaald. De staatssecretaris heeft geconstateerd dat in de praktijk de inhaalregeling wordt ontgaan door structuren met een buitenlandse tussenhoudster. Om dit onbedoelde gebruik te voorkomen is een wetswijziging in voorbereiding.

NTFR 2004/211 - Commentaar VNO/NCW op wetsvoorstel conversiewinst en aankoopkosten

Aflevering 7, gepubliceerd op 12-02-2004
Het VNO-NCW heeft een commentaar geleverd inzake het wetsvoorstel 'Wijziging van enkele belastingwetten in verband met een herziening van de behandeling van de omzetting en kwijtschelding van afgewaardeerde vorderingen en de invoering van een aftrekverbod voor de aankoopkosten van een deelneming' (29 381). Dit wetsvoorstel bespraken wij in NTFR 2004/18. Aan het commentaar ontlenen wij het volgende.

NTFR 2004/214 - Omkering bewijslast is van toepassing; navorderingsaanslag blijft in stand

ECLI:NL:HR:2003:AO0732, datum uitspraak 05-12-2003, publicatiedatum 04-04-2013
Aflevering 7, gepubliceerd op 12-02-2004
Belanghebbende was door de rechtbank veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar wegens het als bestuurder deelnemen aan een organisatie die zich bezighield met het op grote schaal verhandelen van softdrugs. In hoger beroep heeft het gerechtshof het vonnis vernietigd en is belanghebbende veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden wegens het opzettelijk onjuist en/of onvolledig doen van aangifte voor de inkomstenbelasting 1990 tot en met 1995 en de vermogensbelasting 1991 tot en met 1996 en het in strijd met de waarheid opgeven dat hij niet in Nederland woonachtig zou zijn geweest. In deze belastingzaak vordert de inspecteur na over het jaar 1989. Belanghebbende betoogt dat hij in dat jaar niet in Nederland woonachtig was. Het hof oordeelt dat belanghebbende voor het jaar 1989 in Nederland binnenlands belastingplichtig was. Verder was voor het hof in geschil of de inspecteur terecht omkering van de bewijslast had toegepast. De inpecteur had ook een deel van het inkomen geschat. Het hof oordeelt dat omkering van de bewijslast van toepassing is en vindt de schatting van de inpecteur redelijk. Alleen door de lange duur van het proces vermindert het hof de boete (van 100%) naar 75%. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond onder verwijzing naar art. 81 Wet RO. De hofuitspraak is gepubliceerd in NTFR 2002/1201.