Aflevering 38

Gepubliceerd op 22 september 2005

NTFR 2005/1174 - Aanpassing besluit film- en zeescheepvaart-cv's

Aflevering 38, gepubliceerd op 22-09-2005
Het besluit van van 20 januari 2004, nr. CPP2003/2627M, NTFR 2004/192, is aangepast. De aanleiding is de verlenging van de goedkeuring dat de bijdrage van de Stichting Nederlands Fonds voor de Film niet in mindering behoeft te worden gebracht op de voortbrengingskosten. Dat betekent een groter fiscaal voordeel. Deze goedkeuring geldt nu tot 1 januari 2006. Verder wordt in het besluit gemeld dat de filmfaciliteiten uit het Belastingplan 2005 in werking zijn getreden.

NTFR 2005/1188 - Nota naar aanleiding van verslag wetsvoorstel omzetting vaste inrichtingen

Aflevering 38, gepubliceerd op 22-09-2005
Als een vaste inrichting verlies lijdt wordt in latere jaren buitenlandse winst van die inrichting niet vrijgesteld van Nederlandse heffing zolang de verliezen niet zijn ingehaald. Art. 13c Wet VPB 1969 voorkomt dat die inhaal ongedaan kan worden gemaakt door de vaste inrichting om te zetten in een deelneming op het moment dat winsten aanstaande zijn. Het artikel laat in de huidige versie echter enkele ontgaansmogelijkheden over. In een wetsvoorstel van mei 2005 (NTFR 2005/653) worden de gebreken in het artikel aangepast. Nu is de nota naar aanleiding van het verslag van de Tweede Kamer bij dat wetsvoorstel verschenen.

NTFR 2005/1189 - Voortgang wetsvoorstel implementatie wijziging Moeder-dochterrichtlijn

Aflevering 38, gepubliceerd op 22-09-2005
De Europese Moeder-dochterrichtlijn is eind 2003 gewijzigd (NTFR 2004/114). Nederland diende als gevolg daarvan zijn wetgeving op onderdelen te wijzigen. Het wetsvoorstel waarin die wijzigingen zijn opgenomen is in maart 2005 openbaar gemaakt (NTFR 2005/386). De aanpassingen zien met name op stapsgewijze verlagingen van relevante bezitspercentages in art. 13g Wet VPB 1969 en art. 4a en 4b Wet DB 1965. De deelnemingsvrijstelling in de vennootschapsbelasting voor bepaalde Europese dochtermaatschappijen wordt daarmee in enige mate verruimd. Hetzelfde geldt voor de inhoudingsvrijstelling in de dividendbelasting voor uitkeringen aan bepaalde Europese moedermaatschappijen.

NTFR 2005/1190 - Oordeel hof over aanwezigheid schenking is niet onbegrijpelijk

ECLI:NL:HR:2005:AU2395, datum uitspraak 09-09-2005, publicatiedatum 04-04-2013
Aflevering 38, gepubliceerd op 22-09-2005
Belanghebbende heeft van zijn vader aandelen in een bv gekocht. De koopprijs was vastgesteld op de intrinsieke waarde volgens de winstbepalende balans. De inspecteur heeft hierin een schenking gezien en terzake daarvan schenkingsrecht geheven. Hof Den Haag verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond, onder meer omdat de bij de transactie betrokken financiële deskundigen zich moeten hebben gerealiseerd dat de intrinsieke waarde geen juiste maatstaf was voor de vaststelling van de waarde van de aandelen in het economische verkeer. De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak van 12 juli 2002, NTFR 2002/1050, overwogen dat dit oordeel zonder nadere motivering onbegrijpelijk is. De intrinsieke waarde vormt namelijk niet onder alle omstandigheden een onjuiste maatstaf.

NTFR 2005/1206 - Antwoorden op kamervragen betalingsuitstelbeleid bedrijven

Aflevering 38, gepubliceerd op 22-09-2005 geschreven door mr. J.D. Schouten
De staatssecretaris van Financiën heeft Kamervragen beantwoord over het betalingsuitstelbeleid van bedrijven. De vragen werden gesteld naar aanleiding van een artikel in het Financieele Dagblad, waarin werd gesteld dat sprake is van Kafkaësk beleid, waarbij uitstel van betaling sinds 1 januari 2005 bijna onmogelijk wordt gemaakt en bedrijven en werkgelegenheid onnodig verloren zouden gaan. De staatssecretaris spreekt dit tegen en antwoordt onder meer dat in de eerste helft van 2005 ruim 5.000 faillissementen zijn uitgesproken, waarvan 109 op verzoek van de Belastingdienst. Voor slechts een zeer gering deel van deze 109 zou gelden dat zij bij een ander beleid van de Belastingdienst wellicht (nog) niet zouden zijn gefailleerd. Het beeld dat ambtenaren als emotieloze uitvoerders van regels zonder enige bewegingsruimte en zonder enig begrip voor bedrijven in betalingsproblemen optreden, herkent de staatssecretaris niet en van een verlammende situatie is naar zijn mening al helemaal geen sprake.