Aflevering 2

Gepubliceerd op 12 januari 2012

NTFR 2012/71 - Anbi-wetgeving in strijd met de vrijheid van kapitaalverkeer?

Aflevering 2, gepubliceerd op 12-01-2012 geschreven door prof. dr. S.J.C. Hemels
Op 6 april 2011 publiceerde de Europese Commissie (hierna: EC) een persbericht waarin de EC aankondigde Nederland voor het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: HvJ EU) te brengen, omdat de Nederlandse fiscale behandeling van schenkingen aan algemeen nut beogende instellingen (hierna: anbi’s) discriminerend zou zijn en in strijd met de EU-regels betreffende het vrije verkeer van kapitaal.Persbericht van 6 april 2011, nr. IP/11/429. Dit bericht wekte bij mij enige verbazing. Uiteraard wist ik dat de EC op 18 maart 2010 Nederland formeel had verzocht om de anbi-regeling aan te passen. Het leek mij echter dat een uitleg van de Nederlandse regeling de EC gerust zou moeten stellen. Dat was dus kennelijk niet het geval. De vraag is nu of de EC een punt heeft en de huidige Nederlandse regeling inderdaad in strijd is met de vrijheid van kapitaalverkeer. In deze opinie zoek ik een antwoord op deze vraag. Daartoe zal ik eerst de bezwaren van de EC bespreken en deze analyseren in het licht van de jurisprudentie van het HvJ EU over anbi’s en de Nederlandse anbi-regeling. Daarbij is mede van belang de wijze waarop de Belastingdienst uitvoering geeft aan deze wetgeving en een wijziging naar aanleiding van de GeefwetWet van 22 december 2011, Stb. 2011, 641.. Deze verzwakken mogelijk de Nederlandse procespositie.

NTFR 2012/72 - Wijziging van de Aanwijzingsregeling willekeurige afschrijving en investeringsaftrek milieu-investeringen 2009 (Milieulijst 2012)

Aflevering 2, gepubliceerd op 12-01-2012
De Milieulijst 2012 is verschenen. Daarin staat een opsomming van investeringen waarvoor vanaf 2012 de willekeurige afschrijving op milieubedrijfsmiddelen (VAMIL) en de milieu-investeringsaftrek (MIA) geldt. De lijst wordt jaarlijks aangepast. De MIA percentages bedragen net als in 2011 36% (categorie I, code F of G), 27% (categorie II, code A of D) en 13,5% (categorie III, code B of E).

NTFR 2012/73 - Kaakchirurg heeft vervangingsvoornemen niet aangetoond

ECLI:NL:GHAMS:2011:BU6822, datum uitspraak 08-09-2011, publicatiedatum 14-12-2011
Aflevering 2, gepubliceerd op 12-01-2012 met annotatie van dr. A. Rozendal
Belanghebbende is kaakchirurg in een maatschap. Nadat een aangifte IB/PVV voor het jaar 2000 uitbleef, heeft de inspecteur ambtshalve een aanslag opgelegd. Eind 2003 is door belanghebbende alsnog een aangifte ingediend, op basis waarvan een navorderingsaanslag is opgelegd. Voor het hof zijn een aantal correcties in geschil. Met betrekking tot de correctie op de afschrijving van de goodwill stelt belanghebbende dat in 2000 zijn aandeel in de maatschap vanwege gezondheidsproblemen door uitkoop is beperkt tot circa 15%, maar dat het altijd de bedoeling was om later weer uit te breiden, zoals uiteindelijk ook in 2004 is gebeurd. Het hof oordeelt dat belanghebbende de in 2000 gerealiseerde stakingswinst niet in een vervangingsreserve kan onderbrengen. Belanghebbende heeft niet aangetoond dat hij op 31 december 2000 een vervangingsvoornemen had. Met betrekking tot de correctie autokosten oordeelt het hof dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij de auto heeft gebruikt ten behoeve van de onderneming en dan ook niet tot zijn ondernemingsvermogen kan rekenen. Met betrekking tot de correctie negatieve inkomsten inzake het chalet in Zwitserland oordeelt het hof dat belanghebbende niet heeft doen blijken dat in de periode na het sluiten van de koopovereenkomst tot aan de levering ervan zijn chalet hem niet ter beschikking heeft gestaan. Het huurwaardeforfait dient dus ook voor die periode te worden toegepast. Belanghebbende mocht er wel op vertrouwen dat voor het jaar 2000 de door hem opgevoerde kostencategorieën volledig in aftrek mochten worden gebracht op de aan het chalet toegerekende huuropbrengst.

NTFR 2012/77 - Proceskostenvergoeding van € 437 per punt nu verzet is gedaan na 1 oktober 2009

ECLI:NL:HR:2011:BU8918, datum uitspraak 23-12-2011, publicatiedatum 23-12-2011
Aflevering 2, gepubliceerd op 12-01-2012 met annotatie van mr. E.C.G. Okhuizen
Belanghebbende heeft verzet gedaan tegen een uitspraak van de rechtbank van 9 maart 2010. Het verzet is gegrond verklaard. Aan belanghebbende is een proceskostenvergoeding toegekend. In cassatie klaagt belanghebbende terecht over de hoogte van de toegekende proceskostenvergoeding. Ten eerste heeft de rechtbank geen rekening gehouden met het verschijnen van de gemachtigde ter zitting. En ten tweede heeft de rechtbank bij de berekening van de vergoeding ten onrechte een bedrag van € 322 per punt gehanteerd. Nu belanghebbende verzet heeft gedaan na de wijziging van het Bpb per 1 oktober 2009, dient voor de kosten van het verzet te worden uitgegaan van een bedrag van € 437 per punt.

NTFR 2012/79 - Inspecteur heeft ten onrechte de bewijslast omgekeerd

ECLI:NL:GHLEE:2011:BU2073, datum uitspraak 25-10-2011, publicatiedatum 27-10-2011
Aflevering 2, gepubliceerd op 12-01-2012 met annotatie van mr. I.R.J. Thijssen
Belanghebbende en de inspecteur hebben een lang traject afgelegd voordat belanghebbende haar administratie aan de inspecteur ter beschikking stelt. In de bezwaarfase van de aanslag vennootschapsbelasting 1997 heeft de inspecteur de bewijslast omgekeerd omdat belanghebbende de bescheiden als bedoeld in art. 47 AWR niet ter beschikking heeft gesteld. Rechtbank Leeuwarden heeft het beroep hiertegen ongegrond verklaard. Het hof overweegt dat de inspecteur niet inzichtelijk heeft gemaakt dat de door belanghebbende overgelegde administratie onjuist of onvolledig zou zijn. Ten aanzien van de stelling dat belanghebbende niet de vereiste aangifte heeft gedaan, overweegt het hof dat niet aannemelijk is gemaakt dat de aangifte op enig punt onjuist is.

NTFR 2012/80 - Onjuiste lezing aangifte leidt niet tot integrale proceskostenveroordeling

ECLI:NL:RBARN:2011:BU2904, datum uitspraak 25-10-2011, publicatiedatum 31-10-2011
Aflevering 2, gepubliceerd op 12-01-2012 met annotatie van mr. D.N.N. Jansen
In het kader van de aanslagregeling IB/PVV 2005 verzoekt de inspecteur belanghebbende om aanvullende informatie te verstrekken over de in de aangifte opgenomen verhoogde eigenwoningschuld. In reactie hierop verstrekt belanghebbende het jaaroverzicht 2005 en vermeldt hij tevens dat de lening in 2005 niet is verhoogd en dat hij ook geen nieuwe lening heeft afgesloten. Belanghebbende weigert om nadere stukken te verstrekken, omdat deze al eerder aan de inspecteur zouden zijn verstrekt. Uiteindelijk corrigeert de inspecteur – in verband met de naderende verjaringstermijn – de afgetrokken rente met € 1.000. Bij uitspraak op bezwaar maakt de inspecteur deze correctie weer ongedaan en kent de inspecteur een forfaitaire proceskostenvergoeding toe. In beroep stelt belanghebbende dat hij recht heeft op een integrale proceskostenvergoeding, omdat de inspecteur er ten onrechte van uitging dat in de aangifte een verhoogde eigenwoningschuld was aangegeven. Rechtbank Arnhem oordeelt dat belanghebbende geen recht heeft op een integrale proceskostenvergoeding. De rechtbank acht daarbij van belang dat belanghebbende niet de door de inspecteur gevraagde informatie heeft verstrekt. Ook acht de rechtbank niet aannemelijk dat die informatie eerder wel is verstrekt. De inspecteur was daarom gerechtigd om een deel van de hypotheekrenteaftrek te corrigeren. Verder acht de rechtbank de verklaring van de inspecteur geloofwaardig, dat sprake was van een hypotheekconstructie en dat hij mede gelet op het geringe financiële belang aan het bezwaar tegemoet is gekomen. De correctie berustte dus niet uitsluitend op een onzorgvuldige lezing van de aangifte.

NTFR 2012/81 - Wetsvoorstel aanpassing bestuursprocesrecht, tweede nota van wijziging

Aflevering 2, gepubliceerd op 12-01-2012 geschreven door mr. E. Thomas
In het aanvankelijk voorgestelde art. 8:111, lid 1, Awb wordt als hoofdregel bepaald dat niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep geen gevolgen heeft voor de ontvankelijkheid van het incidentele hoger beroep. Hiermee is aansluiting beoogd bij het fiscale en burgerlijke procesrecht. Voor het incidentele (hoger) beroep en beroep in cassatie in belastingzaken heeft de Hoge Raad echter, geïnspireerd door de civiele rechtspraak, drie uitzonderingen gemaakt op deze hoofdregel (HR 10 augustus 2011, nr. 35.618, BNB 2001/377, met noot van Van Soest en NTFR 2001/1228, met commentaar van Van Hassel).

NTFR 2012/84 - Beantwoording vragen Eerste Kamer over NFV 2011

Aflevering 2, gepubliceerd op 12-01-2012
In deze brief gaat de staatssecretaris in op vragen en opmerkingen van leden van de Eerste Kamer bij de Notitie Fiscaal Verdragsbeleid (NFV 2011). Onderwerpen die in de brief aan de orde komen zijn substance-eisen BFI’s, grondslaguitholling, positie ontwikkelingslanden en het uitvoeren van ‘impact assessments’ bij nieuwe belastingverdragen.

NTFR 2012/85 - Tweede Kamervragen over dwangarbeiders beantwoord

Aflevering 2, gepubliceerd op 12-01-2012
De staatssecretaris beantwoordt Tweede Kamervragen over problemen van dwangarbeiders met de Duitse belastingdienst en over geëmigreerde gepensioneerden met een ABP-pensioen. Daarnaast gaat hij in op het feit dat België belastingaanslagen oplegt aan geëmigreerde Nederlanders met een ABP-pensioen.

NTFR 2012/86 - Geen vertrouwen gewekt met betrekking tot afzien van bestrijding btw-vriendelijke structuur

ECLI:NL:HR:2012:BU8247, datum uitspraak 26-10-2012, publicatiedatum 26-10-2012
Aflevering 2, gepubliceerd op 12-01-2012 met annotatie van mr. dr. M.M.W.D. Merkx
Belanghebbende maakt gebruik van een zogenoemde btw-vriendelijke structuur. Deze structuur hield kort gezegd in dat belanghebbende, bestuurder van een school voor voortgezet onderwijs, roerende investeringsgoederen voor de school aanschafte, deze in vruchtgebruik gaf aan een stichting (hierna: stichting), en vervolgens van deze stichting (terug)huurde. Ter financiering van het vruchtgebruik verstrekte belanghebbende een lening aan de stichting. Op deze manier bewerkstelligde belanghebbende, dat zij de op de aanschaf van de goederen drukkende omzetbelasting in aftrek kon brengen (zij het dat op de aan haar berekende huurtermijnen omzetbelasting drukte).

NTFR 2012/87 - Naheffing van voorbelasting bij exploitant metaalrecyclingbedrijf is terecht

ECLI:NL:GHARN:2011:BU5780, datum uitspraak 15-11-2011, publicatiedatum 25-11-2011
Aflevering 2, gepubliceerd op 12-01-2012 met annotatie van mr. A. Vroon
Belanghebbende, die een metaalrecyclingbedrijf exploiteert, heeft in de jaren 2001 en 2002 voorbelasting in aftrek gebracht. In 2002 heeft de FIOD in het kader van een strafrechtelijk onderzoek de administratie van belanghebbende in beslag genomen. Naar aanleiding van een onderzoek in 2007 door de inspecteur is geconcludeerd dat belanghebbende geen recht heeft op aftrek van voorbelasting over 2001 en 2002. Daarom heeft de inspecteur met dagtekening 26 september 2007 de onderhavige naheffingsaanslag opgelegd. Zowel in beroep als hoger beroep krijgt belanghebbende nul op rekest. Het hof oordeelt onder meer dat belanghebbende zich niet kan beroepen op overschrijding van de naheffingstermijn, aangezien zij die grief ondubbelzinnig heeft ingetrokken bij de rechtbank. Voorts is, anders dan belanghebbende stelt, geen sprake van een essentieel aan het aanslagbiljet klevend gebrek. Inhoudelijk oordeelt het hof dat het ontbreken van originele facturen op zichzelf niet aan aftrek van voorbelasting in de weg behoeft te staan, mits belanghebbende aannemelijk maakt dat door leveranciers op voorgeschreven wijze opgemaakte facturen aan haar zijn uitgereikt waarop omzetbelasting in rekening is gebracht. Dat kan op alle mogelijke manieren. De omstandigheid dat belanghebbende niet meer beschikt over de administratie doet hieraan niet. In haar bewijslast slaagt belanghebbende echter niet.

NTFR 2012/89 - Goedkeuringen inzake fondswerving ingetrokken

Aflevering 2, gepubliceerd op 12-01-2012 met annotatie van mr. E.H.A.M. Thijssen
Op instigatie van de Europese Commissie heeft de staatssecretaris besloten om zowel de goedkeuring ‘fondswerving door andere organisaties’ als de goedkeuring ‘fondswervende organisaties’ in te trekken. Daarnaast kondigt hij aan dat zeer binnenkort ook de kantineregeling wordt aangepast.

NTFR 2012/90 - Belastingplichtige heeft recht op teruggaaf van bij Belastingplan 2003 verhoogde accijns

ECLI:NL:HR:2012:BU8250, datum uitspraak 20-04-2012, publicatiedatum 20-04-2012
Aflevering 2, gepubliceerd op 12-01-2012 met annotatie van mr. Stuijt en Van Dam
Belanghebbende drijft een groothandel in alcoholhoudende dranken. Zij heeft een vergunning voor een accijnsgoederenplaats (hierna: agp). Kort vóór een verhoging van het accijnstarief (per 1 januari 2003) heeft belanghebbende een partij alcoholhoudende dranken uitgeslagen uit haar agp, in verband met de verkoop aan een zustermaatschappij. Daarbij heeft zij accijns voldaan tegen het toen nog geldende lagere tarief. Ook heeft zij in die periode een partij veraccijnsde dranken van derden ingekocht, maar (nog) niet ingeslagen in haar agp. Enige maanden na de accijnsverhoging heeft belanghebbende een groot gedeelte van de partij dranken die zij aan haar zustermaatschappij had verkocht, teruggekocht en weer ingeslagen in haar agp. Ook heeft zij toen een groot gedeelte van de van derden ingekochte partij dranken in haar agp ingeslagen. In verband met de (weder)inslag van deze partijen dranken heeft zij accijns teruggevraagd (en -gekregen) naar het inmiddels geldende hogere tarief. De inspecteur heeft vervolgens nageheven voor het verschil tussen het hogere en lagere tarief voor voormelde teruggaven. De feitenrechters hebben belanghebbende in het ongelijk gesteld.

NTFR 2012/92 - Teruggaafverzoek brandstoffen- en energiebelasting is 'ingevolge de belastingwet' gedaan: naheffing is mogelijk

ECLI:NL:HR:2011:BQ1214, datum uitspraak 02-12-2011, publicatiedatum 02-12-2011
Aflevering 2, gepubliceerd op 12-01-2012 met annotatie van mr. H Spaermon
Belanghebbende heeft gasolie verkocht als scheepsbrandstof voor binnenschepen. De gasolie was door haar betrokken als minerale olie waarvoor accijns, Brandstoffenbel. en energiebelasting was voldaan. Op verzoek van belanghebbende heeft de inspecteur teruggaaf verleend van accijns, Brandstoffenbel. en energiebelasting. Nadien bleek sprake te zijn van valse inkoopfacturen. De teruggaaf Brandstoffenbel. en energiebelasting heeft de inspecteur gecorrigeerd via de onderhavige naheffingsaanslagen. Belanghebbende stelt, dat de Wbm niet voorziet in een teruggaafregeling met betrekking tot leveringen van gasolie als scheepsbrandstof voor binnenschepen, zodat het onderhavige teruggaafverzoek niet ‘ingevolge de belastingwet’ (art. 20 AWR) is gedaan. Aldus kunnen ten onrechte teruggegeven bedragen volgens belanghebbende niet worden nageheven. De Hoge Raad ziet dat anders. De cassatierechter zet uiteen dat de bepalingen ter zake van vrijstelling van accijns – waaronder de teruggaafregeling van art. 70 Wet Accijns – van overeenkomstige toepassing zijn bij de heffing Brandstoffenbel. en energiebelasting. Voor de door belanghebbende gedane verzoeken om teruggaaf van de belasting ontbreekt dus geen wettelijke grondslag, zodat kan worden nageheven.

NTFR 2012/95 - Verzet tegen de tenuitvoerlegging van dwangbevel leidt tot schorsing invordering

ECLI:NL:RBUTR:2011:BT7282, datum uitspraak 14-09-2011, publicatiedatum 11-10-2011
Aflevering 2, gepubliceerd op 12-01-2012 met annotatie van mr. R.B.H. Beune
Aan belanghebbende zijn naheffingsaanslagen opgelegd. Ter zake daarvan heeft de ontvanger dwangbevelen uitgevaardigd. De ontvanger heeft twee executoriale beslagen gelegd op roerende zaken van belanghebbende. Daarbij is 27 januari 2010 aangezegd als datum van de openbare verkoop van de in beslag genomen zaken. Bij dagvaarding van 26 januari 2010 heeft belanghebbende verzet ingesteld tegen de tenuitvoerlegging van de dwangbevelen. Ondanks dat verzet heeft op 27 januari 2010 de openbare verkoop plaatsgevonden van de roerende zaken. Belanghebbende is op 2 februari 2010 gefailleerd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de ontvanger jegens belanghebbende onrechtmatig gehandeld door de schorsende werking van het verzet ex art. 17 Invorderingswet 1990 te negeren. De ontvanger kan niet met machtiging van het Ministerie eigenmachtig beslissen om schorsing te negeren. De hoofdregel is dat de ontvanger de rechter moet verzoeken om opheffing van de schorsende werking van een verzet. De ontvanger is schadeplichtig jegens belanghebbende.

NTFR 2012/96 - Voortzetting huurovereenkomst tegen dezelfde huurprijs tussen huurder en nieuwe eigenaar levert geen onzakelijke huurprijs op

ECLI:NL:GHARN:2011:BU6642, datum uitspraak 22-11-2011, publicatiedatum 02-12-2011
Aflevering 2, gepubliceerd op 12-01-2012 met annotatie van mr. dr. G. Groenewegen
De gemeente heeft de WOZ-waarde van door belanghebbende verhuurde winkelpanden vastgesteld op basis van de huurwaardekapitalisatiemethode. Daarbij is de gemeente niet uitgegaan van de door belanghebbende met haar huurders overeengekomen huren. In hoger beroep klaagt belanghebbende hier met succes over. Volgens het hof heeft als uitgangspunt te gelden dat een tussen niet-gelieerde partijen overeengekomen huurprijs op grond van een op de peildatum bestaande huurovereenkomst als zakelijk kan worden aangemerkt. De partij die stelt dat dit anders ligt, heeft daarvan de bewijslast. De gemeente slaagt daarin niet volgens het hof. De enkele omstandigheid dat tussen de huurder en de nieuwe eigenaar van een pand een reeds bestaande huurovereenkomst tegen dezelfde huurprijs wordt voortgezet, rechtvaardigt niet de conclusie dat die huurprijs onzakelijk is. De omstandigheid dat de tussen partijen overeengekomen huur volgens de gemeente lager is dan de huurwaarde van de vergelijkingsobjecten, rechtvaardigt niet de conclusie dat de gesloten huurovereenkomst niet op zakelijke wijze tot stand is gekomen. De gemeente maakt evenmin de door haar gehanteerde kapitalisatiefactor aannemelijk. Belanghebbende slaagt er vervolgens wel in de door haar verdedigde waarde aannemelijk te maken.

NTFR 2012/97 - Verplichting doorverkoop appartement aan leden van Orde van Vrijmetselaren beïnvloedt WOZ-waarde niet

ECLI:NL:GHARN:2011:BU6638, datum uitspraak 22-11-2011, publicatiedatum 02-12-2011
Aflevering 2, gepubliceerd op 12-01-2012 met annotatie van mr. dr. G. Groenewegen
De WOZ-waarde van de onderhavige onroerende zaak, een appartement in complex A op het terrein van ‘Huize B’ (een seniorencentrum), is vastgesteld op € 630.000. De woonruimten van B kunnen alleen worden gehuurd door bejaarde leden van de Orde van Vrijmetselaren. A is zelfstandig ten opzichte van B, maar (oud-)bewoners van A hebben recht op een uiteenlopende hoeveelheid diensten (ouderenzorg), die kunnen worden geleverd door B. De appartementen in A mogen alleen worden (door)verkocht aan leden van de Orde van Vrijmetselaren. Belanghebbende bepleit een WOZ-waarde van € 550.000. Het hof deelt de visie van belanghebbende, dat de rechten die samenhangen met de onroerende zaak geen onderdeel uitmaken van de waardegrondslag. De waarde van de onroerende zaak dient te worden bepaald zonder acht te slaan op deze rechten en op de verplichting het appartement slechts te verkopen aan leden van de Orde van Vrijmetselaren. De ambtenaar is echter, anders dan belanghebbende stelt, van deze uitgangspunten uitgegaan.