Aflevering 3

Gepubliceerd op 19 januari 2012

NTFR 2012/102 - De fiscale eenheid als dekmantel voor verboden discriminatie

Aflevering 3, gepubliceerd op 19-01-2012 geschreven door prof. mr. F.A. Engelen
De vrijheid van vestiging van art. 49 VwEU verzet zich tegen fiscale bepalingen die onderscheid maken op grond van de vestigingsplaats van een moeder- of dochtervennootschap, dat niet wordt gerechtvaardigd door een dwingende reden van algemeen belang. In situaties waarin een dergelijke bepaling niet van toepassing is indien de moeder- en dochtervennootschap zijn gevoegd in een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting, doet zich na het arrest van het Hof van Justitie EU in de zaak X Holding BVHvJ EU 25 februari 2010, zaak C-337/08, NTFR 2010/541. de vraag voor of het verbod op beperkingen van de vrijheid van vestiging kan worden ontgaan door de verschillende fiscale behandeling formeel op te heffen. Materieel blijft de verschillende fiscale behandeling in die situaties immers in stand, aangezien geen fiscale eenheid kan worden gevormd met een niet in Nederland gevestigde moeder- of dochtervennootschap die niet is onderworpen aan de vennootschapsbelasting en dit onderscheid volgens het Hof van Justitie EU niet in strijd is met de vrijheid van vestiging.

NTFR 2012/103 - Banken vragen minder snel verklaring van erfrecht

Aflevering 3, gepubliceerd op 19-01-2012
Op voorstel van minister Donner heeft de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB) ermee ingestemd dat banken een verklaring van erfrecht bij het overlijden van een partner alleen nog in bepaalde situaties opvragen. De NVB vindt dat een verklaring van erfrecht niet meer nodig is als er sprake is van een huwelijk of geregistreerd partnerschap, er geen kinderen zijn en het saldo op de rekening niet hoger is dan € 100.000.

NTFR 2012/106 - Landelijke Landbouwnormen 2011 vastgesteld

Aflevering 3, gepubliceerd op 19-01-2012
De Landbouwnormen 2011 zijn vastgesteld. Deze normen hebben betrekking op onttrekkingen, waardering en afschrijving en gelden voor alle belastingplichtige ondernemers in de agrarische sector voor in Nederland uitgeoefende bedrijven. Alleen in uitzonderlijke situaties mogen belastingplichtigen afwijken van de normen. Wie zich op zo’n bijzondere situatie beroept, moet duidelijk motiveren waarom de norm niet wordt gehanteerd. Bij onder andere het privégedeelte van energie- en telefoonkosten is geen sprake van een norm, maar van een richtlijn. Van richtbedragen mag worden afgeweken, mits aannemelijk kan worden gemaakt waarom. Voor de inkomstenbelasting en de vennootschapsbelasting gelden de normen voor het kalenderjaar 2011 en voor het gebroken boekjaar dat aanvangt in 2011 en eindigt in 2012 (bijvoorbeeld een boekjaar vanaf 1 mei 2011 tot en met 30 april 2012). Bij een gebroken boekjaar zijn de normen dus ook van toepassing voor de aangifte inkomstenbelasting 2012 en de aangifte vennootschapsbelasting 2011.

NTFR 2012/107 - Toepassing foutenleer beperkt tot herstel van gemaakte balansfouten

Aflevering 3, gepubliceerd op 19-01-2012 met annotatie van mr. A.A. Fase
Belanghebbende was buiten gemeenschap van goederen gehuwd. Hij heeft van 1964 tot eind 2002 een onderneming gedreven in een pand, dat sinds 1966 aan zijn echtgenote toebehoorde. Belanghebbende heeft het pand vanaf 1966 tot aan de staking van de onderneming in 2002 in zijn ondernemingsbalans opgenomen en afschrijvingen en andere lasten met betrekking tot het pand ten laste van de winst gebracht. Voor de aangifte 2002 heeft belanghebbende het standpunt ingenomen dat het pand ten onrechte tot het ondernemingsvermogen is gerekend en dat om die reden de stille reserve in het pand niet tot de stakingswinst kan worden gerekend. Hof Den Haag (NTFR 2010/2114) heeft geoordeeld dat belanghebbende gehouden was de inspecteur een redelijke tegemoetkoming te bieden voor de door de Belastingdienst geleden schade in de vorm van afschrijving op de voorgewende economische eigendom, van het doteren aan de fiscale oudedagsreserve, van vermogensaftrek en van renteverlies. Het hof heeft de door belanghebbende aan de fiscus te verlenen tegemoetkoming vervolgens in goede justitie vastgesteld op een bijtelling van € 70.000. De Hoge Raad casseert de hofuitspraak. Redengevend daarvoor is, dat als belanghebbende buiten de door hem toegepaste afschrijvingen (per saldo) voordelen heeft genoten in verband met de plaatsing van het pand op de ondernemingsbalans, de foutenleer geen grondslag verschaft voor het alsnog in de belastingheffing betrekken van die voordelen, omdat zij niet aan de dag treden als gevolg van het herstel van de gemaakte balansfout.

NTFR 2012/108 - Geen voorziening voor toekomstige saneringskosten

Aflevering 3, gepubliceerd op 19-01-2012 met annotatie van mr. J.A.G. van Es
Belanghebbende is eigenaar van een perceel grond dat gedeeltelijk (circa 3.200 m2) ter beschikking wordt gesteld aan zijn bv en voor het overige deel (circa 10.218 m2; hierna: terrein B) is aangemerkt als privévermogen van belanghebbende. Voorts is belanghebbende eigenaar van een perceel grond van circa 6.680 m2 (hierna: terrein A) gelegen naast terrein B. Belanghebbende heeft op deze grond bedrijfshallen ontwikkeld, die hij in 2002 met winst heeft verkocht.

NTFR 2012/109 - Met voorkennis aangekocht winkelcentrum behoort tot verkoop tot werkzaamheidsvermogen

ECLI:NL:HR:2012:BU4808, datum uitspraak 16-03-2012, publicatiedatum 16-03-2012
Aflevering 3, gepubliceerd op 19-01-2012 met annotatie van drs. M.P. de Lange-Snijders
Belanghebbende heeft ervaring in en bijzondere kennis van de onroerendgoedbranche en de supermarktbranche. Door die ervaring, kennis en contacten weet belanghebbende een waardevermeerdering te realiseren op een via zijn bv aangekocht en daarna – begin december 2002 – aan hem en twee andere personen overgedragen winkelcentrum. Op 20 december 2002 wordt een overeenkomst van verhuur gesloten met een derde partij. Als gevolg van deze huurovereenkomst is de waarde van het winkelcentrum substantieel gestegen. In 2004 wordt het winkelcentrum met winst verkocht.

NTFR 2012/111 - Huur- en zorgtoeslag behoren tot eigen inkomsten van ondersteunde dochter: geen aftrek voor uitgaven van levensonderhoud

ECLI:NL:GHARN:2011:BU7722, datum uitspraak 29-11-2011, publicatiedatum 13-12-2011
Aflevering 3, gepubliceerd op 19-01-2012 met annotatie van mr. P.T. van Arnhem
Belanghebbende heeft een dochter uit een vorig huwelijk. Zij is in 1981 geboren. De dochter is in 2006 een opleiding gestart. De dochter heeft eigen inkomsten. Belanghebbende heeft zijn dochter ondersteund in haar levensonderhoud. In verband hiermee claimt hij voor het tweede, derde en vierde kwartaal van 2006 aftrek voor uitgaven wegens levensonderhoud. Voor het tweede kwartaal strandt die aftrek volgens het hof op het feit dat de netto-inkomsten van de dochter in dat kwartaal hoger waren dan de kosten van levensonderhoud. Voor het derde kwartaal geldt volgens het hof dat de door de dochter ontvangen huur- en zorgtoeslag in aanmerking dienen te worden genomen bij de berekening van de eigen inkomsten van de dochter. Weliswaar zijn de levensonderhouduitgaven hoger dan de inkomsten van de dochter, maar er wordt niet boven de wettelijk drempel van € 386 uitgekomen, zodat aftrek niet mogelijk is. Voor het vierde kwartaal is de inspecteur akkoord gegaan met de geclaimde aftrek.

NTFR 2012/112 - 100%-aandelenbezit in Nederlandse tussenholding vormt 'directe investering': standstill-bepaling is van toepassing

ECLI:NL:HR:2011:BU8256, datum uitspraak 16-12-2011, publicatiedatum 16-12-2011
Aflevering 3, gepubliceerd op 19-01-2012 met annotatie van mr. W.F.E.M. Egelie
Belanghebbende is een Nederlandse tussenholding van een internationaal concern. Haar 100%-aandeelhouder is gevestigd in Canada. De aandelen in belanghebbende behoren niet tot de Nederlandse vaste inrichting van de aandeelhouder. Belanghebbende hield in 2005 twaalf (meerderheids)deelnemingen in buitenlandse vennootschappen. De hoofdactiviteit van de twaalf deelnemingen vormt de ‘uitgeverij’. De door belanghebbende ter zake van aan haar aandeelhouder gedane winstuitdelingen afgedragen dividendbelasting wenst zij terug te krijgen met een beroep op Europees recht. In cassatie stelt belanghebbende dat een eventuele toetsing aan, dan wel samenloop met de vrijheid van vestiging, niet afdoet aan de toepasselijkheid van het vrije kapitaalverkeer ex art. 56 EG-Verdrag. In HR 9 april 2010, nr. 08/04160, NTFR 2010/1079, heeft de Hoge Raad daarover anders geoordeeld. Inmiddels zijn echter met betrekking tot deze kwestie vragen bij het HvJ EU aanhangig (zaak C-35/11). De Hoge Raad wacht het antwoord daarop echter niet af, omdat eventueel ook nog aan de standstill-bepaling moet worden getoetst. Van belang daarbij is of het 100%-aandelenbezit van de Canadese aandeelhouder in belanghebbende kan worden aangemerkt als een ‘directe investering’. Anders dan belanghebbende, beantwoordt de Hoge Raad die vraag bevestigend. In een (internationaal) concern ligt in het houden van een 100%-tussenholding, die op haar beurt deelnemingen in werkmaatschappijen van dat concern houdt, namelijk de vestiging en handhaving van duurzame en directe economische betrekkingen besloten. Om die reden is de tussenholding niet aan te merken als een beleggingsmaatschappij en worden de aandelen in die tussenholding niet gehouden als een belegging.

NTFR 2012/114 - Actualisering verzamelbesluit dividendbelasting

Aflevering 3, gepubliceerd op 19-01-2012
De staatssecretaris heeft het verzamelbesluit dividendbelasting geactualiseerd. Ten opzichte van het eerdere besluit van 15 januari 2011, nr. DGB2010/8223M, NTFR 2011/411, is een goedkeuring opgenomen voor het jaarvereiste bij de vrijgestelde inkoop van aandelen door beursgenoteerde fondsen. Goedgekeurd wordt dat een tekort aan dividend in contanten kan worden aangevuld met het belaste gedeelte van de ingekochte aandelen. Verder wordt het besluit van 6 juli 2009, nr. CPP 2009/1310M ingetrokken, omdat de inhoud van dit besluit is gecodificeerd.

NTFR 2012/115 - Geadopteerd kind toch kind van biologische moeder

Aflevering 3, gepubliceerd op 19-01-2012
Verzoeker klaagt erover dat hij, omdat hij niet als kind van zijn biologische moeder is aangemerkt, voor haar nalatenschap wordt belast met een aanslag successierecht volgens het tarief voor derde verkrijgers. Zijn beroep op de hardheidsclausule is eerder afgewezen omdat het successierecht nauw aansluit bij de familierechtelijke betrekkingen volgens het Burgerlijk Wetboek. De staatssecretaris heeft echter na heroverweging, gelet op de bijzondere omstandigheden van dit geval, besloten de hardheidsclausule alsnog toe te passen door middel van een tegemoetkoming. Het tarief en de vrijstelling die gelden voor een verkrijging door een kind worden toegepast bij de berekening van het verschuldigde successierecht. Daarmee is geheel tegemoetgekomen aan de klacht van verzoeker.

NTFR 2012/116 - Pro-ratatoerekening overdrachtsbelasting in kader van verschuldigd schenkingsrecht

ECLI:NL:GHARN:2011:BU8359, datum uitspraak 06-12-2011, publicatiedatum 16-12-2011
Aflevering 3, gepubliceerd op 19-01-2012 met annotatie van mr. drs. B.B.A. de Kroon LLM
Belanghebbende heeft de woning van haar moeder gekocht voor € 400.000. Hiervan is € 95.000 ten titel van schenking kwijtgescholden. De verschuldigde overdrachtsbelasting bedraagt € 6.906, omdat art. 13 Wet BRV van toepassing is (€ 400.000 -/- € 284.908 (art. 13) = € 115.100 x 6% = € 6.906). De aanslag schenkingsrecht is berekend op € 8.349 (€ 95.000 -/- € 4.556 aan vrijstelling keer tariefgroep I). Volgens art. 24, lid 4, SW 1956 strekt de overdrachtsbelasting betaald over het bedrag waarover schenkingsrecht is verschuldigd in mindering van het schenkingsrecht. Belanghebbende stelt dat het gehele bedrag waarover schenkingsrecht is betaald zoveel mogelijk dient te worden toegerekend aan het bedrag waarover overdrachtsbelasting is betaald. Het hof deelt die opvatting niet. De tekst van art. 24, lid 4, SW 1956 geeft geen uitsluitsel over de toerekening, maar een redelijke wetsuitleg brengt volgens het hof mee dat – gelijk de rechtbank heeft beslist – het bedrag waarover overdrachtsbelasting is betaald (€ 115.100) pro rata wordt toegerekend aan het bedrag waarover schenkingsrecht is verschuldigd (€ 90.444) en het bedrag waarover geen schenkingsrecht is verschuldigd (€ 309.556).

NTFR 2012/118 - Cassatieberoep is uitdrukkelijk en ondubbelzinnig ingetrokken

ECLI:NL:HR:2012:BV0277, datum uitspraak 06-01-2012, publicatiedatum 06-01-2012
Aflevering 3, gepubliceerd op 19-01-2012 met annotatie van mr. R.W.J. Kerckhoffs
Hof Den Bosch heeft op 10 december 2010 een mondelinge uitspraak gedaan. Nadat belanghebbende daartegen cassatieberoep heeft ingesteld, is deze uitspraak op 16 februari 2011 vervangen door een schriftelijke uitspraak (NTFR 2011/1060). Bij brief van 28 februari 2011 heeft belanghebbende aan de Hoge Raad geschreven dat hij het cassatieberoep intrekt. Op 24 maart 2011 heeft belanghebbende andermaal cassatieberoep ingesteld, ditmaal tegen de vervangende schriftelijke uitspraak. De Hoge Raad verklaart dit cassatieberoep niet-ontvankelijk, nu belanghebbende het cassatieberoep uitdrukkelijk en ondubbelzinnig heeft ingetrokken.

NTFR 2012/119 - Exploitant beveiligingsbedrijf met gebrekkige administratie is heffingsplichtig voor nettoloonbetalingen

ECLI:NL:GHARN:2011:BU4065, datum uitspraak 01-11-2011, publicatiedatum 11-11-2011
Aflevering 3, gepubliceerd op 19-01-2012 met annotatie van mr. V.M. Maat
Belanghebbende drijft een beveiligingsbedrijf in de vorm van een eenmanszaak. Hij leent arbeidskrachten in van een uitzendbureau op basis van pay-roll dienstverlening. De inspecteur heeft op basis van een SIOD-onderzoek het standpunt ingenomen dat de ingeleende arbeidskrachten bij belanghebbende zelf in dienst zijn en dat zij door hem (ten dele) zwart worden betaald. Daarom heeft de inspecteur nageheven. De naheffingsaanslagen zijn door Rechtbank Arnhem verminderd. Op het hoger beroep van belanghebbende stelt het hof voorop dat belanghebbende geen juiste kasadministratie heeft bijgehouden en ten onrechte geen loonadministratie heeft gevoerd. Dit betekent dat belanghebbende de administratieplicht heeft geschonden op grond waarvan omkering en verzwaring van de bewijslast dient plaats te vinden. In die verzwaarde bewijslast slaagt belanghebbende volgens het hof niet. Voorts oordeelt het hof dat de inspecteur terecht heeft nageheven naar het tabeltarief en niet naar het enkelvoudige tarief van art. 31 Wet LB 1964. Aannemelijk is namelijk dat belanghebbende met de bewakers nettoloonafspraken heeft gemaakt.

NTFR 2012/122 - Inspecteur kan per e-mail in gebreke worden gesteld

ECLI:NL:RBARN:2011:BU4792, datum uitspraak 17-11-2011, publicatiedatum 17-11-2011
Aflevering 3, gepubliceerd op 19-01-2012 met annotatie van mr. dr. R.M.P.G. Niessen-Cobben
Belanghebbende heeft op 5 maart 2010 bezwaar gemaakt tegen de aan haar opgelegde naheffingsaanslag omzetbelasting. Belanghebbende heeft de inspecteur op 3 juni 2010 per e-mail in gebreke gesteld. De inspecteur heeft deze e-mail op dezelfde dag ontvangen. Belanghebbende heeft op 18 juni 2010 beroep ingesteld wegens het niet tijdig doen van uitspraak op bezwaar. De inspecteur heeft op 23 juli 2010 uitspraak op bezwaar gedaan. In geschil is of de inspecteur een dwangsom is verschuldigd, vanwege het niet tijdig doen van uitspraak op bezwaar. De rechtbank stelt vast dat de inspecteur ten tijde van de ingebrekestelling de beslistermijn had overschreden. Ook heeft de inspecteur niet binnen twee weken na de ingebrekestelling beslist. Anders dan de inspecteur stelt, is de rechtbank van oordeel dat voor een schriftelijke ingebrekestelling de elektronische weg is opengesteld. Daarbij wijst de rechtbank erop, dat per 1 januari 2008 de elektronische weg is opengesteld voor het indienen van bezwaarschriften die betrekking hebben op de omzetbelasting. Hiermee is volgens de rechtbank kenbaar gemaakt (als bedoeld in art. 2:15, lid 1, Awb), dat voor een schriftelijke ingebrekestelling wegens het niet tijdig doen van uitspraak op een dergelijk bezwaar, de elektronische weg is opengesteld. Ook de bepalingen van art. 4:17 en art. 4:3a Awb gaan uit van de vooronderstelling dat indien het bestuursorgaan kenbaar heeft gemaakt dat de elektronische weg voor bezwaarschriften is opengesteld, deze ook voor de daarmee verband houdende ingebrekestellingen is opgesteld. De inspecteur is een dwangsom verschuldigd van € 1.020.

NTFR 2012/124 - Heffing over overheidspensioen is toegewezen aan Nederland

ECLI:NL:GHSHE:2011:BU2913, datum uitspraak 26-08-2011, publicatiedatum 31-10-2011
Aflevering 3, gepubliceerd op 19-01-2012 met annotatie van mr. M. van Leeuwaarden Adv. LLM
Belanghebbende heeft de Nederlandse nationaliteit en was tot zijn pensionering in Nederland werkzaam als rijksambtenaar. Na zijn pensionering is hij in Israël gaan wonen. Belanghebbende heeft een verzoek gedaan om vrijstelling van loonbelasting en premie volksverzekeringen ten aanzien van de pensioenuitkering. Dit verzoek is door de inspecteur afgewezen. Tegen deze afwijzing staan geen rechtsmiddelen open, zodat de inspecteur belanghebbende terecht niet-ontvankelijk in zijn bezwaar hiertegen heeft verklaard, aldus het hof. Voor zover belanghebbende heeft bedoeld bezwaar te maken tegen een onjuiste inhouding van loonbelasting en premie volksverzekeringen, oordeelt het hof dat geen sprake is van strijd met het beginsel van non-discriminatie, neergelegd in art. 27, lid 1, Verdrag Nederland-Israël. Belanghebbende beroept zich voorts op het gelijkheidsbeginsel. Hij is van mening dat er een niet te rechtvaardigen onderscheid bestaat tussen de belastingheffing van personen die een overheidspensioen genieten (heffing in bronstaat) en van personen die een privaatrechtelijk pensioen genieten (heffing in woonstaat). Het hof overweegt dat de tussen Nederland en Israël overeengekomen verdeling van heffingsrechten ter zake van overheidspensioenen en particuliere pensioenen in overeenstemming is met de internationaal aanvaarde uitgangspunten (vgl. art. 19 OESO-modelverdrag). Van strijd met art. 26 IVBPR en art. 14 EVRM acht het hof geen sprake.

NTFR 2012/125 - Terugvordering compensatie uit BTW-compensatiefonds bij wijziging gebruik stadskantoor niet mogelijk

ECLI:NL:HR:2012:BU4833, datum uitspraak 21-09-2012, publicatiedatum 21-09-2012
Aflevering 3, gepubliceerd op 19-01-2012 met annotatie van mr. J.P.W.H.T. Becks en drs. J. van der Laan
Belanghebbende, een gemeente, heeft in 2004 een in haar opdracht gebouwd stadskantoor in gebruik genomen. Zij verricht zowel overheidsactiviteiten als activiteiten waarvoor zij ondernemer is in de zin van de Wet OB 1968. De prestaties die belanghebbende als ondernemer verricht (ondernemershandelingen) zijn te onderscheiden in belaste prestaties en vrijgestelde prestaties. Het stadskantoor werd bij ingebruikname door belanghebbende voor zowel haar overheidsactiviteiten (93%), belaste ondernemersactiviteiten (6%) als vrijgestelde ondernemersactiviteiten (1%) gebruikt. Zij heeft met betrekking tot het stadskantoor een bijdrage uit het BTW-compensatiefonds gekregen ter grootte van 93% van de op de bouw drukkende omzetbelasting. De aan de belastbare activiteiten toerekenbare omzetbelasting heeft zij op aangifte in aftrek gebracht.

NTFR 2012/128 - Heffing privégebruik auto en toepassing BUA

Aflevering 3, gepubliceerd op 19-01-2012 geschreven door drs. J. van der Laan en mr. J.P.W.H.T. Becks
Met ingang van 1 juli 2011 zijn de regels inzake privégebruik auto in de btw gewijzigd. Daarbij is de koppeling met de forfaitaire regels in de inkomstenbelasting en loonbelasting losgelaten. De wijzigingen houden verband met de wijziging van het BUA voor privégebruik auto en de intrekking van art. 15 van de beschikking voor privégebruik auto. De wijzigingen hebben tot gevolg dat privégebruik auto als fictieve prestatie wordt belast bij zowel privégebruik door de ondernemer als bij privégebruik door de werknemer. Onder privédoeleinden valt ook het zogenoemde woon-werkverkeer. In dit besluit zijn enkele goedkeuringen opgenomen over het privégebruik auto. Daarnaast wordt ook het BUA – dat dus niet meer ziet op privégebruik auto – kort behandeld en dan in het bijzonder de verstrekking van fietsen en het gratis kerstpakket.

NTFR 2012/130 - Er is geen sprake van een inkoopcommissie die in mindering komt op de douanewaarde (II)

ECLI:NL:GHAMS:2011:BV0109, datum uitspraak 22-12-2011, publicatiedatum 04-01-2012
Aflevering 3, gepubliceerd op 19-01-2012 met annotatie van mr. Stuijt en Van Dam
Belanghebbende heeft voor een importeur van kleding aangifte gedaan voor het in het vrije verkeer brengen van kleding. Aan de importeur werden door de leverancier twee facturen uitgereikt: één voor 70% en één voor 30%. Beide bedragen diende de importeur aan de leverancier te betalen. Het bedrag op de tweede factuur diende de leverancier door te betalen aan A. A heeft voor de importeur diverse werkzaamheden verricht, bestaande uit het nemen van monsters, verrichten van kwaliteitscontroles, controle van de goederen voor verzending, het samenstellen van alle benodigde documenten, boekingen verrichten en de verzending verzorgen. A is met betrekking tot de onderhavige transacties niet opgetreden als vertegenwoordiger van de importeur bij de aankoop van goederen.

NTFR 2012/133 - Hoge Raad verwijst zaak over opbrengstlimiet Verordening rioolrecht gemeente Nijmegen (I)

ECLI:NL:HR:2012:BR0676, datum uitspraak 06-01-2012, publicatiedatum 06-01-2012
Aflevering 3, gepubliceerd op 19-01-2012 met annotatie van mr. E.G. Borghols
Aan belanghebbende is door de gemeente Nijmegen een aanslag in het rioolrecht opgelegd. Hof Arnhem heeft geoordeeld dat de verordening niet onverbindend is omdat de opbrengstlimiet niet is overschreden. Op onderdelen is de uitspraak van het hof volgens de Hoge Raad niet cassatieproof. In de eerste plaats is het hof ten onrechte ervan uitgegaan dat de belastingrechter geen toetsingsrecht toekomt bij de vraag of investeringen in gemeentebezittingen die duurzaam nut afwerpen moeten worden geactiveerd. In de tweede plaats heeft het hof ten onrechte geoordeeld dat de rioolrechten ‘bijdragen van derden direct gerelateerd aan een actief’ vormen, die op de kostprijs van het activum mogen worden afgeboekt. In de derde plaats heeft het hof ten onrechte het voorwaardelijk ingestelde incidentele hoger beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard wegens gebrek aan belang. In verband met deze punten zal een verwijzingshof zich over de zaak moeten buigen. Dit hof zal ook aandacht moeten besteden aan de vraag of de dotaties aan het ‘schommelfonds’‘lasten ter zake’ vormen.

NTFR 2012/134 - Hoge Raad verwijst zaak over opbrengstlimiet Verordening rioolrecht gemeente Nijmegen (II)

ECLI:NL:HR:2012:BR0707, datum uitspraak 06-01-2012, publicatiedatum 06-01-2012
Aflevering 3, gepubliceerd op 19-01-2012 met annotatie van mr. E.G. Borghols
Aan belanghebbende is door de gemeente Nijmegen een aanslag in het rioolrecht opgelegd. Hof Arnhem heeft geoordeeld dat de verordening niet onverbindend is, omdat de opbrengstlimiet niet is overschreden. Op onderdelen is de uitspraak van het hof volgens de Hoge Raad niet cassatieproof. In de eerste plaats is het hof ten onrechte ervan uitgegaan, dat de belastingrechter geen toetsingsrecht toekomt bij de vraag of investeringen in gemeentebezittingen, die duurzaam nut afwerpen, moeten worden geactiveerd. In de tweede plaats heeft het hof ten onrechte geoordeeld dat de rioolrechten ‘bijdragen van derden direct gerelateerd aan een actief’ vormen, die op de kostprijs van het activum mogen worden afgeboekt. In de derde plaats heeft het hof ten onrechte het voorwaardelijk ingestelde incidentele hoger beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard wegens gebrek aan belang. In verband met deze punten zal een verwijzingshof zich over de zaak moeten buigen. Dit hof zal ook aandacht moeten besteden aan de vraag of de dotaties aan het ‘schommelfonds’‘lasten ter zake’ vormen.

NTFR 2012/135 - Hoge Raad verwijst zaak over opbrengstlimiet Verordening rioolrecht gemeente Nijmegen (III)

ECLI:NL:HR:2012:BR0689, datum uitspraak 06-01-2012, publicatiedatum 06-01-2012
Aflevering 3, gepubliceerd op 19-01-2012 met annotatie van mr. E.G. Borghols
Aan belanghebbende is door de gemeente Nijmegen een aanslag in het rioolrecht opgelegd. Hof Arnhem heeft geoordeeld dat de verordening niet onverbindend is omdat de opbrengstlimiet niet is overschreden. Op onderdelen is de uitspraak van het hof volgens de Hoge Raad niet cassatieproof. In de eerste plaats is het hof ten onrechte ervan uitgegaan dat de belastingrechter geen toetsingsrecht toekomt bij de vraag of investeringen in gemeentebezittingen die duurzaam nut afwerpen moeten worden geactiveerd. In de tweede plaats heeft het hof ten onrechte geoordeeld dat de rioolrechten ‘bijdragen van derden direct gerelateerd aan een actief’ vormen, die op de kostprijs van het activum mogen worden afgeboekt. In de derde plaats heeft het hof ten onrechte het voorwaardelijk ingestelde incidentele hoger beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard wegens gebrek aan belang. In verband met deze punten zal een verwijzingshof zich over de zaak moeten buigen. Dit hof zal ook aandacht moeten besteden aan de vraag of de dotaties aan het ‘schommelfonds’‘lasten ter zake’ vormen.

NTFR 2012/136 - Gemeente heeft ten onrechte geen rekening gehouden met dalende trend op markt voor recreatiewoningen

ECLI:NL:GHARN:2011:BU8361, datum uitspraak 06-12-2011, publicatiedatum 16-12-2011
Aflevering 3, gepubliceerd op 19-01-2012 met annotatie van mr. R. van den Berg MRE
Belanghebbende is eigenaar van een op een recreatiepark gelegen vrijstaande recreatiewoning. De WOZ-waarde daarvan per 1 januari 2009 is door de gemeente vastgesteld op € 279.000. Hiertegen heeft belanghebbende vergeefs beroep aangetekend bij de rechtbank. In hoger beroep heeft belanghebbende echter wel succes. In 2008 was namelijk sprake van een dalende trend op de markt van recreatiewoningen. Hiermee heeft de gemeente geen rekening gehouden. Voorts heeft de gemeente geen inzicht kunnen verschaffen of zij in de vergelijking met andere recreatiewoningen voldoende rekening heeft gehouden met de verschillen in onderhoud en kwaliteit. Omdat belanghebbende de door hem bepleite waarde van € 245.000 evenmin aannemelijk maakt, stelt het hof de waarde in goede justitie vast op € 265.000. Voor het inschakelen van een deskundige bij de rechtbank, kent het hof belanghebbende een proceskostenvergoeding toe van € 869.