Aflevering 18

Gepubliceerd op 6 mei 2021

NTFR 2021/1457 - Het 'Made in America Tax Plan' van de regering-Biden

Aflevering 18, gepubliceerd op 06-05-2021 geschreven door prof. mr. dr. M.F. de Wilde
Op 31 maart 2021 presenteerde de Amerikaanse president Biden zijn ‘American Jobs Plan’, een ambitieus voorstel voor grootschalige publieke investeringen in onder andere infrastructuur, schone energie en de zorgeconomie. Het ‘fact sheet’ van het Witte Huis (beschikbaar op whitehouse.gov) spreekt van een investeringsbedrag van zo’n $ 2 biljoen in de komende acht jaar. Dezelfde dag kondigde de Amerikaanse president als onderdeel hiervan plannen aan voor belastinghervormingen, lees: belastingverhogingen, in de Amerikaanse vennootschapsbelasting, het ‘Made in America Tax Plan’ (beschikbaar op home.treasury.gov). Met de structurele belastingopbrengsten moeten genoemde investeringen in vijftien jaar tijd gefinancierd worden. Daarna zullen hiermee de begrotingstekorten teruggedrongen moeten worden. De voorstellen maakten al deel uit van Bidens ‘Build Back Better’-plannen tijdens zijn campagne voor het Amerikaanse presidentschap. In het Made in America Tax Plan wordt het voornemen geuit het vennootschapsbelastingtarief van het huidige 21% op te schroeven naar 28%. Daarnaast wordt door president Biden het voornemen geuit om de fiscale regels voor het internationaal opererende bedrijfsleven die per 2018 zijn ingevoerd met de Tax Cuts and Jobs Act (TCJA) te verscherpen. Voorgesteld wordt het toen ingevoerde ‘Global Intangible Low Taxed Income’ (GILTI)-regime te verscherpen, het ‘Foreign Derived Intangible Income (FDII)-regime af te schaffen en de ‘Base Erosion and Anti-Abuse Tax’ (BEAT) te vervangen door een alternatieve maatregel. In dit verband heeft de regering-Biden aangegeven te gaan inzetten op het bereiken van mondiale overeenstemming binnen het Inclusive Framework van de OESO over de maatregelen die daar thans worden bediscussieerd: een herverdeling van de winstbelastinggrondslag over landen richting afzet-/content-userjurisdicties (Pijler 1) en een mondiaal afgestemd minimumniveau van winstbelastingheffing en bijheffing door landen tot dat niveau waar andere landen zich niet conformeren (Pijler 2); zie NTFR 2021/397en NTFR 2020/615. Op 8 april 2021 presenteerde het Amerikaanse ministerie van Financiën, het U.S. Department of the Treasury, zijn voornemens en plannen daartoe tijdens een bijeenkomst van de ‘Steering Group’ van het Inclusive Framework. Het slidedeck met de titel ‘Steering Group of the Inclusive Framework Meeting; Presentation by the United States’ is te vinden op politico.com. De regering-Biden wil verder de ‘anti-inversion rules’ verscherpen, prikkels wegnemen om investeringen naar het buitenland te verplaatsen, een ‘minimum corporate tax on book income’ invoeren, belastingsubsidies voor de fossiele industrie afschaffen en de handhaving verscherpen door meer middelen te reserveren voor de Amerikaanse belastingdienst, de Internal Revenue Service (IRS). In het American Jobs Plan zijn klimaat- en energietransitiegerelateerde belastingsubsidies opgenomen en belastingsubsidies voor binnenlandse investeringen. De plannen kunnen in potentie de wereld van de internationale vennootschapsbelasting op ongekende wijze veranderen. In deze bijdrage bespreek ik de vraag wat de Amerikaanse plannen behelzen en wat de mogelijke implicaties daarvan zullen zijn, ook voor Nederland, mochten deze werkelijkheid worden.

NTFR 2021/1460 - Overzicht fiscale moties en toezeggingen Eerste Kamer

Aflevering 18, gepubliceerd op 06-05-2021
De staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst heeft de voorjaarsbrief fiscale moties en toezeggingen 2021 aan de Eerste Kamer gestuurd. In deze brief gaat hij in op een aantal afgedane en lopende fiscale moties en toezeggingen op het gebied van de fiscaliteit en de Belastingdienst.

NTFR 2021/1461 - Overzicht fiscale moties en toezeggingen Tweede Kamer

Aflevering 18, gepubliceerd op 06-05-2021
De beide staatssecretarissen van Financiën hebben de Voorjaarsbrief fiscale moties en toezeggingen 2021 aan de Tweede Kamer gestuurd. In deze brief gaan zij in op moties en toezeggingen op het gebied van de fiscaliteit en de Belastingdienst. Over de moties en toezeggingen naar aanleiding van het traject ‘Herstellen, Borgen, Verbeteren’ en de vervolgacties naar aanleiding van de kabinetsreactie op het rapport ‘Ongekend Onrecht’ informeren zij de Kamer separaat.

NTFR 2021/1465 - Cassatieberoep inzake afwijzing verzoek overlegprocedure ex art. 13 Rijnvarendenverdrag is niet-ontvankelijk

ECLI:NL:PHR:2021:351, datum uitspraak 07-04-2021, publicatiedatum 23-04-2021
Aflevering 18, gepubliceerd op 06-05-2021 met annotatie van mr. dr. B.M.M. Didden
Belanghebbende werkte in 2007 aan boord van een Rijnvaartschip van een Nederlandse exploitant, maar stond op de loonlijst van een Luxemburgse vennootschap die – naar thans blijkt ten onrechte – in Luxemburg premies voor hem heeft afgedragen voor een aantal sociale verzekeringen. Belanghebbende was in Nederland verplicht verzekerd. Hij heeft de SVB verzocht om, zo nodig via de overlegprocedure ex art. 13 Rijnvarendenverdrag (RVV), te bewerkstelligen dat hij over 2007 alleen in Luxemburg verzekerd zou zijn. De SVB heeft dat verzoek afgewezen. Het daartegen gerichte bezwaar is ongegrond verklaard.

NTFR 2021/1474 - Geen aftrekrecht voor ter zake van uit douane-entrepot gestolen nikkel geheven btw

ECLI:NL:HR:2021:674, datum uitspraak 30-04-2021, publicatiedatum 30-04-2021
Aflevering 18, gepubliceerd op 06-05-2021 met annotatie van mr. B.A. Kalshoven
Belanghebbende is beheerder van een particulier douane-entrepot van waaruit eind 2012 een partij nikkel van een derde is gestolen. Omdat de partij nikkel hierdoor aan een douaneregime is onttrokken, is van belanghebbende wegens invoer van de partij nikkel bij utb van 1 mei 2013 btw geheven. In geschil is of belanghebbende bij haar aangifte over mei 2013 de geheven btw in aftrek mag brengen. Hof Den Bosch (25 mei 2018, nr. 16/03893, NTFR 2018/2254) heeft die vraag ontkennend beantwoord.

NTFR 2021/1477 - Wijzigingsbesluiten organisatie van de Belastingdienst

Aflevering 18, gepubliceerd op 06-05-2021
In verband met de ontvlechting van de Belastingdienst, Toeslagen en Douane zijn de Uitvoeringsregeling Belastingdienst 2003 (Uitv.reg. Bd 2003), de Algemene douaneregeling en enkele andere ministeriële regelingen aangepast en in lijn gebracht met de organisatiestructuur per 1 januari 2021. Ook zijn enkele organisatie- en mandaatbesluiten aangepast

NTFR 2021/1479 - Hongaarse op omzet gebaseerde advertentiebelasting vormt geen verboden staatssteun

Aflevering 18, gepubliceerd op 06-05-2021 met annotatie van A.F. Gunn
Op 11 juni 2014 heeft Hongarije de Wet op de advertentiebelasting vastgesteld. De maatregel is van toepassing op marktdeelnemers die advertenties verspreiden, zoals organen van de gedrukte media, audiovisuele media of aanplakkers, met uitzondering van adverteerders. De belastinggrondslag is de netto-omzet die in een boekjaar is behaald met de verspreiding van advertenties. De belasting wordt, na wijziging op 4 juni 2015, geheven volgens twee belastingtarieven, namelijk 0% voor het deel van het belastbare bedrag van minder dan 100 miljoen forint (HUF), ongeveer € 280.000, en 5,3% voor het deel van het belastbare bedrag daarboven. Voor het eerste belastingjaar voorzag de wet bij wijze van overgangsmaatregel in de gedeeltelijke aftrekbaarheid van overgedragen verliezen van het voorgaande jaar. De Europese Commissie (EC) heeft aangegeven dat de belasting onverenigbaar is met de gemeenschappelijke markt omdat zij kleinere ondernemingen, die te laag worden belast, een ontoelaatbaar voordeel verleent en daarom staatssteun vormt. Hongarije heeft het besluit van de EC aangevochten bij het Gerecht van de Europese Unie. Het Gerecht heeft het beroep toegewezen en het besluit van de EC nietig verklaard, aangezien er geen bewijs was van enig selectief voordeel en dus van staatssteun ten gunste van ondernemingen met een lagere omzet. De EC heeft tegen het arrest beroep ingesteld bij het HvJ. Het HvJ bevestigt het oordeel van het Gerecht. De EC heeft zich ten onrechte op een onvolledig en fictief referentiestelsel gebaseerd doordat zij ervan is uitgegaan dat de progressieve tarieven van de belastingmaatregel in kwestie geen deel uitmaakten van het referentiestelsel uit het oogpunt waarvan moest worden beoordeeld of die maatregel selectief was. Over de regeling inzake de gedeeltelijke aftrekbaarheid van overgedragen verliezen oordeelt het HvJ dat de EC zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat hierbij een selectief voordeel werd toegekend.

NTFR 2021/1483 - Beantwoording Kamervragen over bericht ‘Janet Yellen calls for global minimum corporate tax’

Aflevering 18, gepubliceerd op 06-05-2021 geschreven door prof. mr. dr. M.F. de Wilde
Op 29 april 2021 beantwoordde de staatssecretaris Kamervragen van het lid Idsinga (VVD), ingezonden op 15 april 2021, over het bericht ‘Janet Yellen calls for global minimum corporate tax’ in Financial Times (5 april 2021). De staatssecretaris is onder meer gevraagd of hij kan aangeven wat de implicaties zijn voor Nederland wat betreft het feit dat de nieuwe regering van de Verenigde Staten (VS) recentelijk voorstellen heeft gedaan voor een wereldwijde minimumwinstbelasting en een andere verdeling van de winstafdracht. De staatssecretaris geeft aan dat de voorstellen van de VS passen binnen de discussies over de herziening van het internationale winstbelastingsysteem die in het Inclusive Framework (IF) van de OESO worden gevoerd over de zogenoemde Pijler 1 en Pijler 2. Nederland steunt dit werk van het IF en zet zich in om halverwege 2021 tot overeenstemming te komen. Binnen het IF zijn de onderhandelingen in een vergevorderd stadium. Eind juni/begin juli 2021 staat de volgende plenaire vergadering van het IF gepland en de verwachting is dat landen dan zal worden gevraagd in te stemmen met een rapport. Voorafgaand aan de plenaire vergadering van het IF zal de staatssecretaris de Kamer daarover verder informeren. De staatssecretaris is hoopvol dat het lukt om halverwege 2021 binnen het IF een akkoord te bereiken en hij ziet de voorstellen van de VS daartoe als een forse stap in de goede richting.

NTFR 2021/1484 - Beantwoording Kamervragen over één mondiaal minimumtarief voor winstbelasting

Aflevering 18, gepubliceerd op 06-05-2021 geschreven door prof. mr. dr. M.F. de Wilde
Op 29 april 2021 beantwoordde de staatssecretaris Kamervragen van de leden Van Dijk en Alkaya (beiden SP), ingezonden op 8 april 2021, over één mondiaal minimumtarief voor winstbelasting. De staatssecretaris is gevraagd naar zijn oordeel over het bericht ‘VS bepleiten mondiaal minimumtarief voor winst- en vennootschapsbelasting om race to the bottom te stoppen’ in De Volkskrant (6 april 2021). De staatssecretaris geeft aan dat binnen het Inclusive Framework (IF) van de OESO al geruime tijd wordt gesproken over een herziening van het internationale belastingsysteem. Ook een minimumniveau van belastingheffing bij internationaal opererende bedrijven staat op de agenda (Pijler 2). De staatssecretaris beoordeelt de uitlatingen van de Amerikaanse minister van Financiën (Janet Yellen) dat de Verenigde Staten (VS) nu pleiten voor sterke wereldwijde afspraken hierover als een positief signaal. De staatssecretaris deelt het pleidooi van Yellen om een mondiaal minimumtarief in te stellen. Mondiale afspraken over een minimumniveau van belastingheffing zetten in op het wereldwijd creëren van een gelijk speelveld en zijn een goed middel om belastingconcurrentie te verminderen. De Pijler 2-voorstellen bezien of landen feitelijk genoeg belasting heffen. Indien dit niet het geval is, kunnen andere landen extra belasting heffen om een minimumniveau van belastingheffing te bereiken. Pijler 2 verschilt van de CCCTB, die ziet op het creëren van een gemeenschappelijke geconsolideerde belastinggrondslag binnen de EU en een gelijk speelveld in de interne markt. Beide systemen kunnen volgens de staatssecretaris bijdragen aan het verminderen van het risico op een zogenoemde race to the bottom. De CCCTB betekent dat de soevereiniteit van lidstaten over de invulling van de winstbelasting verder wordt ingeperkt.