Aflevering 26

Eindelijk is het dan zo ver: de tekst van het belastingverdrag Nederland–België heeft het licht gezien. Op 5 juni 2001 is de tekst van het verdrag door de verantwoordelijke bewindslieden te Luxemburg (!) getekend en gepubliceerd, zij het nog zonder enige toelichting (NTFR 2001/876). Enige tijd daarvoor, te weten op 21 mei 2001, is het met het verdrag samenhangende, naamloze, rapport van de Commissie grensarbeiders gepubliceerd; de ondertekening en publicatie van de verdragstekst is ongetwijfeld opgehouden door de omstandigheid dat de Commissie grensarbeiders betrekkelijk lange tijd nodig heeft gehadDe Commissie is ingesteld op 10 februari 2000; overigens is die lange duur, naar ik aanneem, niet zozeer te wijten aan een trage werkwijze van de Commissie, maar vooral aan de weerbarstigheid van de problematiek waarmee de Commissie is geconfronteerd. om tot een advies te komen. Dit advies was min of meer een voorwaarde voor ondertekening van het verdrag, omdat duidelijk diende te zijn dat de ten aanzien van grenswerknemers gekozen verdragsoplossing ook uitvoerbaar is. Het rapport van de Commissie bevat een substantieel aantal aanbevelingen, maar tegelijkertijd kan de conclusie zijn dat de in het verdrag gekozen oplossing voor de grenswerknemers niet op overwegend technische bezwaren stuit. Een curiositeit is dat het advies van de Commissie grensarbeiders primair gaat om de technische uitwerking van het overgangsrecht voor grenswerknemers zoals dat in art. 27 Verdrag opgenomen, maar dat in het gehele rapport geen spoor valt te bekennen van de tekst van die bepalingen. Zonder die verdragstekst laat het rapport zich niet eenvoudig lezen. Pas nadat de verdragstekst op 5 juni 2001 is verschenen, is eigenlijk pas een goed oordeel over het rapport te geven.

De vaste commissie voor Financiën heeft beknopt verslag uitgebracht van het algemeen overleg dat op 29 mei jl. plaatsvond met de staatssecretaris van Financiën over de inventarisatie van knelpunten en invoeringsproblemen als gevolg van de belastingherziening 2001. Het overleg vond plaats aan de hand van de brief van de staatssecretaris d.d. 22 mei 2001.

De staatssecretaris heeft in dit besluit vastgelegd op welke wijze binnen de Belastingdienst eenheid van beleid moet worden gewaarborgd. Beschreven wordt hoe standpunten en het fiscaal uitvoerings- en cassatiebeleid tot stand komen. Daarbij wordt weergegeven wat de rol is van de diverse betrokkenen, zoals inspecteur, kennisgroepen, Belastingdienst/Centrum voor proces- en productontwikkeling, Directoraat-Generaal Belastingdienst, Directoraat-Generaal voor Fiscale Zaken en Staatssecretaris. Het besluit dient ter vervanging van het besluit van 21 juli 1995, nr. AFZ94/4519M.

De staatssecretaris heeft het Besluit van 7 mei 2001 (NTFR 2001/736) over de mond- en klauwzeercrisis aangevuld. De aanvulling betreft de goedkeuring om lijfrentepremies die vóór 1 oktober 2001 zijn betaald, in 2000 in aftrek te brengen.

onderneming, zanger

afzonderlijke vaststelling, autokosten, onkostenvergoedingen

bijdrage vermogensverlies, loonbegrip, negatief loon

kantoorruimte

De staatssecretaris van Financiën heeft op 2 juli 2001 vragen beantwoord van het lid van de Tweede Kamer Reitsma (CDA) over het keuzeregime werknemersopties.

De staatssecretaris keurt onder bepaalde voorwaarden goed dat pensioenregelingen die worden uitgevoerd in de vorm van kapitaalverzekeringen met pensioenclausule worden aangewezen als beschikbarepremieregeling.

ABC-boete, evenredigheid, liquiditeitspositie werkgever, meest gunstige regeling

convenant, interimmanagement, verzekeringsplicht adviseur

6 EVRM, redelijke termijn

fraus legis, oppompen gestort kapitaal

verkapt dividend, verzwegen omzet

Aan de Regeling groenprojecten van 26 september 1998, nr. DGM MBB98079196, Stcrt 198, is per 1 januari 2001 de grondslag ontvallen. De minister van VROM en de staatssecretaris van Financiën geven daarom nu de Regeling groenprojecten 2001, DGM2001043277, Stcrt 122, uit. Deze nieuwe Regeling is – materieel – de voortzetting van de vorige; er zijn echter wel enkele technische aanpassingen aangebracht. De Regeling treedt in werking op 30 juni 2001, maar heeft terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2001.

buitengewone lasten, levensonderhoud, schriftelijke bescheiden

Belanghebbende is verstandelijk gehandicapt. Het hof oordeelt dat hij in 1997 ten onrechte f 947 als buitengewone lasten ter zake van invaliditeit in verband met extra vervoerskosten heeft afgetrokken. Het besteedbaar inkomen van belanghebbende bedroeg f 13.997. Hiervan is 7% gebruikt voor vervoerskosten. Blijkens gegevens van het CBS bedroegen de vervoerskosten van huishoudens in 1996 bij een besteedbaar inkomen lager dan f 27.900, 11,7% van dat inkomen. Voor 1998 was dat 11,8% bij een besteedbaar inkomen lager dan f 30.100. Hieruit volgt dat de vervoerskosten van belanghebbende niet uitgaan boven de vervoerskosten van een in maatschappelijk en financieel opzicht vergelijkbare valide belastingplichtige.

De staatssecretaris heeft kamervragen beantwoord van de Kamerleden Mosterd en Balkenende (beiden CDA) over onbenutte ouderdomsaftrek. Uit de antwoorden blijkt onder meer dat circa 29.000 oudere belastingplichtigen die wel aftrek van buitengewone lasten hebben, geen gebruikmaken van het ouderdomsforfait. Daarnaast wijst de staatssecretaris op een aantal situaties waardoor ouderenaftrek feitelijk onbenut blijft, zoals het niet doen van aangifte en bij drempelbedragen. Hij kan geen uitspraak doen over de omvang van het niet-gebruik en de vraag of hierdoor een bedrag van 50 miljoen gulden onbenut blijft. De Belastingdienst beziet op dit moment op welke wijze extra aandacht in de voorlichting aan dit onderwerp kan worden besteed. De Belastingdienst is bijvoorbeeld voornemens een project belastingvoorlichting 21e eeuw voor ouderenbonden op te zetten en extra aandacht aan dit onderwerp te besteden bij de campagne hulp-bij-aangifte 2002.

De staatssecretaris van Financiën heeft vooruitlopend op wetswijziging in een besluit goedgekeurd dat de zesmaandseis die geldt voor diverse heffingskortingen niet van toepassing is indien door overlijden niet aan deze termijn is voldaan.

aanloopverliesbeschikking, pensioenreserves

ambtshalve aanslag, redelijke schatting, Schroothandel BV

De staatssecretaris heeft aangegeven onder welke voorwaarden een buitenlands lichaam van een internationaal concern, met een vaste inrichting in Nederland waarin het Europese hoofdkantoor van het concern wordt uitgeoefend, aandelen in een Nederlandse houdstermaatschappij van Europese deelnemingen kan toerekenen aan deze vaste inrichting. Indien de deelnemingsvrijstelling van toepassing is bij de vaste inrichting ten aanzien van de Nederlandse houdstermaatschappij, is geen dividendbelasting verschuldigd. Dit geldt zowel voor de dividenduitkering vanuit de Nederlandse houdstermaatschappij naar de vaste inrichting, als voor de vanuit de vaste inrichting naar het buitenlandse hoofdhuis overgemaakte ingehouden winsten. Zekerheid vooraf over de toepassing van de deelnemingsvrijstelling dient separaat te worden beoordeeld. Zekerheid vooraf wordt niet verleend indien het opzetten van de structuur erop is gericht de bestaande dividendbelastingclaim op winstreserves bij de Nederlandse houdstermaatschappij buiten het bereik van de dividendbelasting te brengen. Verzoeken om zekerheid vooraf dienen door de competente inspecteur voor een bindend advies te worden voorgelegd aan het APA-/ATR-team van de Belastingdienst/Grote ondernemingen te Rotterdam. Afhandeling geschiedt overeenkomstig het het ATR-besluit van 30 maart 2001, IFZ2001/293M.

De staatssecreraris heeft het rapport 'Verbreding en verlichting' van de Studiegroep Vennootschapsbelasting in internationaal perspectief naar de Tweede Kamer gezonden. In de begeleidende brief heeft de staatssecretaris onder andere het volgende opgemerkt:

hervestiging, landbouwbedrijf, pacht

bewijslastverdeling, enkelvoudige belasting, verhoging

ambtshalve vermindering, onjuist

Het verdrag tussen Nederland en de Republiek Moldavië ter voorkoming van dubbele belasting is op 1 juni jl. in werking getreden. Het verdrag en de toelichtende nota bespraken wij in NTFR 2000/1780. Het persbericht bij de ondertekening van het verdrag namen wij op in NTFR 2000/1119.

boete, personenauto, stalling

inzamelverplichting, particuliere weg

Het regeerakkoord uit 1998 geeft aan dat er in 2002 een vaarbelasting moet zijn geïntroduceerd met een netto-opbrengst van 80 miljoen gulden per jaar. In antwoord op vragen uit de Tweede Kamer over de invoering van deze belasting heeft de staatssecretaris van Financiën laten weten dat dit onderwerp nader aan de orde zal komen in het Belastingplan 2002. De bewindsman geeft verder aan dat moet worden geconcludeerd (na onderzoek door een speciale werkgroep en interdepartementaal overleg) dat aan de invoering van een vaarbelasting veel problemen kleven. Niet alleen de maatschappelijke aanvaardbaarheid is onderwerp van discussie, maar ook de juridische en uitvoeringstechnische aspecten moeten nog worden bestudeerd. Een concreet voorstel tot invoering van een vaarbelasting maakt wellicht deel uit van het Belastingplan 2002.

Op grond van artikel 36l van de Wet belastingen op milieugrondslag (Wbm) komen instellingen van maatschappelijke, sociale of culturele aard in beginsel in aanmerking voor een (gedeeltelijke) teruggaaf van betaalde energiebelasting. De teruggaafmogelijkheid geldt niet voor instellingen die actief zijn op het gebied van sport, gezondheidszorg of onderwijs. De staatssecretaris van Financiën heeft nu een besluit gepubliceerd (mededeling 17) waarin nader wordt ingegaan op de voorwaarden die moeten worden vervuld om voor een teruggaaf (50% van de betaalde belasting) in aanmerking te komen. Daarnaast worden enkele essentiële begrippen, als instellingen van maatschappelijke, sociale of culturele aard gedefinieerd. Ook wordt ingegaan op de formaliteiten rondom het verzoek om teruggaaf; welke inspecteur is competent, welke termijnen moeten in acht worden genomen en welke informatie dient in ieder geval in het verzoek te zijn opgenomen?

Belastbaar feit, overnachten in conferentieoord, toeristenbelasting

nacht in politiecel, overmacht

bodemverontreiniging, saneringskosten

negatieve waarde, woning

aanslag rioolrecht, afzonderlijk geheel

aanslag rioolrecht

De Leaseregeling, besluit van 15 november 1999, nr. AFZ 99/3262M, Stcrt. 225, en het besluit van 27 december 1999, nr. AFZ 99/3639M, inzake de leaseregeling, worden op een drietal punten gewijzigd. Ten eerste wordt geregeld dat elementen die aantoonbaar vreemd zijn aan de voor de verrichte investeringen gangbare grondslag voor de berekening van de investeringsbijdragen, buiten beschouwing worden gelaten. Deze voorwaarde moet voorkomen dat de in de leasetermijnen begrepen vergoedingen voor bijvoorbeeld onderhoud, de fiscale kostprijs van de lessor verhogen en daarmee zouden leiden tot een hogere grondslag voor de fiscale investeringsfaciliteiten. Deze voorwaarde was overigens ook reeds opgenomen in de op 1 maart 1987 in werking getreden leaseregeling.

De directeur-generaal van de Belastingdienst heeft namens de staatssecretaris van Financiën de Leidraad Invordering 1990 gewijzigd. De wijzigingen treden in met ingang van 1 juli 2001. Een aantal wijzigingen met betrekking tot de kwijtschelding werkt terug tot en met 1 januari 2001. De beleidswijzigingen verluchtigt de staatssecretaris, zoals gebruikelijk, met een aantal bijlagen, waarin cijfermatige voorbeelden zijn opgenomen.

beschikking, onroerende zaken