NTFR 2004/1210 - Aangaan (beperkte) huwelijksgoederengemeenschap staande huwelijk een schenking?
Aflevering 34, gepubliceerd op 19-08-2004 geschreven door mr. M.J. HoogeveenIn zijn arresten van 28 januari 1959, nr. 13.787, BNB 1959/122 en van 17 maart 1971, nr. 16.473, BNB 1971/95 heeft de Hoge Raad voor de toepassing van de Successiewet geoordeeld dat het aangaan van een huwelijksgoederengemeenschap staande het huwelijk geen schenking betekent van de rijke (stel de man) aan de arme echtgenoot (stel de vrouw). Met het begrip schenking bedoel ik in deze opinie steeds zowel de formele schenking als de gift (voorheen de materiële schenking), zoals bedoeld in art. 1, lid 3, SW 1956. De Hoge Raad draagt hiervoor twee argumenten aan. Ten eerste kan de vrouw niet vrijelijk over het vermogen beschikken omdat het een gebonden vermogen betreft en omdat haar man het bestuur heeft over de goederen. Ten tweede heeft volgens de Hoge Raad geen definitieve vermogensverschuiving plaatsgevonden tussen de echtgenoten omdat toekomstige goederen, inkomsten en schulden ook tot de huwelijksgoederengemeenschap gaan behoren. Hierdoor is pas aan het einde van het huwelijk duidelijk of en in hoeverre de vrouw is bevoordeeld door het aangaan van de huwelijksgoederengemeenschap.