Aflevering 9

Gepubliceerd op 26 februari 2009

NTFR 2009/450 - Naar een beter vestigingsklimaat?

Aflevering 9, gepubliceerd op 26-02-2009 geschreven door prof. dr. R.P.C. Cornelisse
Met de publicatie van hun artikel in het Weekblad fiscaal recht hebben de hoogleraren Engelen, Vording en Van Weeghel het smeulende, en soms tot een korte uitslaande brand leidende, debat over de aftrek van (groeps)rente – al dan niet in het kader van de overname door het buitenlandse bedrijfsleven van Nederlandse ondernemingen – een nieuwe, en op onderdelen vernieuwende, impuls gegeven.F.A. Engelen, H. Vording en S. van Weeghel; ‘Wijziging van belastingwetten met het oog op het tegengaan van uitholling van de belastinggrondslag en het verbeteren van het fiscale vestigingsklimaat’, WFR, jrg. 2008, nr. 6777, p. 891 tot en met 906. Op hun voorstellen – in het bijzonder met betrekking tot de fiscale behandeling van groepsrente en de verruiming van de deelnemingsvrijstelling – zal ik hierna ingaan.

NTFR 2009/451 - Commentaar Register Belastingadviseurs op wetsvoorstel personenvennootschappen (Titel 7.13)

Aflevering 9, gepubliceerd op 26-02-2009
Het Register Belastingadviseurs heeft de Vaste Commissie voor Justitie van de Eerste Kamer geattendeerd op enige onduidelijkheden in de wetgeving betreffende de personenvennootschappen (Titel 7.13, 31 065). De onderwerpen betreffen de overdracht aan een deel van de zittende vennoten, de toepasselijkheid van enkele bestaande faciliteiten in de inkomsten-, vennootschaps- en overdrachtsbelasting en de (krappe) datum van inwerkingtreding. In NTFR 2009/404 besteedden wij aandacht aan de vierde nota van wijziging op de Invoeringswet Titel 7.13.

NTFR 2009/453 - Voor de WEVAB zijn de agrarische gebruiksmogelijkheden beslissend

ECLI:NL:HR:2009:BH3339, datum uitspraak 20-02-2009, publicatiedatum 20-02-2009
Aflevering 9, gepubliceerd op 26-02-2009 met annotatie van mr. H. Roerdink
Belanghebbende is akkerbouwer en bezit een perceel bouwland waarop het bestemmingsplan ‘Landelijk Gebied’ van toepassing is. Op basis van dit bestemmingsplan is in 1995 aan belanghebbende een bouwvergunning verstrekt voor de bouw van kassen. In 1998 heeft belanghebbende met de gemeente een intentieovereenkomst gesloten. Daarin is verklaard dat belanghebbende ervoor zorgt dat van de bouwvergunning geen gebruik wordt gemaakt, en dat de gemeente zich inspant om de bouw van vijf landhuizen op het perceel mogelijk te maken. In 1999 verkoopt belanghebbende een deel van de grond. In geschil is of voor de bepaling van de landbouwvrijstelling moet worden uitgegaan van de WEVAB-glastuinbouw of van de WEVAB-akkerbouw. Volgens de Hoge Raad is beslissend de agrarische gebruiksmogelijkheden van de grond onmiddellijk voorafgaand aan de bestemmingswijziging. De grond van belanghebbende kan, totdat belanghebbende met de gemeente overeenstemming heeft bereikt over het niet gebruiken van de vergunning, worden gebruikt als agrarische grond voor de glastuinbouw.

NTFR 2009/454 - Achterblijven van pand staat niet in de weg aan geruisloze doorschuiving

ECLI:NL:HR:2009:BF0389, datum uitspraak 20-02-2009, publicatiedatum 20-02-2009
Aflevering 9, gepubliceerd op 26-02-2009 met annotatie van drs. M.J.A.M. van Gijlswijk
Belanghebbende heeft zijn onderneming met uitzondering van het bedrijfspand overgedragen aan zijn werknemer. Voorafgaand aan de overdracht heeft belanghebbende het pand naar zijn privévermogen overgebracht. Het pand wordt vervolgens aan de overnemer verhuurd. In geschil is of de doorschuiffaciliteit van art. 3.63 Wet IB 2001 kan worden toegepast indien de onderneming met uitzondering van het bedrijfspand wordt overgedragen.

NTFR 2009/456 - Aanwijzingsregeling Vamil en MIA (Milieulijst 2009)

Aflevering 9, gepubliceerd op 26-02-2009
De minister van VROM heeft de Aanwijzingsregeling willekeurige afschrijving en investeringsaftrek milieu-investeringen (Vamil) 2009 vastgesteld. De regeling werkt terug tot en met 1 januari 2009. Bij deze regeling hoort een bijlage (Milieulijst 2009) waarin is aangegeven welke bedrijfsmiddelen in aanmerking komen voor Vamil en voor de 40%, 30% of 15% MIA.

NTFR 2009/457 - Antwoorden op Kamervragen over beleggingsverlies bij pensioeninkoop

Aflevering 9, gepubliceerd op 26-02-2009 geschreven door mr. J.D. Schouten
De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft de Kamervragen beantwoord van het Tweede Kamerlid Blok (VVD). Het betreft het op pensioendatum gedwongen moeten omzetten van een pensioenbeleggingsverzekering in een vaste levenslange pensioenuitkering op basis van de marktrente. De sterk verminderde beleggingswaarde op pensioendatum levert in de optiek van de vragensteller een ongewenste situatie op, omdat de betrokken pensioengerechtigde werknemer gedwongen wordt op pensioendatum verlies te nemen, terwijl hij in de toekomst geen mogelijkheid heeft om te profiteren van een eventueel herstel van de beurskoersen. De vraag die vervolgens gesteld wordt, is of deze gevolgen gemitigeerd kunnen worden door op pensioendatum een knip in het pensioen aan te brengen. Hierdoor wordt een deel van het op pensioendatum aanwezige kapitaal aangewend om een vaste uitkering gedurende vijf jaar aan te kopen en het restant door te schuiven om vervolgens na vijf jaar om te zetten in een vaste periodieke uitkering. De vragensteller verwijst daarbij naar de handreiking 'Pensioenknip' van de Kennisgroep pensioenen, van 6 juni 2007, te vinden op www.belastingdienstpensioensite.nl. De minister antwoordt in samenspraak met de staatssecretaris van Financiën dat er een tijdelijke beleggingsknip zal komen. Degenen die uiterlijk over vijf jaar (vóór 1 januari 2014) met pensioen gaan, krijgen op pensioendatum de mogelijkheid om de inkoop van een deel van het pensioen uit te stellen met maximaal vijf jaar. De PW dient hiertoe aangepast te worden. Fiscaal zal behandeling als pensioen kunnen plaatsvinden door aanpassing van de hiervoor genoemde handreiking. Dit zal een tijdelijke aanpassing zijn.

NTFR 2009/458 - Landbouwstructuurvrijstelling bij voortzetting oude bedrijf gedurende één jaar

ECLI:NL:HR:2009:BG4166, datum uitspraak 13-02-2009, publicatiedatum 13-02-2009
Aflevering 9, gepubliceerd op 26-02-2009 met annotatie van mr. M. de L. Monteiro
Belanghebbende heeft in februari 2004 zijn melkveebedrijf te Z verkocht aan de gemeente, onder voorbehoud van een persoonlijk recht op gratis voortgezet gebruik tot uiterlijk 3 juni 2007. In juni 2005 verwerft belanghebbende een landbouwbedrijf te Q, circa 4 kilometer van zijn melkveebedrijf te Z. Voor de overdrachtsbelasting doet hij een beroep op de landbouwstructuurvrijstelling (art. 15, lid 1, onderdeel q, (oud) BRV), die echter bij naheffingsaanslag wordt teruggenomen.

NTFR 2009/459 - CRvB geeft vuistregels voor schadevergoeding bij overschrijding redelijke termijn

ECLI:NL:CRVB:2009:BH1009, datum uitspraak 26-01-2009, publicatiedatum 27-01-2009
Aflevering 9, gepubliceerd op 26-02-2009 met annotatie van mr. S.K.A. Efstratiades
De Centrale Raad van Beroep heeft een standaard vastgesteld voor de vaststelling van de schadevergoeding bij overschrijding in bestuursrechtelijke procedures van de redelijke termijn als bedoeld in art. 6 EVRM. In de eerste plaats is vastgesteld dat de procedure als geheel, behoudens uitzonderingen, niet langer dan vier jaar mag duren: een half jaar voor het bezwaar, anderhalf jaar voor het beroep en twee jaar voor het hoger beroep. Is de behandelingsduur in een of meer van deze instanties langer geweest, terwijl daar geen goede reden voor bestaat, en heeft de totale procedure langer dan vier jaar geduurd, dan is de redelijke termijn in de procedure als geheel overschreden en wordt een schadevergoeding toegekend. De Centrale Raad van Beroep heeft vervolgens de hoogte van de schadevergoeding, behoudens uitzonderingen, vastgesteld op € 500 voor elk half jaar of deel daarvan dat de redelijke termijn is overschreden. In de zaak waar deze uitspraak over gaat, was de redelijke termijn in de procedure als geheel overschreden met twee jaar en een maand.

NTFR 2009/460 - Omkering van bewijslast van belang voor strafmaat

ECLI:NL:HR:2009:BH3321, datum uitspraak 20-02-2009, publicatiedatum 20-02-2009
Aflevering 9, gepubliceerd op 26-02-2009 met annotatie van mr. P.T. van Arnhem
Belanghebbende exploiteert een coffeeshop. Vanwege een onjuiste aangifte VPB is aan haar een vergrijpboete opgelegd. Hof Amsterdam (NTFR 2008/1665) heeft beoordeeld of de boete gelet op de omstandigheden van het geval een passende en ook geboden sanctie is voor het vergrijp dat is begaan. Volgens de Hoge Raad heeft het hof daarbij echter niet in aanmerking genomen de omstandigheid dat de hoogte van de verschuldigde belasting is komen vast te staan met toepassing van de omkering en de verzwaring van de bewijslast (vergelijk HR 18 januari 2008, NTFR 2008/157).

NTFR 2009/461 - Partijen kunnen gerecht verzoeken om heropening van onderzoek

ECLI:NL:HR:2009:BH3344, datum uitspraak 20-02-2009, publicatiedatum 20-02-2009
Aflevering 9, gepubliceerd op 26-02-2009 met annotatie van mr. J. Snitker
De zitting bij het hof heeft plaatsgevonden op 8 december 2006. Het hof heeft het onderzoek ter zitting gesloten. Op 19 januari 2007 is uitspraak gedaan in de zaak. Op 13 december 2006 heeft de inspecteur bij het hof een verzoek om heropening van het onderzoek ingediend. Dit verzoek is bij het hof in het ongerede geraakt en heeft de voorzitter nimmer bereikt. Volgens de Hoge Raad voorziet art. 8:68 Awb niet uitdrukkelijk in de mogelijkheid dat een partij verzoekt om heropening van het onderzoek. Desondanks staat het partijen vrij het gerecht te verzoeken om van zijn bevoegdheid tot heropening gebruikt te maken. Van een dergelijk verzoek dient het gerecht kennis te nemen. Nu dit in het onderhavige geval niet is gebeurd, is de grondslag van de hofuitspraak ondeugdelijk.

NTFR 2009/462 - Overschrijding 13-wekentermijn voor verzoek teruggaaf REB is fataal

ECLI:NL:HR:2009:BH3318, datum uitspraak 20-02-2009, publicatiedatum 20-02-2009
Aflevering 9, gepubliceerd op 26-02-2009 met annotatie van mr. H Spaermon
Belanghebbende is grootverbruiker van gasolie. Naar aanleiding van verschenen jurisprudentie heeft zij op 23 februari 2004 verzoeken om teruggaaf van regulerende energiebelasting gedaan over de jaren 1997, 1998, 1999, 2000, 2001 en 2002. Hof Leeuwarden heeft geoordeeld dat deze verzoeken te laat zijn ingediend. Volgens de Hoge Raad is deze beslissing juist. Verzoeken als de onderhavige moeten namelijk uiterlijk dertien weken na het einde van het kalenderjaar worden gedaan. Indien aan deze voorwaarde niet is voldaan, vervalt het recht op teruggaaf.

NTFR 2009/469 - EC daagt Griekenland voor het HvJ EG wegens belastingregels voor de verkrijging van een eerste woning

Aflevering 9, gepubliceerd op 26-02-2009
De Europese Commissie heeft besloten Griekenland voor het Hof van Justitie EG te dagen wegens de fiscale behandeling van de verkrijging van een eerste woning in Griekenland. De Griekse wetgeving stelt permanente inwoners van Griekenland vrij van overdrachtsbelasting bij de aankoop van een eerste woning, maar verleent diezelfde vrijstelling niet aan eerste kopers die niet permanent in Griekenland wonen, maar dat in de toekomst wel van plan zijn. Bovendien verlenen de Griekse regels, onder bepaalde omstandigheden, een vrijstelling van overdrachtsbelasting aan Griekse niet-inwoners als zij hun eerste woning in Griekenland verkrijgen, terwijl diezelfde vrijstelling niet wordt aangeboden aan niet-inwoners die niet de Griekse nationaliteit hebben.

NTFR 2009/470 - EC daagt Hongarije voor het HvJ EG wegens belastingregels bij de aankoop van woningen

Aflevering 9, gepubliceerd op 26-02-2009
De Europese Commissie heeft besloten Hongarije voor het Hof van Justitie EG te dagen. Volgens de Hongaarse wet moet een persoon die een woning koopt overdrachtsbelasting betalen. Deze belasting bedraagt een bepaald percentage van de waarde van de woning. Echter, wanneer de aankoop wordt vooraf gegaan of gevolgd door de verkoop van de vorige woning, wordt de belasting slechts geheven indien en voor zover de waarde van de nieuwe woning hoger is dan de waarde van de vorige woning. Deze bepaling geldt echter alleen als de vorige woning in Hongarije ligt en geldt niet indien deze woning in een andere lidstaat is gelegen. Deze bepalingen discrimineren belastingplichtigen van wie de aankoop is voorafgegaan of gevolgd door de verkoop van hun vorige in een andere lidstaat gelegen woning. De bepalingen zijn onverenigbaar met het vrije verkeer van personen en de vrijheid van vestiging zoals gegarandeerd door art. 18, 39 en 43 EG-Verdrag en de corresponderende artikelen uit de EEA-overeenkomst.

NTFR 2009/471 - EC daagt Portugal voor het HvJ EG wegens de belastingheffing van niet-inwoners

Aflevering 9, gepubliceerd op 26-02-2009
De Europese Commissie heeft besloten Portugal voor het Hof van Justitie EG te dagen wegens de belastingregels op grond waarvan niet-inwoners een fiscaal vertegenwoordiger moeten aanwijzen als zij belastbaar inkomen in Portugal verkrijgen. De Commissie meent dat deze bepaling onverenigbaar is met het vrije verkeer van personen en de vrijheid van kapitaal zoals gegarandeerd door art. 18 en 56 EG-Verdrag en art. 36 en 40 EEA-overeenkomst.

NTFR 2009/472 - EC verzoekt Finland de discriminerende belastingheffing van niet-ingezeten sporters en artiesten te beëindigen

Aflevering 9, gepubliceerd op 26-02-2009
De Europese Commissie heeft Finland verzocht zijn wetgeving te wijzigen. Deze wetgeving leidt tot discriminerende belastingheffing van niet-ingezeten sporters en artiesten. Volgens de Finse wet betalen niet-ingezeten sporters en artiesten een eindheffing van 15% van hun inkomsten in Finland na bepaalde gelimiteerde aftrekposten voor overnachting, vervoer en dagelijkse toelagen. Ingezeten sporters en artiesten zijn onderworpen aan een progressief belastingtarief en mogen de werkelijke kosten van hun inkomen aftrekken. Het verzoek betreft de tweede stap van de infractieprocedure van art. 226 EG-Verdrag.

NTFR 2009/473 - EC verzoekt Tsjechië de discriminerende belastingheffing van niet-inwoners te beëindigen

Aflevering 9, gepubliceerd op 26-02-2009
De Europese Commissie heeft Tsjechië verzocht zijn belastingbepalingen te wijzigingen. Op grond van deze bepalingen worden niet-inwoners belast voor het Tsjechische bruto-inkomen, terwijl de belasting op hetzelfde soort inkomen genoten door inwoners gebaseerd is op het netto-inkomen. De Commissie meent dat deze regels onverenigbaar zijn met het EG-Verdrag, dat de vrijheid van dienstverlening en de vrijheid van kapitaal garandeert. Het verzoek betreft de tweede stap van de infractieprocedure van art. 226 EG-Verdrag.

NTFR 2009/474 - EC verzoekt Bulgarije de fiscale behandeling van buitenlandse obligaties te wijzigen

Aflevering 9, gepubliceerd op 26-02-2009
De Europese Commissie heeft Bulgarije verzocht zijn belastingregels te wijzigen. Op grond van deze regels is inkomen uit Bulgaarse staats-, gemeentelijke- en bedrijfsobligaties vrijgesteld van belasting, terwijl een dergelijk vrijstelling niet geldt voor dezelfde obligaties die in het buitenland zijn uitgegeven. Volgens de Commissie zijn deze regels niet verenigbaar met het EG-Verdrag dat het vrij verkeer van kapitaal garandeert. Het verzoek betreft de tweede stap van de infractieprocedure van art. 226 EG-Verdrag.

NTFR 2009/475 - Etikettering sterk ingeperkt?

Aflevering 9, gepubliceerd op 26-02-2009 met annotatie van mr. dr. J.Th. Sanders
VNLTO is een belangenvereniging van de agrarische sector. Haar leden, dat wil zeggen ondernemers uit die sector, betalen contributies, die grotendeels worden uitgegeven voor de behartiging van hun algemene belangen. Daarnaast verricht VNLTO tegen vergoeding enkele individuele diensten ten voordele van haar leden. Zij biedt deze diensten ook aan derden aan. De met deze commerciële activiteiten behaalde overschotten worden aangewend voor de behartiging van de algemene belangen van genoemde leden. In 2000 heeft VNLTO goederen en diensten verworven die zij heeft gebruikt zowel voor aan btw onderworpen activiteiten als voor andere activiteiten, die geen verband houden met de eerste. VNLTO heeft verzocht om volledige aftrek van de btw die aan voorbelasting was betaald voor die goederen en diensten, daaronder die welke betrekking hadden op haar activiteiten op het gebied van de algemene belangenbehartiging voor haar leden. Voor 2000 heeft VNLTO de aan de belaste prestaties toerekenbare voorbelasting in aftrek gebracht. Een deel van de voorbelasting die verband houdt met de werkzaamheden bestaande uit algemene belangenbehartiging voor de leden van VNLTO is in aftrek gebracht. Het op 14 mei 2001 heeft VNLTO in verband met deze werkzaamheden gedane verzoek om teruggaaf dat overeenstemt met 79% van alle door VNLTO verworven goederen en diensten is afgewezen door de inspecteur. Daarna is VNLTO een naheffingsaanslag opgelegd. Toerekening van voorbelasting aan haar activiteiten op het gebied van de algemene belangenbehartiging voor de leden heeft plaatsgevonden naar de verhouding waarin die activiteiten hadden geleid tot inkomsten voor VNLTO. Dit heeft geresulteerd in een aftrek ter hoogte van 49% van alle door VNLTO verworven goederen en diensten. Op de vragen die zijn opgekomen in de daarop volgende gerechtelijke procedure verklaart het Hof van Justitie EG voor recht dat de art. 6, lid 2, sub a, en art. 17, lid 2, Zesde Richtlijn aldus moeten worden uitgelegd dat zij niet toepasselijk zijn op het gebruik van goederen en diensten die voor de onderneming worden bestemd voor andere handelingen dan belaste handelingen van de belastingplichtige, en dat de btw die verschuldigd is over de aanschaf van die goederen en diensten voor zover het dergelijke handelingen betreft niet aftrekbaar is.

NTFR 2009/476 - Plaats van reclamedienst verder uitgelegd

Aflevering 9, gepubliceerd op 26-02-2009 met annotatie van mr. dr. J.Th. Sanders
Een in Oostenrijk gevestigde vennootschap, Athesia Advertising, exploitante van een reclamebureau, koopt op eigen naam en voor Oostenrijkse en Duitse klanten reclameruimte van Italiaanse media (kranten, tijdschriften, radio en televisie). Zij doet dit vanuit Oostenrijk en beschikt niet over een vaste inrichting in Italië. Wel heeft zij een dochtermaatschappij in Italië, Athesia Druck, die zij heeft aangewezen als haar fiscaal vertegenwoordiger. De door haar verrichte diensten op het gebied van de reclame zijn belast. De facturen zijn gesteld op beide namen van de vennootschappen. Athesia Advertising verricht vervolgens, in voorkomend geval, haar eigen diensten ten behoeve van haar klanten. Aangezien de btw is betaald in Italië heeft Athesia Druck aan de Italiaanse belastingautoriteiten, overeenkomstig de Dertiende richtlijn, verzocht om teruggaaf. In de naar aanleiding van een opgelegde naheffingsaanslag volgende procedure door de verwijzende rechter gestelde prejudiciële vraag verklaart het Hof van Justitie EG voor recht: ter zake van diensten op gebied van de reclame wordt de plaats van de dienst, wanneer de ontvanger van de dienst is gevestigd buiten het grondgebied van de EG, in beginsel, volgens art. 9, lid 2, sub e, Zesde Richtlijn vastgesteld op de plaats waar de ontvanger zijn zetel heeft. De lidstaten kunnen evenwel gebruikmaken van de in art. 9, lid 3, sub b, Zesde Richtlijn voorziene bevoegdheid om in afwijking van voornoemd beginsel de plaats van de betrokken diensten vast te stellen in het binnenland van de betrokken lidstaat. Indien gebruik wordt gemaakt van de in art. 9, lid 3, sub b, Zesde Richtlijn voorziene bevoegdheid, wordt een dienst op het gebied van de reclame die door een binnen de EG gevestigde dienstverrichter is verricht ten behoeve van een in een derde land gevestigde ontvanger, ongeacht of deze ontvanger de eind- of de eerste ontvanger is, geacht te zijn verricht binnen de Europese Gemeenschap, mits het werkelijke gebruik en de werkelijke exploitatie, in de zin van art. 9, lid 3, sub b, Zesde Richtlijn in het binnenland van de betrokken lidstaat geschieden. Bij diensten op het gebied van de reclame is dit het geval wanneer de reclameboodschappen die het voorwerp van de dienst vormen, worden verspreid vanuit de betrokken lidstaat. Art. 9, lid 3, sub b, Zesde Richtlijn kan er niet toe leiden dat diensten op het gebied van de reclame die door een buiten de EG gevestigde dienstverrichter ten behoeve van zijn eigen klanten worden verricht, worden belast, ook wanneer deze dienstverrichter de hoedanigheid zou hebben van eerste ontvanger in het kader van een eerdere dienst, aangezien een dergelijke dienst niet valt binnen het toepassingsgebied van art. 9, lid 2, sub e, van deze richtlijn en, meer in het algemeen, van dat van art. 9 van voornoemde richtlijn in zijn geheel, waarnaar art. 9, lid 3, sub b, van diezelfde richtlijn uitdrukkelijk verwijst. De belastbaarheid van een dienst in de zin van art. 9, lid 3, sub b, Zesde Richtlijn (77/388), zoals gewijzigd, staat niet in de weg aan het recht van de belastingplichtige op teruggaaf van de belasting over de toegevoegde waarde, indien hij voldoet aan de voorwaarden van art. 2 Dertiende Richtlijn (86/560/EEG) van de Raad van 17 november 1986 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting – Regeling voor de teruggaaf van de belasting over de toegevoegde waarde aan niet op het grondgebied van de Gemeenschap gevestigde belastingplichtigen. De aanwijzing van een fiscaal vertegenwoordiger is als zodanig niet van invloed op de vraag of de door de vertegenwoordigde persoon ontvangen of verrichte diensten al dan niet belastbaar zijn.

NTFR 2009/479 - Omzetbelasting; Besluit administratieve en factureringsverplichtingen

Aflevering 9, gepubliceerd op 26-02-2009
Dit besluit van de staatssecretaris van Financiën bevat beleidsregels en goedkeuringen op het terrein van de administratieve verplichtingen en factureringsverplichtingen met betrekking tot de omzetbelasting. Onder meer de regels voor elektronisch factureren worden vereenvoudigd. Vooruitlopend op een wijziging van de omzetbelastingwetgeving voor elektronisch factureren en met inachtneming van Europese ontwikkelingen op dit terrein keurt de staatssecretaris in dit besluit goed dat de vormgeving en implementatie van oplossingen voor elektronisch factureren volledig aan marktpartijen wordt overgelaten. Door deze goedkeuring kan de opmaak en het versturen van de elektronische factuur vorm- en middelvrij plaatsvinden. De nu al toegestane methoden voor elektronisch factureren blijven bestaan. Ondernemers die gebruik maken van deze methoden hoeven dit niet meer bij de Belastingdienst te melden. Verder wordt niet meer de eis gesteld dat de ondernemer de aanvaarding van de elektronische factuur door zijn afnemer vastlegt in zijn administratie.

NTFR 2009/480 - Zowel de importeur als haar directeur zijn terecht aansprakelijk gesteld voor douanerechten

ECLI:NL:GHAMS:2009:BH2247, datum uitspraak 27-01-2009, publicatiedatum 11-02-2009
Aflevering 9, gepubliceerd op 26-02-2009
In de periode 1997 tot en met 1999 zijn meerdere aangiften ten invoer voor het vrije verkeer gedaan van linnen, afkomstig uit Wit-Rusland. Uit een door de inspecteur ingesteld onderzoek is gebleken dat de douanewaarde hoger is dan de aangegeven waarde. Er zijn UTB’s uitgereikt. Op de facturen stonden een hoge en een lage prijs. De directeur van de importeur, die sinds juni 1997 in dienst is, heeft de koopovereenkomsten gesloten en is namens de importeur opgetreden. Het hof acht aannemelijk dat hij op de hoogte was van de transactieprijs van de goederen en dat hij de relevante gegevens heeft aangeleverd. De wetenschap en medewerking van de directeur aan het verstrekken van lage facturen kunnen aan de importeur worden toegerekend. Door de verstrekking van onjuiste gegevens kon het juiste bedrag van de douaneschuld niet worden vastgesteld. De directeur, en dus de importeur, was zich ervan bewust dat een aanmerkelijke kans bestond dat door het handelen of nalaten rechten bij invoer zouden worden ontdoken.