Aflevering 8

Gepubliceerd op 19 februari 2009

NTFR 2009/404 - Vierde nota van wijziging op Invoeringswet Titel 7.13 (personenvennootschap) ingediend

Aflevering 8, gepubliceerd op 19-02-2009
Tegelijk met de nadere nota naar aanleiding van het verslag is een vierde nota van wijziging op de Invoeringswet Titel 7.13 BW (personenvennootschap) aan de Tweede Kamer gezonden. De wijzigingen betreffen zowel het civielrechtelijke als het fiscaalrechtelijke deel. Voor het fiscaalrechtelijke deel gaat het om wijzigingen in de overdrachtsbelasting. Het gaat om de volgende artikelen: art. 2, lid 3, art. 4 , art. 10, art. 13, art. 15, art. 52, en art. 56 WBR.

NTFR 2009/408 - Geen uitvoering convenant thuiszorg na vonnis voorzieningenrechter

Aflevering 8, gepubliceerd op 19-02-2009
Aan het convenant 'Bemiddeling bij AWBZ-erkende thuiszorginstellingen', dat eind 2008 werd gesloten, wordt geen uitvoering meer gegeven. In het convenant zijn de partijen, Branchebelang Thuiszorg Nederland enerzijds en de Belastingdienst, VWS en WV anderzijds, een samenwerkingsvorm overeengekomen waarbij een zorgverlener als zelfstandige zonder personeel (zzp) in de AWBZ-zorg in natura werkzaam is. Dit heeft tot gevolg dat er geen sprake is van een (fictieve) dienstbetrekking voor de werknemersverzekeringen en in fiscale zin. De cliënt hoeft bij deze samenwerkingsvorm, evenals de zorginstelling, geen loonheffingen meer in te houden en af te dragen.

NTFR 2009/412 - Uit schikkingsovereenkomst voortvloeiende betaling vormt loon uit (vroegere) dienstbetrekking

ECLI:NL:RBHAA:2009:BH2378, datum uitspraak 20-01-2009, publicatiedatum 10-02-2009
Aflevering 8, gepubliceerd op 19-02-2009
Eiser was tot eind 2000 in dienstbetrekking bij Q bv, die een deelneming bezat in R bv. Eiser verrichtte ook werkzaamheden voor R bv. Ook na het einde van de dienstbetrekking bleven er geschillen tussen eiser en onder meer Q bv bestaan. Ter finale oplossing van deze geschillen hebben partijen een schikkingsovereenkomst gesloten. Hierin is bepaald dat eiser recht heeft op een betaling van zesendertig termijnen voor consultancywerkzaamheden, waarvan de eerste termijn aanvangt op 1 januari 2001 en de laatste eindigt op 31 december 2003. Verder is daarin opgenomen dat de eerste twaalf termijnen reeds aan eiser zijn uitbetaald en het restant van vierentwintig termijnen (‘the remainder of this consultancy fee’, een bedrag van € 179.697) als lumpsum in 2002 aan T bv, waarin eiser een aanmerkelijk belang houdt, zal worden betaald. In geschil is of de betaling van € 179.697 in 2002 aan T bv als loon uit vroegere dienstbetrekking door eiser is genoten.

NTFR 2009/413 - Gemeenschappelijke huishouding met ex-echtgenoot vanwege gezamenlijk kind

Aflevering 8, gepubliceerd op 19-02-2009
Belanghebbende ontvangt sinds 1 januari 2004een bijstandsuitkering voor een alleenstaande ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB). Zij was tot 1990 gehuwd met C met wie zij drie kinderen heeft. Het jongste kind is geboren in 1963. Bij een huisbezoek blijkt de ex-echtgenoot van belanghebbende tegen een maandelijkse vergoeding bij haar in huis te wonen. Vanaf 1 november 2005 staat hij op het adres van belanghebbende ingeschreven. Nu uit hun relatie kinderen zijn geboren, worden zij geacht een gezamenlijke huishouding te voeren (o.b.v. art. 3, lid 4, onderdeel b, WWB). De gemeente heeft daarom de bijstandsuitkering met ingang van 1 november 2005 ingetrokken. Volgens de CRvB ten onrechte. Het onweerlegbare rechtsvermoeden van art. 3, lid 4, onderdeel b, WWB dient buiten toepassing te worden gelaten, wegens strijd met art. 26 IVBPR (non-discriminatie), nu het jongste kind in november 2005 reeds 18 jaar was. De gemeente gaat in cassatie. A-G Van Ballegooijen concludeert dat voor toepassing van onderdeel b elk soort relatie volstaat waaruit een kind is geboren, ook de relatie die tussentijds is verbroken, en dat de leeftijd van het kind alsmede zijn eventuele verzorging op het moment van bijstandsverlening er niet toe doen. Naar de opvatting van de advocaat-generaal is er geen strijd met art. 26 IVBPR in verband met het onderscheid tussen ex-samenwoners met en ex-samenwoners zonder kinderen, omdat beide situaties verschillend zijn. Het onweerlegbare rechtsvermoeden in art. 3, lid 4, onderdeel b, WWB, is volgens de advocaat-generaal door de gemeente terecht toegepast.

NTFR 2009/426 - Proceskostenvergoeding nu beroepsprocedure niet uitsluitend is te wijten aan belanghebbende

ECLI:NL:GHAMS:2009:BH2331, datum uitspraak 12-01-2009, publicatiedatum 11-02-2009
Aflevering 8, gepubliceerd op 19-02-2009
De inspecteur heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag OB opgelegd, omdat belanghebbende geen aangifte heeft gedaan. Ook nadat de inspecteur in de bezwaarfase nogmaals verzoekt om aangifte te doen, blijft de aangifte achterwege. In de beroepsfase dient belanghebbende alsnog een aangifte in, waarop de inspecteur de naheffingsaanslag vermindert. Na intrekking van het beroep is in geschil of belanghebbende recht heeft op vergoeding van de proceskosten. Rechtbank Haarlem heeft dit niet toegewezen. Nu belanghebbende door zijn eigen nalatigheid twee mogelijkheden om een beroep te voorkomen heeft genegeerd en de inspecteur de voorschriften heeft nageleefd, heeft belanghebbende de procedure uitsluitend aan zichzelf te wijten.

NTFR 2009/433 - EC stelt maatregelen voor om de samenwerking tussen de belastingautoriteiten te verbeteren

Aflevering 8, gepubliceerd op 19-02-2009
In het kader van de strijd tegen belastingontwijking en fraude, heeft de Europese Commissie twee voorstellen voor nieuwe richtlijnen goedgekeurd. Deze richtlijnen zijn gericht op het verbeteren van wederzijdse bijstand tussen de belastingautoriteiten van de lidstaten bij de heffing en invordering van belastingen. Een van de belangrijkste elementen van de voorstellen is dat de lidstaten zich niet meer op het bankgeheimhouding kunnen beroepen om grensoverschrijdende samenwerking te weigeren.

NTFR 2009/435 - Besluit uitsluiting aftrek omzetbelasting

Aflevering 8, gepubliceerd op 19-02-2009
Dit besluit van de staatssecretaris van Financiën bevat beleidsregels op het gebied van de correctie van de aftrek van omzetbelasting voor goederen en diensten die personeelsleden voor persoonlijke doeleinden gebruiken. Hierbij gaat het vooral om auto's die de ondernemer mede voor persoonlijk gebruik aan personeel ter beschikking stelt. Op een aantal punten worden beleidswijzigingen aangebracht. Dit betreft in het bijzonder de correctie van de aftrek voor privégebruik van de auto. De berekening van de correctie wordt sterk vereenvoudigd door aan te sluiten bij de forfaitaire regels in de loon- en inkomstenbelasting voor auto's die mede voor privégebruik aan werknemers ter beschikking worden gesteld. Daarnaast zijn in het besluit enkele goedkeuringen opgenomen op andere terreinen van het BUA. De staatssecretaris wijst ook op de prejudiciële vragen die aan het Hof van Justitie EG zijn gesteld over de (on)verbindendheid van het BUA.