Aflevering 10

Gepubliceerd op 5 maart 2009

NTFR 2009/491 - Geruisloze fusie of splitsing bij te laat verzoek

Aflevering 10, gepubliceerd op 05-03-2009 geschreven door prof. dr. S.J.C. Hemels
Een bedrijfsfusie, juridische splitsing of juridische fusie heeft in beginsel fiscale afrekening tot gevolg. Voor de bedrijfsfusie vloeit dit rechtstreeks voort uit het totaalwinstbegrip van art. 3.8 Wet IB 2001. Voor de juridische splitsing en juridische fusie is hiertoe bij wetsfictie bepaald dat sprake is van een overdracht (het eerste lid van art. 14a, respectievelijk 14b Wet VPB 1969). Op grond van art. 14, 14a en 14b Wet VPB 1969 kunnen een bedrijfsfusie, een juridische splitsing en een juridische fusie echter desgewenst zonder belastingheffing plaatsvinden. Dit is van rechtswege het geval als voor beide vennootschappen dezelfde bepalingen voor het bepalen van de winst van toepassing zijn, er geen aanspraak is op voorwaartse verliesverrekening, op vermindering ter voorkoming van dubbele belasting ter zake van buitenlandse resultaten, op toepassing van de octrooibox of op toepassing van de deelnemingsverrekeningBij de bedrijfsfusie mag de overdragende vennootschap wel aanspraak hebben op voorwaartse verliesverrekening, vermindering ter voorkoming van dubbele belasting, toepassing van de octrooibox of deelnemingsverrekening. Dit geldt eveneens voor de splitsende rechtspersoon indien deze niet ophoudt te bestaan. Als de te verrekenen verliezen van de overdragende, splitsende of verdwijnende vennootschap substantieel zijn en/of dreigen te verdampen, is het uiteraard niet altijd aantrekkelijk gebruik te maken van de faciliteit en kan het efficiënter zijn om ruisend over te dragen. en latere heffing is verzekerd. Als niet aan deze vereisten is voldaan, is een geruisloze overgang onder afgifte van nadere (standaard)voorwaarden toch mogelijk, mits vóór de bedrijfsfusie, juridische fusie of juridische splitsing een gezamenlijk verzoek daartoe is ingediend (art. 14, lid 2 respectievelijk het derde lid van art. 14a en 14b).

NTFR 2009/492 - Antwoord op Tweede Kamervragen over vrijwilligerswerk

Aflevering 10, gepubliceerd op 05-03-2009
De minister van Justitie beantwoordt, mede namens de staatssecretarissen van Financiën en Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Tweede Kamervragen over vrijwilligerswerk en maatschappelijke organisaties. De bewindsman erkent het belang van vrijwilligers. Ook benadrukt hij het effect van de giftenregeling in de inkomstenbelasting. Over de zogeheten vrijwilligersverklaring merkt hij op dat alleen giftenaftrek mogelijk is als de vrijwilliger recht heeft op een vergoeding, zodat hij daadwerkelijk afziet van het ontvangen van de vergoeding. De meer fiscale vragen en antwoorden nemen wij in dit item op. De volledige set vragen en antwoorden treft u op onze website aan.

NTFR 2009/493 - Staatssecretaris stuurt brief over tijdige verwerking wijzigingen belastingwetgeving naar Tweede Kamer

Aflevering 10, gepubliceerd op 05-03-2009
De Tweede Kamer heeft de staatssecretaris van Financiën gevraagd of hij vindt dat het recht van amendement onder druk komt te staan doordat wetswijzigingen niet tijdig kunnen worden verwerkt door de Belastingdienst. De vraag komt op naar aanleiding van de wijziging van de alleenstaande-ouderkorting naar aanleiding van het amendement Sap (NTFR 2009/349). De staatssecretaris meldt dat het kabinet het recht van amendement op geen enkele wijze wil beperken. Het amendement Sap is namelijk in de wetgeving per 1 januari 2009 verwerkt. De staatssecretaris legt uit dat het amendement alleen gevolgen heeft gehad voor de automatisch opgelegde voorlopige aanslag IB 2009.

NTFR 2009/502 - Nieuwe afspraak tussen Belastingdienst en KNVB over 30%-regeling voor profvoetballers

Aflevering 10, gepubliceerd op 05-03-2009
De Belastingdienst en de KNVB hebben een nieuwe afspraak gemaakt over het criterium 'specifieke deskundigheid' waarover profvoetballers moeten beschikken om aan de 30%-regeling te kunnen voldoen. De criteria hebben betrekking op het aantal wedstrijden dat een voetballer over een periode van 24 maanden moet hebben gespeeld op een bepaald niveau. Ook spelers van 18 en 19 jaar zijn in de afspraak betrokken; voor hen gelden lagere normen. Als profvoetballers niet aan de wedstrijdnorm voldoen, dan kan de hoogte van het salaris doorslaggevend zijn voor het voldoen aan de eis van specifieke deskundigheid. De afspraak heeft betrekking op de periode 1 januari 2009 tot en met 31 december 2011.

NTFR 2009/505 - Vanwege faillissement Icesave mogelijk via hardheidsclausule toch hypotheekrenteaftrek

Aflevering 10, gepubliceerd op 05-03-2009
In antwoord op Tweede Kamervragen meldt de staatssecretaris van Financiën dat hij bereid is mogelijk de hardheidsclausule toe te passen als door het faillissement van Icesave-bank de werking van de bijleenregeling niet uitpakt zoals de regeling is beoogd. Het gaat om de situatie waarin mensen de gerealiseerde overwaarde van hun verkochte huis op een rekening bij de Icesave-bank hebben gezet en deze overwaarde door het faillissement zijn kwijtgeraakt. Door de werking van de bijleenregeling zou de aftrek van hypotheekrente worden beperkt, omdat de overwaarde wordt geacht te zijn besteed aan de eigen woning.

NTFR 2009/508 - Lijfrente zowel in box 1 als box 3 in aftrek

ECLI:NL:HR:2009:BD9217, datum uitspraak 27-02-2009, publicatiedatum 27-02-2009
Aflevering 10, gepubliceerd op 05-03-2009 met annotatie van mr. dr. J. Ganzeveld
Belanghebbende heeft een lijfrente geschonken ter grootte van zes jaarlijkse termijnen. In zijn aangifte IB heeft hij op het belastbare inkomen uit werk en woning (box 1) een jaarlijkse lijfrentetermijn van € 72.605 als persoonsgebonden aftrek in mindering gebracht. Daarnaast heeft hij bij de berekening van het belastbare inkomen uit sparen en beleggen (box 3) de contante waarde van de lijfrenteverplichting als schuld in aanmerking genomen. De inspecteur heeft bij het vaststellen van de aanslag de in box 3 vermelde schuld vanwege de lijfrenteverplichting niet geaccepteerd omdat persoonsgebonden aftrek in box 1 heeft plaatsgevonden. De rangorderegeling van art. 2.14 Wet IB 2001 zou het opnemen van de schuld in box 3 verhinderen. Rechtbank Haarlem (NTFR 2007/1817) heeft de inspecteur in het gelijk gesteld. De Hoge Raad casseert de uitspraak van de rechtbank. Een persoonsgebonden aftrekpost van art. 6.1 Wet IB 2001 is niet box gebonden. De rangorderegeling van art. 2.14 Wet IB 2001 is daarop niet van toepassing. Deze bepaling staat derhalve niet eraan in de weg de lijfrenteverplichting als een box 3-schuld aan te merken.

NTFR 2009/509 - Plaatsbewijzen zijn essentieel voor het recht op reisaftrek

ECLI:NL:GHAMS:2009:BH3918, datum uitspraak 16-02-2009, publicatiedatum 25-02-2009
Aflevering 10, gepubliceerd op 05-03-2009
In de aangifte IB/PVV 2004 heeft belanghebbende reisaftrek openbaar vervoer in mindering gebracht op zijn inkomen in verband met woon-werkverkeer per trein. Op verzoek van de inspecteur heeft belanghebbende een reisverklaring opgestuurd en kopieën van giroafschriften, waaruit blijkt dat er zeer regelmatig betalingen aan de NS hebben plaatsgevonden. Belanghebbende had geen plaatsbewijzen meer. De inspecteur heeft de reisaftrek geweigerd. Volgens Rechtbank Haarlem schrijft de Uitvoeringsregeling niet dwingend voor dat alleen het overleggen van plaatsbewijzen tezamen met een reisverklaring kan dienen ter onderbouwing, maar dat belanghebbende deze kosten ook op een andere manier aannemelijk kan maken. Door het overleggen van een door de werkgever ondertekende reisverklaring met daarop het aantal dagen per week dat met het openbaar vervoer werd gereisd en de kopieën van giroafschriften, heeft belanghebbende voldoende aannemelijk gemaakt dat hij recht heeft op reisaftrek. Het hof is het hiermee niet eens en oordeelt dat de plaatsbewijzen een essentieel onderdeel van het te leveren bewijs vormen. Dit bewijs kan niet op een alternatieve wijze worden geleverd.

NTFR 2009/516 - Belastingdienst mag informatieverzoek baseren op onrechtmatig verkregen gegevens

Aflevering 10, gepubliceerd op 05-03-2009
Verzoeker is belastingadviseur. In het kader van een strafrechtelijk onderzoek heeft de FIOD het kantoor van verzoeker doorzocht, waarbij het digitale gegevensbestand met onder meer cliëntgegevens van verzoeker is gekopieerd. Een deel van deze gegevens heeft het Openbaar Ministerie (onrechtmatig) aan de Belastingdienst verstrekt. Vervolgens heeft de Belastingdienst (mede) op basis van deze gegevens een verzoek om informatie aan verzoeker gedaan betreffende één van zijn cliënten. Verzoeker klaagt erover dat de Belastingdienst naar aanleiding van ten onrechte door het Openbaar Ministerie verstrekte digitale gegevens een verzoek om informatie aan hem had gedaan met betrekking tot één van zijn cliënten, hetgeen de vertrouwensrelatie tussen verzoeker en zijn cliënt zou schaden.

NTFR 2009/518 - Uitblijven voorlopige aanslag na indiening aangifte leidt tot vermindering van de heffingsrente

ECLI:NL:RBSGR:2009:BH3173, datum uitspraak 05-02-2009, publicatiedatum 19-02-2009
Aflevering 10, gepubliceerd op 05-03-2009
Eiser heeft in 2005 zijn onderneming gestaakt. Partijen hebben in mei 2006 overeenstemming bereikt over de waarde van de bedrijfspanden op de stakingsdatum. Op 17 juli 2006 heeft eiser zijn aangifte over 2005 ingediend. De voorlopige aanslag over 2005 is op 31 juli 2007 opgelegd, waarbij € 22.402 aan heffingsrente in rekening is gebracht.

NTFR 2009/522 - EC keurt aangepast Iers tonnageregime goed vanaf 2007

Aflevering 10, gepubliceerd op 05-03-2009
De Europese Commissie heeft het gewijzigde Ierse tonnageregime goedgekeurd. Het gaat hierbij om wijzigingen met betrekking tot 'time chartered'-schepen (schepen die voor bepaalde tijd met bemanning worden gecharterd). Het Ierse tonnageregime stelt scheepvaartmaatschappijen in staat om, indien zij dat wensen, niet belast te worden over hun winst in de vennootschapsbelasting, maar tegen een vast tarief dat alleen op het tonnage van hun vloot is gebaseerd. Een eerdere goedkeuring van de EC tot 2012 had betrekking op vloten met een ratio van 1:3 voor schepen in eigendom ten opzichte van 'time chartered'-schepen. De nieuwe goedkeuring van de EC maakt het mogelijk om een ratio te hanteren van 1:10. Daarbij geldt een aantal voorwaarden. Elk 'time chartered'-schip moet zijn geregistreerd in een EU/EER-lidstaat. De aansturing van de bemanning en de technische leiding van het schip worden uitgevoerd vanaf het grondgebied van de EU/EER. De goedkeuring gaat in met ingang van 1 januari 2007. De Ieren hadden verzocht om het tonnageregime ook mogelijk te maken voor vloten met 100% 'time chartered'-schepen. Volgens de EC komen de nieuwe voorwaarden ten goede aan het belang voor de EU op maritiem gebied.

NTFR 2009/523 - Ter beschikking stellen van assurantietussenpersoon is belast

Aflevering 10, gepubliceerd op 05-03-2009 met annotatie van mr. T.G. Perié
B is directeur en enig aandeelhouder van belanghebbende. Belanghebbende houdt een aandelenbelang in H bv. B is in het bezit van een persoonsgebonden vergunning voor assurantiebemiddeling. H bv is op basis van deze vergunning ingeschreven als assurantietussenpersoon. Niet in geschil is dat belanghebbende jegens H bv tegen vergoeding een prestatie heeft verricht. Hof Den Bosch (NTFR 2006/884) vindt dit een belaste prestatie. De prestatie bestaat immers uit niets anders dan het ter beschikking stellen van B. De Hoge Raad sluit zich hierbij aan. Dat B binnen H bv feitelijk de werkzaamheden verricht van verzekeringstussenpersoon, welke prestatie ingevolge art. 11, lid 1, letter k, Wet OB 1968, is vrijgesteld, of dat H bv dankzij de vergunning van B is ingeschreven als assurantietussenpersoon, is geen grond om anders te oordelen over de rechtsbetrekking tussen belanghebbende en H bv.

NTFR 2009/528 - Onduidelijk is of douaneschuld ook bij andere schuldenaren dan de aangever kan worden geïnd

ECLI:NL:PHR:2009:BH4047, datum uitspraak 23-10-2009, publicatiedatum 23-10-2009
Aflevering 10, gepubliceerd op 05-03-2009
Belanghebbende was de chauffeur van een vrachtwagen waarmee een partij sweatshirts onder douaneverband van Q naar een bestemming in Zwitserland vervoerd zouden worden. De shirts zijn echter aan het douanetoezicht onttrokken. De inspecteur heeft belanghebbende vanwege zijn deelname aan deze onttrekking aansprakelijk gesteld voor de ontstane douaneschuld. Aan de aangever noch aan belanghebbende is meegedeeld dat het vervoersdocument en de goederen het kantoor van bestemming niet hebben bereikt. Evenmin zijn zij in de gelegenheid gesteld het bewijs te leveren van de regelmatigheid van het douanevervoer of van de plaats waar de overtreding of onregelmatigheid daadwerkelijk werd begaan.

NTFR 2009/530 - Belaste levering van gasolie die niet voor vrijgestelde doeleinden is gebruikt

ECLI:NL:HR:2009:BA3304, datum uitspraak 20-02-2009, publicatiedatum 20-02-2009
Aflevering 10, gepubliceerd op 05-03-2009 met annotatie van mr. W.J. Benning
Belanghebbende is vergunninghouder van een accijnsgoederenplaats. Zij heeft gasolie geleverd aan een schip dat eigendom is van B, zonder accijns te voldoen. Voor het schip was aan B geen zogenoemde bunkervergunning verstrekt. De olie is voor niet-vrijgestelde doeleinden gebruikt. Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag accijns opgelegd. Belanghebbende heeft in cassatie aangevoerd dat in strijd met art. 8, lid 1, Richtlijn 92/81/EG, wordt vereist dat aan de afnemer van de olie een (bunker)vergunning is verstrekt. Volgens de Hoge Raad slaagt dit betoog niet. Indien dit betoog van belanghebbende juist zou zijn, dan zou volgens deze richtlijn op de vergunninghouder van een accijnsgoederenplaats de last rusten te bewijzen dat de olie voor vrijgestelde doeleinden (aandrijving van schepen of als scheepsbehoefte) is gebruikt. Nu vaststaat dat de olie niet voor een dergelijk doel is gebruikt, faalt reeds het middel.

NTFR 2009/531 - Inspecteur moet bewijzen dat verlaagde accijnstarief toepassing mist

ECLI:NL:HR:2009:AZ7931, datum uitspraak 20-02-2009, publicatiedatum 20-02-2009
Aflevering 10, gepubliceerd op 05-03-2009 met annotatie van mr. W.J. Benning
Belanghebbende is houder van een accijnsgoederenplaats. Zij levert (gekleurde) gasolie vanuit de accijnsgoederenplaats aan anonieme afnemers. Belanghebbende heeft voor deze leveringen de accijns naar het verlaagde tarief van art. 27, lid 3, Wet Accijns, voldaan. De inspecteur heeft een naheffingsaanslag opgelegd naar het gewone accijnstarief. Hof Den Haag (NTFR 2005/116)heeft geoordeeld dat belanghebbende de feiten aannemelijk moet maken die toepassing van het lage tarief rechtvaardigen. Nu belanghebbende daarin niet is geslaagd, is zij het gewone tarief verschuldigd. De Hoge Raad vindt dit een onjuiste verdeling van de bewijslast. Het is voor een belastingplichtige immers moeilijk te bewijzen dat de gekleurde gasolie door de afnemer daadwerkelijk voor toegestane doeleinden zal worden gebruikt. Ook indien de belastingplichtige zou beschikken over de naam en adresgegevens van de afnemer, is dit bewijs niet te leveren. Daarentegen beschikt de inspecteur over wettelijke bevoegdheden om de daadwerkelijke aanwending van de gasolie te controleren. Dit brengt volgens de Hoge Raad mee dat het op de weg van de inspecteur ligt om te bewijzen dat het verlaagde tarief toepassing mist.

NTFR 2009/533 - Belastingen op milieugrondslag

Aflevering 10, gepubliceerd op 05-03-2009
Dit besluit van de staatssecretaris van Financiën is een herdruk van het besluit van 12 juni 2008 dat hiermee wordt ingetrokken. De reden voor de herdruk is dat de tijdelijke goedkeuring voor de kolenbelasting is vervallen in verband met de inwerkingtreding van een wettelijke regeling. Verder is het besluit aangevuld met enkele regelingen op het gebied van de vliegbelasting en de verpakkingenbelasting. Hiermee komt de staatssecretaris tegemoet aan enkele onbillijkheden die zich bij de toepassing van de wettelijke regeling voor die belastingen kunnen voordoen. De tegemoetkomingen voor de vliegbelasting betreffen de toepassing van het begrip bestemming en de heffing van de belasting ingeval het vliegtuig wegens onvoorziene omstandigheden naar de luchthaven van vertrek moet terugkeren. De tegemoetkomingen voor de verpakkingenbelasting betreffen de heffing van de belasting op enveloppen en verkooppuntverpakkingen.

NTFR 2009/541 - Weidegrond valt onder de cultuurgrondvrijstelling

ECLI:NL:RBSGR:2009:BH3174, datum uitspraak 05-02-2009, publicatiedatum 19-02-2009
Aflevering 10, gepubliceerd op 05-03-2009
Tot de onroerende zaak van eiser behoort onder meer ongeveer 8,6 hectare weidegrond. In geschil is of op de weidegrond de cultuurgrondvrijstelling van toepassing is. Volgens de rechtbank is de cultuurgrondvrijstelling hier van toepassing. De weidegrond wordt gebruikt voor het laten grazen van eigen paarden en paarden van derden, voor de productie van gras en hooi en voor de verhuur aan derden die het gehuurde eveneens voor deze doeleinden gebruiken. Naar het oordeel van de rechtbank volgt hieruit dat de weidegrond cultuurgrond is en dat het gebruik van deze cultuurgrond is aan te merken als 'weidebouw' in de zin van art. 7:312 BW. Derhalve dient voor de toepassing van art. 2, lid 1, onderdeel a, Uitv.reg. uitg.obj. Wet WOZ en art. 220 d, lid 1, onderdeel a, Gem.w. ervan te worden uitgegaan dat de weidegrond ten behoeve van de land- of bosbouw gebruikte cultuurgrond is. De activiteiten van eiser zijn voorts voldoende omvangrijk en samenhangend om te kunnen gelden als een bedrijfsmatige exploitatie van de weidegrond.