NTFR 2018/1146 - Passiveren van ten dele onzakelijke betalingsverplichtingen vormt geen fout in de zin van foutenleer
ECLI:NL:HR:2018:673, datum uitspraak 04-05-2018, publicatiedatum 04-05-2018
Aflevering 20, gepubliceerd op 17-05-2018 met annotatie van mr. L.S. RijffBelanghebbende exploiteert een softwareprogramma. Zij is daarvoor licentievergoedingen verschuldigd aan een gelieerde partij. Belanghebbende is tot 2007 de licentievergoedingen schuldig gebleven. De betalingsverplichtingen heeft zij opgenomen onder de balansposten ‘schulden’ en ‘overlopende passiva’ (ultimo 2006 in totaal € 1.134.166). Voor 2007 is aan belanghebbende een licentievergoeding van € 758.251,50 in rekening gebracht. Via de onderhavige navorderingsaanslag VPB 2007 heeft de inspecteur de aftrek van zowel de voor de ‘oude’ jaren verschuldigde licentievergoedingen als die voor 2007 gecorrigeerd. Hof Den Bosch (24 november 2016, nrs. 15/00016 en 15/00191, NTFR 2017/1034) heeft belanghebbende ten dele in het gelijk gesteld. Volgens het hof is een deel van de licentievergoedingen zakelijk en vormt een deel een onttrekking. De voor de ‘oude’ jaren gevormde passiefposten kunnen volgens het hof worden gecorrigeerd met toepassing van de foutenleer. Dat laatste oordeel is volgens de Hoge Raad niet juist. Contractueel verschuldigde bedragen dienen namelijk volledig als schuld te worden opgenomen op de fiscale balans, ook wanneer sprake is van een (gedeeltelijke) onttrekking. De vennootschap heeft namelijk voor het volle bedrag een betalingsverplichting. Dit betekent dat de foutenleer geen mogelijkheid biedt voor een correctie, wanneer de vermogensvermindering in het eerdere jaar waarin zij optrad, ten onrechte of tot een te hoog bedrag ten laste van de fiscale winst is gebracht, en toen dus geen correctie wegens een onttrekking heeft plaatsgevonden. Het gaat hier namelijk niet om het herstel van een gemaakte balansfout, maar alleen om correctie van de fiscale winstberekening. Het passiveren van de betalingsverplichtingen van belanghebbende kan derhalve niet als een fout in de zin van de foutenleer worden aangemerkt. De foutenleer is bij de vaststelling van de navorderingsaanslag dan ook ten onrechte toegepast.