Aflevering 19

Gepubliceerd op 10 mei 2018

NTFR 2018/1091 - Vastgoedcontracten met koopopties: rationeel-economisch kiezen in het btw-domein

Aflevering 19, gepubliceerd op 10-05-2018 geschreven door prof. dr. T.M. Berkhout
In de vastgoedpraktijk zien we vaak dat vastgoedeigenaren contracten sluiten met gebruikers, waarbij wordt afgesproken dat de laatstgenoemde het recht heeft het vastgoed gedurende een zekere periode te gebruiken tegen periodieke betalingen. Soms wordt ook afgesproken dat de gebruiker na ommekomst van een afgesproken periode de optie heeft het object tegen een bepaalde prijs in eigendom te verwerven.Er kunnen ook andere opties voorkomen, zoals verlengingsopties. Huur- en leaseovereenkomsten bevatten dergelijke opties vaak. In de btw-sfeer is dan de vraag van belang of er met dergelijke overeenkomsten sprake is van een levering of van een dienst. Dat maakt nogal wat uit. Spreken we van een btw-levering, dan moet btw worden afgedragen zodra de overeenkomst tot stand is gekomen. Dat heeft in het geval van vastgoedtransacties – afhankelijk van de btw-positie van de afnemer – al gauw grote financiële consequenties.

NTFR 2018/1092 - WOB-verzoek informatieverstrekking fiscusbanken

Aflevering 19, gepubliceerd op 10-05-2018
Het Ministerie van Financiën heeft een beslissing genomen op een WOB-verzoek waarin werd gevraagd om informatie openbaar te maken over de informatieverstrekking van de banken aan de Belastingdienst. Vijf documenten zijn gevonden en deels openbaar gemaakt. Het betreft de bekendmaking van het nieuwe Voorschrift informatieverstrekking fiscus banken (VFB) per 1 januari 2013 aan de Belastingdienst en presentaties, aantekeningen en het verslag van de bijeenkomst van 7 februari 2013 van de Belastingdienst en de banken.

NTFR 2018/1099 - Kabinetsreactie evaluatie 30%-regeling

Aflevering 19, gepubliceerd op 10-05-2018
De staatssecretaris van Financiën heeft op 20 april 2018 een kabinetsreactie naar de Tweede Kamer gestuurd naar aanleiding van de evaluatie inzake de 30%-regeling die in 2017 door onderzoeksbureau Dialogic is uitgevoerd. Bij het aanbieden van de evaluatie van de 30%-regeling op 13 juni 2017 (NTFR 2017/1552) had de (toenmalige) staatssecretaris al laten weten dat het kabinetsstandpunt door het volgende kabinet zou worden opgesteld. De staatssecretaris gaat in zijn schrijven in op de drie belangrijkste aanbevelingen uit de evaluatie.

NTFR 2018/1100 - Startende werkgever kan een grote werkgever zijn

ECLI:NL:HR:2018:670, datum uitspraak 04-05-2018, publicatiedatum 04-05-2018
Aflevering 19, gepubliceerd op 10-05-2018 met annotatie van mr. J.D. Schouten
Belanghebbende, opgericht op 4 oktober 2013, is voor de werknemersverzekeringen als uitzendbureau ingedeeld in sector 52. Zij heeft vanaf begin 2014 verzekeringsplichtig personeel in dienst. Belanghebbende verwachtte in 2014 een premieplichtig loon van € 4.000.000. De inspecteur heeft haar aangemerkt als startende ‘kleine werkgever’. Volgens belanghebbende moet zij echter worden aangemerkt als grote werkgever. Hof Den Bosch (13 april 2017, nr. 15/00494, NTFR 2017/1595) heeft belanghebbende in het gelijk gesteld. De Hoge Raad is het daarmee eens. De Hoge Raad zet uiteen dat voor de toepassing van het Besluit Wfsv een startende werkgever een grote werkgever kan zijn. Voorts zet de Hoge Raad uiteen dat art. 2.17, Besluit Wfsv een speciale (van art. 2.5, lid 1, Besluit Wfsv afwijkende) regeling bevat voor de indeling van startende werkgevers op grond waarvan niet hoeft te worden ingedeeld op basis van het premieloon in het jaar t-2, maar kan worden uitgegaan van het in het eerste jaar verwachte premieloon.

NTFR 2018/1104 - Eindarrest Stadion Amsterdam: op één enkele prestatie is slechts één btw-tarief van toepassing

ECLI:NL:HR:2018:671, datum uitspraak 04-05-2018, publicatiedatum 04-05-2018
Aflevering 19, gepubliceerd op 10-05-2018 met annotatie van drs. M.J.M.A. Toet FB
Derde cassatieronde in de zaak Stadion Amsterdam CV. Zie eerder HR 10 augustus 2012, nr. 11/00468, NTFR 2012/2044 en HR 14 november 2014, nr. 13/03007, NTFR 2015/368. Belanghebbende exploiteert een voetbalstadion met bijbehorende voorzieningen. In het stadion is ook het museum van de voetbalclub gehuisvest. Belanghebbende verzorgt tegen vergoeding rondleidingen in het stadion onder begeleiding van een gids. Na afloop van de tour kunnen de deelnemers onbeperkt en zonder gids het museum bezoeken. Het museum is niet te bezoeken zonder deelname aan de tour. In geschil is of het verlaagde tarief van toepassing is op de tours dan wel op het museumbezoek als onderdeel van de tours. Hof Den Bosch (16 juli 2015, nrs. 14/01035 en 14/01036, NTFR 2015/2385) heeft die vraag ontkennend beantwoord. De Hoge Raad had echter Unierechtelijke twijfel en heeft de zaak voorgelegd aan het HvJ (HR 12 augustus 2016, nr. 15/03974,NTFR 2016/2556). Na beantwoording van de vraag door het HvJ (18 januari 2018, zaak C-463/16, NTFR 2018/256) wijst de Hoge Raad thans eindarrest. Eén enkele prestatie, zoals door belanghebbende verricht, die bestaat uit twee onderscheiden elementen, moet worden belast tegen het tarief dat wordt bepaald aan de hand van het hoofdelement van de dienst.

NTFR 2018/1106 - Firma Hans Bühler: vereenvoudigde ABC-regeling kan worden toegepast bij btw-registratie partij B in lidstaten A en B

Aflevering 19, gepubliceerd op 10-05-2018 met annotatie van prof. mr. dr. R.A. Wolf
Firma Hans Bühler is een in Duitsland gevestigde commanditaire vennootschap. Zij is voor btw-doeleinden zowel in Duitsland als in Oostenrijk geregistreerd. Firma Hans Bühler heeft het Oostenrijkse btw-nummer enkel gebruikt voor de volgende transacties: zij kocht van in Duitsland gevestigde leveranciers producten die zij vervolgens doorverkocht aan een in Tsjechië gevestigde afnemer. De producten werden door de Duitse leverancier rechtstreeks naar de Tsjechische afnemer verzonden. De Duitse leveranciers hebben op hun facturen het Oostenrijkse btw-nummer van Firma Hans Bühler vermeld. De transacties werden door de betrokken partij behandeld conform de vereenvoudigde ABC-regeling. De verwijzende rechter vraagt zich af of de vereenvoudigde ABC-regeling kan worden toegepast indien Firma Hans Bühler (partij B) gevestigd en geregistreerd is in de lidstaat van waaruit de goederen worden verzonden. Daarnaast vraagt de verwijzende rechter zich af of het niet indienen van een listing kan leiden tot een nummerverwerving.

NTFR 2018/1107 - Uitleg margeregeling bij verkoop gebruikte goederen die edelmetalen of edelstenen bevatten

Aflevering 19, gepubliceerd op 10-05-2018 met annotatie van mr. A.J. Blank
E LATS verstrekt leningen aan particulieren met als onderpand voorwerpen vervaardigd uit edelmetalen, zoals kettingen, hangertjes, ringen, trouwringen, lepels en tandheelkundig materiaal. Niet-ingeloste onderpanden worden door E LATS aan handelaren doorverkocht, vooral met het oog op terugwinning van de edelmetalen of edelstenen. E LATS paste op die doorverkopen de margeregeling voor gebruikte goederen toe. De bevoegde belastingdienst ging daar echter niet mee akkoord. Hij stelde dat de door E LATS doorverkochte goederen geen gebruikte goederen in de zin van art. 311 Btw-richtlijn waren. De hoogste rechterlijke instantie in Letland vraagt het HvJ om een prejudiciële beslissing over de uitleg van het begrip ‘edele metalen of edelstenen’, dat als uitzondering in de omschrijving van ‘gebruikte goederen’ is opgenomen.

NTFR 2018/1108 - Reactie schriftelijk overleg btw

Aflevering 19, gepubliceerd op 10-05-2018 geschreven door prof. mr. dr. R.A. Wolf
Staatssecretaris Snel van Financiën stuurt de Tweede Kamer zijn reactie op het schriftelijk overleg btw. Het gaat in het bijzonder om een nieuw definitief btw-stelsel. Het definitieve systeem dat via de hoekstenen is verankerd in het onderhavige voorstel zal in detail pas worden uitgewerkt in een ander voorstel van de Commissie. Dat voorstel is te verwachten in mei 2018. In feite wordt nu aan de lidstaten gevraagd al akkoord te gaan met een nieuw definitief btw-stelsel, waarvan nu alleen contouren zijn geschetst in de mededeling. Zonder kennis van de nadere invulling van het definitieve systeem kan het kabinet hiermee volgens de staatssecretaris niet akkoord gaan.

NTFR 2018/1109 - Vereenvoudigde werkwijze voor particulieren die btw terug willen vragen over zonnepanelen

Aflevering 19, gepubliceerd op 10-05-2018 geschreven door drs. M.J.M.A. Toet FB
De staatssecretaris van Financiën heeft een besluit genomen hoe de Belastingdienst uitvoering kan geven aan de uitspraak van de Hoge Raad van 15 december 2017 (nr. 15/05937, NTFR 2018/127) inzake de teruggaaf van btw bij de aankoop van zonnepanelen. De staatssecretaris heeft besloten dat particulieren die zonnepanelen hebben aangeschaft en nog niet zijn geregistreerd als ondernemer, zich alsnog kunnen aanmelden. Ook indien de zonnepanelen zijn aangeschaft in 2013 of eerder. Ze ontvangen dan een aangifte voor het tijdvak waarin de panelen zijn aangeschaft. Met deze aangifte kunnen zij btw terugvragen. Particulieren met zonnepanelen hoeven veelal geen btw te betalen na het aangiftetijdvak waarin de zonnepanelen zijn aangeschaft. Daarom stopt de Belastingdienst voor deze groep met het uitreiken van btw-aangiften na het tijdvak waarin de zonnepanelen zijn aangeschaft. Om de toezending van aangiften te stoppen is het dus niet langer meer nodig dat particulieren met zonnepanelen ontheffing van administratieve verplichtingen vragen. Per brief wordt kenbaar gemaakt wanneer de uitreiking wordt stopgezet. Dit alles geldt ook voor diegenen die zich nu aanmelden. De exacte uitleg van het besluit staat vermeld op www.belastingdienst.nl.

NTFR 2018/1111 - Hoge Raad stelt prejudiciële vragen over heffing aanvullende invoerrechten ter zake van pluimveevlees uit Brazilië

ECLI:NL:HR:2018:265, datum uitspraak 23-02-2018, publicatiedatum 23-02-2018
Aflevering 19, gepubliceerd op 10-05-2018 met annotatie van mr. B.A. Kalshoven
Belanghebbende is groothandelaar in pluimveevlees. Zij heeft uit Brazilië afkomstig bevroren pluimveevlees ingevoerd. Daarvoor zijn invoerrechten voldaan. Nadien zijn, na een controle achteraf door de inspecteur, aanvullende rechten van belanghebbende geheven. Volgens de inspecteur is het pluimveevlees niet onder normale handelscondities doorverkocht. Daarom zijn de door belanghebbende verstrekte cif-invoerprijzen volgens hem niet aanvaardbaar. Hof Amsterdam (24 november 2015, nrs. 14/00065 en 14/00066, NTFR 2015/3263) heeft belanghebbende in het ongelijk gesteld. De Hoge Raad heeft echter unierechtelijke twijfels. Daarom legt hij de zaak voor aan het HvJ met de volgende vragen:

NTFR 2018/1114 - Wijziging Leidraad FATCA/CRS, intrekking Besluit CRS landenlijst deelnemende rechtsgebieden en vervanging Vraag- en antwoordbesluit CRS/FATCA

Aflevering 19, gepubliceerd op 10-05-2018 geschreven door mr. dr. E.A.M. Huiskers
Bij besluit van 13 maart 2018 (2018-0000032039) heeft de staatssecretaris van Financiën enkele wijzigingen aangebracht in de Leidraad FACTA/CRS (besluit van 14 januari 2016, DGBel 2016/48, Stcrt. 2016, 2236). Ook heeft de staatssecretaris het besluit CRS landenlijst deelnemende rechtsgebieden ingetrokken (besluit van 11 oktober 2016, nr. DGBel 2016/165243M, Stcrt. 2016, 55414). Nu met alle in art. 3 van de Regeling aanwijzing rechtsgebieden Common Reporting Standard genoemde gecommitteerde landen een overeenkomst tot informatieverstrekking is gesloten, is het aanwijzen van landen waarvoor de ‘doorkijkverplichting’ niet geldt, volgens de staatssecretaris niet langer nodig. De doorkijkverplichting betreft het vaststellen wie de uiteindelijk belanghebbende is. Eveneens bij besluit van 13 maart 2018 (2018-0000032038) heeft de staatssecretaris van Financiën het Vraag- en antwoordbesluit CRS/FATCA (besluit van 29 september 2016, nr. 2016-156189, Stcrt. 2016, 53432) vervangen door een nieuw besluit. Het besluit is op onderdelen herzien en bevat een aantal nieuwe vragen en antwoorden. De besluiten treden met ingang van 24 maart 2018 in werking.

NTFR 2018/1115 - Nader onderzoek wegens aangiftegedrag gemachtigde is niet willekeurig (art. 81 Wet RO)

ECLI:NL:HR:2018:690, datum uitspraak 04-05-2018, publicatiedatum 04-05-2018
Aflevering 19, gepubliceerd op 10-05-2018
Belanghebbende heeft een aangifte IB/PVV 2012 ingediend. Bij de aanslagregeling heeft de inspecteur de in de aangifte vermelde uitgaven voor levensonderhoud van kinderen en uitgaven voor specifieke zorgkosten niet in aftrek toegelaten en de gevraagde alleenstaande-ouderkorting niet verleend. In hoger beroep heeft Hof Den Haag (6 oktober 2017, nr. 16/00365, NTFR 2017/3012) beslist dat de onderhavige aanslag de definitieve aanslag betreft en dat deze derhalve niet hoeft te voldoen aan de vereisten van art. 16 AWR. Verder besliste het hof dat het feit dat de inspecteur bij zijn beslissing om nader onderzoek naar de aangifte van belanghebbende te doen heeft meegewogen dat de gemachtigde van belanghebbende in door hem verzorgde aangiften aftrekposten als deze slechts heel beperkt met bewijsmiddelen pleegt te onderbouwen, niet maakt dat deze beslissing onrechtmatig, onredelijk of willekeurig is. Een redelijke verdeling van de bewijslast houdt in dat belanghebbende bescheiden moet overleggen of andere bewijsmiddelen moet aandragen die de rechter ervan overtuigen dat aannemelijk is dat belanghebbende in 2012 in belangrijke mate heeft bijgedragen in het levensonderhoud van zijn kinderen. Hierin is hij volgens het hof niet geslaagd. De door belanghebbende in zijn aangifte vermelde uitgaven voor specifieke zorgkosten komen niet voor aftrek in aanmerking. Het hof heeft daarop aangevuld dat uitgaven voor ‘leefkilometers’ aftrekbaar zijn als de belastingplichtige in verband met ziekte of invaliditeit extra uitgaven voor vervoer heeft ten opzichte van gezonde personen die overigens in dezelfde omstandigheden verkeren als belanghebbende. De stelplicht en de bewijslast met betrekking tot het aantal en de kosten van de ‘leefkilometers’ berusten bij de belastingplichtige. Belanghebbende is hierin niet geslaagd.

NTFR 2018/1136 - Immateriëleschadevergoeding omdat inspecteur na wijzen van arrest te lang heeft stilgezeten

ECLI:NL:GHDHA:2018:950, datum uitspraak 17-04-2018, publicatiedatum 26-04-2018
Aflevering 19, gepubliceerd op 10-05-2018
Erflaatster is in 2003 overleden. De inspecteur heeft erflaatster als KB-Luxrekeninghouder geïdentificeerd. Aan erflaatster zijn eind 2002 navorderingsaanslagen IB en VB opgelegd. Erflaatster heeft hiertegen bezwaar gemaakt. De bezwaren zijn aangehouden totdat in de ‘Nauta Dutilh-zaken’ onherroepelijk is beslist. Op 20 juni 2013 doet de inspecteur uitspraak op de bezwaren. Hof Amsterdam wijst het verzoek van de erven om een immateriële schadevergoeding af. De Hoge Raad verwijst vervolgens de zaak naar Hof Den Haag, omdat Hof Amsterdam bij de bepaling van de overschrijding van de redelijke termijn ten onrechte niet van het in de Nauta Dutilh-zaken gewezen arrest van 26 februari 2010 is uitgegaan. Hof Den Haag beslist dat de erven wel voor een immateriële schadevergoeding in aanmerking komen. Daarbij acht het hof van belang dat de inspecteur het initiatief tot de aanhouding van de behandeling van de bezwaren heeft genomen. Gelet hierop en ook op de brief van 14 augustus 2003 waarin de inspecteur aan de erven heeft medegedeeld dat zij, nadat de Hoge Raad in de Nauta Dutilh-zaken zou hebben beslist, de gelegenheid zouden krijgen om specifieke aspecten van de zaak aan de orde te stellen, lag het op de weg van de inspecteur om nadat de Hoge Raad arrest had gewezen contact met de erven op te nemen. Het hof oordeelt verder dat er geen reden was om de redelijke termijn te verlengen met de periode die is verstreken vanaf de datum van het arrest van 26 februari 2010 tot aan de aankondiging van de uitspraak op bezwaar van 22 oktober 2012. Het hof kent een immateriëleschadevergoeding toe van in totaal € 3.500 (€ 3.000 voor de bezwaarfase en € 500 voor hoger beroep).