Aflevering 30

Gepubliceerd op 24 juli 2003

NTFR 2003/1224 - Boodschapper van het slechte BTW-nieuws

Aflevering 30, gepubliceerd op 24-07-2003 geschreven door mr. drs. W.A.P Nieuwenhuizen
Heel vroeger, bij de Meden en Perzen, werd de boodschapper, als hij de heerser van het rijk slecht nieuws bracht, onthoofd. Het eerste commentaar dat in de vakliteratuur verscheen naar aanleiding van het arrest van de Hoge Raad van 14 maart 2003, nr. 38.253 (NTFR 2003/526) was van mijn hand; ik was de boodschapper. Mijn commentaar in dit blad was fors en niet mis te verstaan en werd enige weken later als 'onverbloemd' getypeerd. Zie Bomer en Van Kesteren in WFR 2003/6529, 'Niet voor redelijke twijfel vatbaar: verkoop deelneming is een prestatie'. Het was dan ook niet voor niets dat Van Hilten in haar Opinie in dit bladOpinie 'Naar een Europese belastingkamer', NTFR 2003/736. inging op deze actualiteit, en de Hoge Raad enigszins in bescherming nam door te wijzen op de niet bepaald eenvoudig te overziene jurisprudentie van het Hof van Justitie hetwelk als richtsnoer zou moeten dienen. Bomer en Van Kesteren benutten vervolgens het WFR door op uitvoerige wijze het arrest te bekritiseren door de gewezen Europese jurisprudentie op nauwkeurige wijze de revue te laten passeren. Uit de titel van hun artikel ('Niet voor redelijke twijfel vatbaar: verkoop deelneming is een prestatie') blijkt reeds dat ook zij het niet eens zijn met de beslissing van de Hoge Raad. In haar noot onder dit arrest in BNB 2003/197 bevestigt ook Van Hilten deze conclusies. In hun artikel wijzen zij op de hierdoor ontstane onzekere situatie voor zowel Belastingdienst als belastingplichtige, en besluiten met 'Het is aan de Hoge Raad om daar prudent mee om te gaan.' Veel eerder dan ik had verwacht krijgt de Hoge Raad de mogelijkheid om dit te doen in een thans lopende zaak. Zaaknr. 38.026 naar aanleiding van een uitspraak van Hof Arnhem van 3 januari 2002, nr. 00/00816 (NTFR 2002/259). En het is voor een derde keer op rij dat de Hoge Raad, dit keer van zijn eigen A-G Wattel, in niet mis te verstane bewoordingen een duidelijk afwijkende visie te horen krijgt.

NTFR 2003/1238 - Toerekening inkomen en rendementsgrondslag bij emigratie en immigratie

Aflevering 30, gepubliceerd op 24-07-2003
De staatssecretaris van Financiën beantwoordt via dit beleidsbesluit een vraag over de toerekening van inkomensbestanddelen en de rendementsgrondslag bij emigratie in de loop van het jaar. Het gaat om de situatie waarin een binnenlands echtpaar emigreert en geen gebruik maakt van de keuzeregeling van art. 2.5 Wet IB 2001. In die situatie is volgens de staatssecretaris vrije toerekening van inkomensbestanddelen en bestanddelen van de rendementsgrondslag in 2001 niet mogelijk omdat beiden niet het hele jaar in Nederland wonen en niet kiezen voor behandeling als binnenlands belastingplichtige. De staatssecretaris keurt echter goed dat vrije toerekening toch mogelijk is in het jaar van emigratie indien de binnenlandse belastingplicht van de partners gelijktijdig eindigt. Het besluit geldt ook voor ongehuwde partners en voor belastingplichtigen van wie de binnenlandse belastingplicht in de loop van het kalenderjaar aanvangt. Het besluit treedt in werking met ingang van het belastingjaar 2001.

NTFR 2003/1240 - Vierde-vraag-en-antwoordbesluit over kapitaalsbelasting

Aflevering 30, gepubliceerd op 24-07-2003
De staatssecretaris van Financiën maakt een vierde vraag-en-antwoordbesluit openbaar over de heffing van kapitaalsbelasting. In het besluit worden negen vragen beantwoord. Twee daarvan zien op de vraag of kapitaalsbelasting moet worden geheven bij leningen die kapitaalachtige karaktertrekken vertonen (de zogenoemde hybride leningen). Twee vragen zien op de toepassing van de bedrijfsfusievrijstelling in internationaal verband. Twee vragen zien op omwisseling, omvorming en verlettering van aandelen. In de resterende drie vragen wordt ingegaan op het vervreemdingsverbod na een aandelenfusie, op splitsingen en op de toepassing van een vrijstelling indien bedrijfsmiddelen van gelijke aard in één lichaam worden samengebracht. Bij de laatste vraag gaat het dan in het bijzonder om het samenbrengen van alle deelnemingen in één lichaam.