Aflevering 4

Gepubliceerd op 22 januari 2015

NTFR 2015/431 - BEPS: quo vadis Nederland?

Aflevering 4, gepubliceerd op 22-01-2015 geschreven door prof. dr. R.P.C. Cornelisse
Terwijl menig fiscalist in het afgelopen jaar bijkans bedolven is geraakt onder hetgeen de OECD, de Europese Commissie, het Europese en het Nederlandse parlement hebben geproduceerd aan rapporten, documenten en (parlementaire) stukken in het kader van de bestrijding van belastingontwijking door bedrijven en particulieren, is – ten tijde van het schrijven van deze opinie – het moment aangebroken om te reflecteren en vooruit te blikken.

NTFR 2015/432 - Wijziging van enige uitvoeringsregelingen 2015

Aflevering 4, gepubliceerd op 22-01-2015
De Regeling tot wijziging van enige uitvoeringsregelingen inzake de fiscaliteit en douane alsmede van de Wet op de accijns wijzigt de uitvoeringsregelingen op het terrein van de directe belastingen, de indirecte belastingen, het formele belastingrecht en het douanerecht. Daarnaast wijzigt de regeling enkele tarieven in de Wet op de accijns en de boetebedragen in het Algemeen douanebesluit. De wijzigingen vloeien onder meer voort uit het Belastingplan 2015 en enkele andere wijzigingswetten. Als laatste wordt een aantal zelfstandige wijzigingen aangebracht, worden enige omissies en onbedoelde gevolgen hersteld en worden redactionele wijzigingen doorgevoerd.

NTFR 2015/435 - Reis- en verblijfkosten voor onbezoldigde functies vormen geen ondernemingskosten voor commissaris/adviseur

ECLI:NL:GHARL:2014:9136, datum uitspraak 25-11-2014, publicatiedatum 05-12-2014
Aflevering 4, gepubliceerd op 22-01-2015 met annotatie van dr. D. Molenaar
Belanghebbende verricht verschillende bezoldigde functies van commissaris en adviseur. De inkomsten hieruit vormen winst uit onderneming. Daarnaast heeft hij ook een groot aantal onbezoldigde functies bij (sociaal-) culturele en charitatieve instellingen. Belanghebbende heeft een bedrag van € 6.208 aan met de onbezoldigde functies verband houdende reis- en verblijfkosten als (aftrekbare) kosten van de onderneming in aanmerking genomen. De inspecteur heeft die aftrek niet aanvaard. Volgens het hof is dat terecht. Kort gezegd oordeelt het hof dat de onbezoldigde functies van belanghebbende moeten worden gezien als werkzaamheden die bedoeld zijn om in particuliere behoeften te voorzien. Er is onvoldoende causaal verband met de onderneming van belanghebbende. De werkzaamheden in het kader van de onbezoldigde functies zijn niet verricht met het oog op de zakelijke belangen van de onderneming, aldus het hof.

NTFR 2015/436 - Werkzaamheden en geldleningen kwalificeren niet voor bron row

ECLI:NL:HR:2015:73, datum uitspraak 16-01-2015, publicatiedatum 16-01-2015
Aflevering 4, gepubliceerd op 22-01-2015
Belanghebbende is voormalig aandeelhouder-directeur van een bv. Met andere (oud-)werknemers van die bv is belanghebbende betrokken bij de oprichting van een nieuwe bv, die actief is op een terrein vergelijkbaar met dat van de oude bv. Belanghebbende heeft, vanwege een non-concurrentiebeding, een adviserende rol en geniet geen honorarium bij de nieuwe bv. Ook is hij, vanwege dat non-concurrentiebeding, geen aandeelhouder. Wel verstrekt belanghebbende tot aanzienlijke bedragen geldleningen aan de bv. Belanghebbende heeft deze vorderingen in zijn aangifte aangemerkt als vermogensbestanddelen in het kader van row. Volgens belanghebbende moeten deze vorderingen wegens oninbaarheid van de leningen in 2009 worden afgewaardeerd tot nihil. De bv is in 2010 in staat van faillissement verklaard. Hof Den Bosch (NTFR 2014/1471) heeft geoordeeld dat de werkzaamheden van belanghebbende en de geldleningen, in onderling verband, niet kwalificeren voor de bron row, omdat een objectief, redelijkerwijs te verwachten voordeel boven het rendement van een normaal vermogensbeheer, ontbreekt. De werkzaamheden vormen geen bron van inkomen en de vorderingen uit de geldleningen behoren tot de rendementsgrondslag van box 3. Wel heeft het hof geoordeeld dat mede gelet op het faillissement plaats is voor afwaarderingen van de vorderingen. Het hof heeft de waarde van de vorderingen in goede justitie vastgesteld.

NTFR 2015/437 - Geen ruimere aanpassingstermijn van pensioencontracten

Aflevering 4, gepubliceerd op 22-01-2015
De staatssecretaris van Financiën heeft de Tweede Kamer een afschrift gezonden van zijn brief aan Adfiz (branchevereniging van onafhankelijke financiële intermediairs). Daarin wijst hij het verzoek van Adfiz om de aanpassingstermijn van pensioencontracten aan het Witteveenkader met een half jaar te verlengen af. Nu de Eerste Kamer de pensioenvoorstellen al op 27 mei 2014 heeft aangenomen, stelt de staatssecretaris dat er tot 1 januari 2015 voldoende tijd beschikbaar is geweest om pensioencontracten aan te passen.

NTFR 2015/438 - Wetsvoorstel 'Pensioen in eigen beheer' moet op 1 januari 2016 in werking treden

Aflevering 4, gepubliceerd op 22-01-2015
De staatssecretaris van Financiën heeft op de vraag wanneer de nadere uitwerking van mogelijke oplossingsrichtingen voor de problematiek omtrent het pensioen in eigen beheer wordt geconcretiseerd in wetgeving, geantwoord dat hij zo spoedig mogelijk maar in ieder geval vóór het meireces met een nadere uitwerking van mogelijke oplossingsrichtingen zal komen. Als hieruit een duidelijke voorkeur voor een bepaalde oplossingsrichting blijkt, zal hij deze in een wetsvoorstel verwerken. Het is zijn doel om dit wetsvoorstel per 1 januari 2016 in werking te kunnen laten treden.

NTFR 2015/442 - Stichting die een festival organiseert op een waddeneiland is geen anbi

ECLI:NL:HR:2015:68, datum uitspraak 16-01-2015, publicatiedatum 16-01-2015
Aflevering 4, gepubliceerd op 22-01-2015
Belanghebbende, een stichting, organiseert in het eerste weekend van september een festival op een Waddeneiland, waarbij muziek, kunst en film centraal staan. Rechtbank Noord-Nederland (30 mei 2013, nr. 13/00984, NTFR 2013/2376) heeft beslist dat zij niet in aanmerking komt voor de anbi-status. De kwalitatieve toets of belanghebbende het algemeen nut beoogt, is tussen partijen niet in geschil. In hoger beroep is in geschil of belanghebbende aan de kwantitatieve toets voldoet. Hof Arnhem-Leeuwarden (NTFR 2014/1034) heeft geoordeeld van niet. Het hof heeft overwogen dat het festival voor bezoekers eerst en vooral een vakantie in een fraaie omgeving is die zich van andere vakanties onderscheidt doordat er gedurende het verblijf kan worden genoten van muziek, film en kunst. Met de activiteiten van belanghebbende worden in hoofdzaak de particuliere consumptieve belangen van de bezoekers gediend. Hieraan doet volgens het hof niet af dat de resultaten van belanghebbende van meet af aan negatief zijn geweest. Het hof is niet meer toegekomen aan de vraag of en in welke mate de activiteiten van belanghebbende algemeen nuttige activiteiten in de zin van art. 1a, lid 5, Uitv.reg. AWR 1994 zijn.

NTFR 2015/443 - Geen afwaardering van aan groepsmaatschappijen verstrekte onzakelijke leningen

ECLI:NL:GHARL:2014:9713, datum uitspraak 18-11-2014, publicatiedatum 19-12-2014
Aflevering 4, gepubliceerd op 22-01-2015 met annotatie van mr. W.F.E.M. Egelie
Belanghebbende is moedervennootschap van een groep vastgoedvennootschappen. Zij treedt, naast externe financiers, op als financier van de groep. Belanghebbende heeft leningen in rekening-courant verstrekt aan dochtermaatschappijen en aan een zustervennootschap tegen 5% rente die werd bijgeschreven. Er is geen aflossingsschema bepaald en er zijn geen zekerheden gesteld. In de onderhavige jaren heeft belanghebbende die leningen (waaronder de jaarlijks vervallen bijgeschreven rente) ten laste van het resultaat afgewaardeerd. De inspecteur heeft die afwaarderingen echter niet toegestaan, omdat volgens hem sprake is van onzakelijke leningen. Evenals de rechtbank, stelt het hof de inspecteur (grotendeels) in het gelijk. Volgens het hof is, gelet op onder meer de precaire financiële situatie van de groepsvennootschappen (negatieve eigen vermogens) en het ontbreken van zekerheden, sprake van een onzakelijk debiteurenrisico voor belanghebbende. Een onafhankelijke derde-financier zou het ontbreken van zekerheden en tussentijdse aflossingen niet hebben willen compenseren met een hogere rente. Het hof acht aannemelijk dat belanghebbende het debiteurenrisico heeft aanvaard in de aandeelhouderssfeer. Op het punt van de afwaardering van de jaarlijks vervallen rente, komt het hof belanghebbende wel tegemoet. Die bedragen kunnen wel ten laste van de winst worden gebracht.

NTFR 2015/444 - Inzicht in gebruik innovatiebox 2010 tot en met 2012

Aflevering 4, gepubliceerd op 22-01-2015
Gevolg gevend aan een toezegging heeft de staatssecretaris van Financiën cijfers openbaar gemaakt over het gebruik van de innovatiebox voor de periode 2010, 2011 en 2012 (dit jaar betreft een raming). In drie tabellen staat 1. het aantal gebruikers per jaar, de grondslagvermindering en het budgettaire beslag, 2. de verdeling van het aantal gebruikers over de ondernemingen onderscheiden in aantallen werknemers en 3. de verdeling van het budgettaire beslag over diezelfde onderscheiden ondernemingen.

NTFR 2015/445 - Renteaangroei terecht belast als fictieve erfrechtelijke verkrijging

ECLI:NL:GHAMS:2014:2774, datum uitspraak 03-07-2014, publicatiedatum 27-08-2014
Aflevering 4, gepubliceerd op 22-01-2015 met annotatie van mr. D. van Beelen
Belanghebbende 1 en belanghebbende 2 kregen op grond van een door hun vader opgemaakt testament een vordering op hun moeder, die tijdens haar leven niet opeisbaar was. In 2005 kwamen moeder en haar kinderen overeen dat een enkelvoudige rente van 13% per jaar was verschuldigd, wat overeenkwam met 6% samengestelde interest, uitgaande van de statistische levensverwachting van moeder. Op 19 april 2010 overleed moeder. Het hof oordeelt dat de inspecteur het verschil tussen het bedrag van de overbedelingsschuld van belanghebbenden op de overlijdensdatum op basis van de enkelvoudige en de samengestelde rente terecht als fictieve verkrijging heeft belast. De essentie van de fictiebepaling is dat het deel van de civielrechtelijke rente dat uitgaat boven de rente indien de vordering een rente had gedragen van 6% samengestelde interest, voor de toepassing van de SW 1956 geacht wordt te zijn verkregen krachtens erfrecht. De materieel terugwerkende kracht van art. 9, lid 2, SW 1956 zonder overgangsregeling is niet strijdig met art. 1 Eerste Protocol (bij het EVRM). Van een individuele of buitensporige last is volgens het hof ook geen sprake.

NTFR 2015/446 - Niet voldoen aan formele verplichtingen douanevervoer leidt tot onttrekking voor omzetbelasting

ECLI:NL:HR:2014:3568, datum uitspraak 12-12-2014, publicatiedatum 12-12-2014
Aflevering 4, gepubliceerd op 22-01-2015 met annotatie van mr. B.A. Kalshoven
De Hoge Raad heeft bij arrest van 12 oktober 2012, NTFR 2012/2457, prejudiciële vragen gesteld over de onttrekking van een dieselmotor aan het douanetoezicht. De motor was namelijk rechtsreeks vervoerd naar de geadresseerde en na overschrijding van de vervoerstermijn pas op het douanekantoor aangebracht. Het HvJ heeft op 15 mei 2014, NTFR 2014/1724, deze vragen beantwoord. In het onderhavige eindarrest oordeelt de Hoge Raad dat het louter overschrijden van de vervoerstermijn geen onttrekking in de zin van art. 203 CDW vormt. Ook de rechtstreekse aflevering bij een persoon die niet de status van toegelaten geadresseerde heeft, vormt op zichzelf niet een onttrekking in de zin van art. 203 CDW. Daarbij maakt wel verschil of de geadresseerde voornemens was de goederen aan te brengen bij het douanekantoor, en zo ja, of hij aan dat voornemen uitvoering heeft gegeven. In dit geval heeft de geadresseerde de dieselmotor aangebracht bij het douanekantoor. Van een onttrekking is derhalve geen sprake. Verder is in geschil of sprake is van een verzuim zonder werkelijke gevolgen in de zin van art. 859 UCDW. De Hoge Raad acht het hofoordeel daaromtrent niet juist dan wel onbegrijpelijk, zodat verwijzing moet volgen. Voorts komt de Hoge Raad terug van zijn in HR 14 maart 2001, NTFR 2001/453, neergelegde opvatting dat het niet voldoen aan formele verplichtingen die aan de douaneregeling extern douanevervoer zijn verbonden, niet is aan te merken als onttrekking in de zin van art. 18, lid 1, letter c, Wet OB 1968. Navordering van omzetbelasting door dit omgaan van de Hoge Raad kan strijd opleveren met het beginsel van rechtszekerheid, nu de rechten die zijn verworven door te handelen overeenkomstig de jurisprudentie van de hoogste nationale rechter niet met terugwerkende kracht kunnen worden ontnomen als later blijkt dat die jurisprudentie niet strookt met een Europese richtlijn. In het onderhavige geval kan dit echter weer anders zijn, nu daarin geen sprake is van navordering maar van een op voet van art. 110a Douaneregeling gedaan verzoek om teruggaaf van omzetbelasting.

NTFR 2015/447 - Levering van growkits valt onder verlaagde tarief

ECLI:NL:HR:2014:3613, datum uitspraak 19-12-2014, publicatiedatum 19-12-2014
Aflevering 4, gepubliceerd op 22-01-2015 met annotatie van mr. E.H.A.M. Thijssen
Belanghebbende verkoopt growkits. Deze growkits bestaan uit een plastic bakje met een deksel, met daarin een laagje broed met sporencultuur van psilocybe paddenstoelen (paddo’s). Hof Arnhem-Leeuwarden (NTFR 2013/602) heeft geoordeeld dat het broed moet worden aangemerkt als pootgoed voor de teelt van groenten. Dit pootgoed valt onder het verlaagde tarief. Verder heeft het hof overwogen dat de levering van de growkits één prestatie betreft, waarvan de levering van het broed de hoofdprestatie is die de tariefstelling van die prestatie bepaalt. De Hoge Raad onderschrijft dit oordeel van het hof. Onder verwijzing naar de parlementaire geschiedenis oordeelt de Hoge Raad dat onder het begrip ‘pootgoed’ ook paddenstoelenbroed van voor menselijke consumptie bestemde paddenstoelen valt. Aangezien paddo’s bestemd zijn voor menselijke consumptie valt het broed in het verlaagde tarief. Daaraan doet niet af dat de paddo’s als genotmiddel worden geconsumeerd.

NTFR 2015/449 - Niet-naleving van formele voorwaarden niet beslissend voor realiseren aftrek

Aflevering 4, gepubliceerd op 22-01-2015 met annotatie van mr. dr. J.Th. Sanders
In 1998 heeft Idexx, een in Italië gevestigde onderneming, ingevolge leveringen van een Franse en een Nederlandse vennootschap goederen intracommunautair verworven zonder de naar nationaal recht opgelegde formaliteiten te vervullen. Idexx heeft een aantal facturen van de Franse vennootschap niet in het btw-register ingeschreven. De door de Nederlandse vennootschap opgestelde facturen zijn niet ingeschreven in het register van uitgereikte facturen van Idexx, maar alleen in haar register van aankopen met vermelding ‘exclusief btw’. De Italiaanse belastingdienst komt na een controle tot de slotsom dat sprake is van aan btw onderworpen intracommunautaire verwervingen en dat deze aan de verleggingsregeling zijn onderworpen en legt een naheffingsaanslag op alsmede een boete. Idexx vecht deze beslissingen in rechte aan. Op vragen van de Italiaanse verwijzende rechter verklaart het HvJ voor recht dat de art. 18, lid 1, sub d, Zesde richtlijn en art. 22 Zesde richtlijn aldus moeten worden uitgelegd dat deze bepalingen formele voorwaarden voor het recht op aftrek bevatten, waarvan niet-naleving in dit geval niet kan leiden tot verlies van dat recht.

NTFR 2015/450 - A-G Van Hilten adviseert Hoge Raad prejudiciële vragen te stellen over verlaging douanewaarde wegens reparatiekosten ingevoerde auto's

ECLI:NL:PHR:2014:2234, datum uitspraak 25-11-2014, publicatiedatum 05-12-2014
Aflevering 4, gepubliceerd op 22-01-2015 met annotatie van mr. A.A. Feenstra
Belanghebbende heeft douanerechten betaald voor het in het vrije verkeer brengen van drie auto’s uit Japan. Bij twee auto’s zijn in het tweede/derde jaar na invoer defecten geconstateerd en op basis van garantieverplichtingen op kosten van de Japanse verkoper/fabrikant gerepareerd. Bij de derde auto is binnen een jaar na invoer in het kader van een terugroepactie uit voorzorg – eveneens op kosten van de fabrikant – een onderdeel vervangen. Belanghebbende stelt dat de als douanewaarde gehanteerde transactiewaarde moet worden verminderd met de reparatiekosten (respectievelijk de vervangingskosten) en heeft verzocht om terugbetaling van douanerechten. De inspecteur heeft dat geweigerd. Deze procedure draait om de vraag of de voorwaarden die in art. 145, lid 2 en 3, UCDW worden gesteld aan aanpassing van de douanewaarde, in strijd zijn met art. 29, lid 1, onderdeel a en lid 3, en/of art. 236 CDW en om die reden buiten toepassing moeten blijven. Daarnaast speelt de vraag of de in art. 145, lid 2, onderdeel a, UCDW gehanteerde term ‘gebreken’ het geval omvat waarin uit voorzorg een onderdeel van een goed – in dit geval een auto – wordt vervangen.

NTFR 2015/451 - Keuringsvrijstelling op geschorste auto niet van toepassing nu gekeurde auto dag na keuring is opgehaald

ECLI:NL:GHARL:2014:8775, datum uitspraak 11-11-2014, publicatiedatum 21-11-2014
Aflevering 4, gepubliceerd op 22-01-2015 met annotatie van mr. H.A. Elbert
Belanghebbende is houder van een auto waarvan het kenteken is geschorst. De auto is op 27 juli 2012 gekeurd door een garagebedrijf. Om 14.43 uur op die dag is de auto afgemeld en niet geselecteerd voor een steekproef. Op 28 juli 2012 om 8.01 uur is geconstateerd dat met de auto gebruik van de weg is gemaakt. Een 80-jarige werknemer van belanghebbende, die de auto ook naar het garagebedrijf had gebracht, had de auto opgehaald bij het garagebedrijf. Ter zake van het weggebruik op 28 juli 2012 heeft de inspecteur motorrijtuigenbelasting van belanghebbende nageheven met een verzuimboete van 100%. De rechtbank heeft de naheffingsaanslag in stand gelaten, maar de boete verminderd tot 50%. Het hof stelt voorop dat de vrijstelling van art. 72, lid 1, onderdeel m, Wet MRB 1994 – kort gezegd vrijstelling op de dag van de keuring – niet van toepassing is. Aangenomen moet namelijk worden dat de auto op 27 juli 2012 om 14.43 uur kon worden opgehaald en dat alsdan aan de vrijstelling zou zijn voldaan. Dat belanghebbende later zou zijn gebeld door het garagebedrijf waardoor hij de auto niet meer kon ophalen, ligt in zijn risicosfeer. Nu gebruik is gemaakt van de weg tijdens een schorsing zonder dat de vrijstelling van toepassing is, is volgens het hof terecht nageheven. Met betrekking tot de boete is het hof van oordeel dat geen sprake is van avas. In beginsel is, naar de bedoeling van de wetgever, een boete van 100% op zijn plaats. In het kader van straftoemeting acht het hof hier echter een verzuimboete van 25% passend en geboden.

NTFR 2015/453 - Vier bezwaarschriften tegen vier WOZ-beschikkingen op één biljet: voor proceskostenvergoeding is er één bezwaar

ECLI:NL:HR:2015:19, datum uitspraak 09-01-2015, publicatiedatum 09-01-2015
Aflevering 4, gepubliceerd op 22-01-2015 met annotatie van mr. P.T. van Arnhem
De heffingsambtenaar heeft de WOZ-waarden van vier verschillende onroerende zaken vastgesteld. De beschikkingen zijn verenigd in één biljet. De adviseur van belanghebbende heeft vier afzonderlijke bezwaarschriften ingediend. De heffingsambtenaar heeft de bezwaren gegrond verklaard en een proceskostenvergoeding toegekend voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De heffingsambtenaar is daarbij uitgegaan van 1 punt voor het bezwaar en van een wegingsfactor 1,5. Hof Arnhem-Leeuwarden nr. 13/01092 (NTFR 2014/1825) heeft de uitspraak van de heffingsambtenaar bevestigd onder verwijzing naar HR 12 april 2013, nr. 12/02674 (NTFR 2013/952). De omstandigheid dat belanghebbende in vier afzonderlijke geschriften bezwaar heeft gemaakt is volgens het hof niet van belang. Met de omstandigheid dat het gaat om objecten die voor de waardering wezenlijke verschillen vertonen heeft het hof rekening gehouden door de wegingsfactor 1,5 toe te passen. Volgens de Hoge Raad heeft het hof, anders dan belanghebbende betoogt, een juiste uitleg gegeven aan genoemd arrest.

NTFR 2015/454 - Inspecteur had een informatiebeschikking moeten nemen nu de aanslagen op 1 juli 2011 nog niet waren opgelegd I

ECLI:NL:GHAMS:2014:4380, datum uitspraak 10-07-2014, publicatiedatum 05-11-2014
Aflevering 4, gepubliceerd op 22-01-2015 met annotatie van mr. drs. A.J. Meijer
Belanghebbende exploiteert een café. Bij belanghebbende heeft een boekenonderzoek plaatsgevonden. De inspecteur heeft daarbij geconstateerd dat niet is voldaan aan de administratieplicht en heeft navorderingsaanslagen opgelegd met toepassing van omkering en verzwaring van de bewijslast. Het hof overweegt dat de inspecteur op 1 juli 2011 bevoegd was om voor de jaren 2006 tot en met 2009 een informatiebeschikking te nemen, want op die datum waren de bestreden aanslagen nog niet vastgesteld. De inspecteur heeft voor die jaren geen informatiebeschikking genomen, waardoor de sanctie van omkering en verzwaring van de bewijslast vanwege het niet-voldoen aan de administratie- en bewaarplicht niet aan de orde kan komen, omdat daaraan met ingang van 1 juli 2011 als voorwaarde is gesteld dat een informatiebeschikking onherroepelijk is geworden. Nu echter niet de vereiste aangifte is gedaan, is alsnog terecht omkering van de bewijslast toegepast. Het hof oordeelt verder dat de inspecteur de grenzen der redelijkheid heeft overschreden door de schatting van de verzwegen omzet uitsluitend te baseren op de gemiddelde afrekening per klant zoals deze uit de twee waarnemingen ter plaatse volgt en deze gemiddelde besteding op alle klanten toe te passen die in de kasadministratie zijn vermeld.

NTFR 2015/458 - Onjuiste adressering van aangiftebiljet en aanmaning is niet aan Belastingdienst te wijten

ECLI:NL:PHR:2014:2303, datum uitspraak 15-12-2014, publicatiedatum 09-01-2015
Aflevering 4, gepubliceerd op 22-01-2015 met annotatie van mr. J. van de Merwe
Belanghebbende was van 1 september 1993 tot en met 16 november 2001 bestuurder van de beursgenoteerde A nv. Belanghebbende heeft geen aangifte IB/PVV 2001 gedaan. De inspecteur heeft de aanslag IB/PVV 2001 ambtshalve vastgesteld. Verder is een vergrijpboete opgelegd voor het opzettelijk niet doen van aangifte.

NTFR 2015/459 - NOB-commentaar op consultatie Ontwerp Besluit digitalisering burgerlijk procesrecht en bestuursprocesrecht

Aflevering 4, gepubliceerd op 22-01-2015 geschreven door mr. N. ten Broek
Minister Opstelten van Veiligheid en Justitie heeft op 27 november 2014 het Ontwerp Besluit digitalisering burgerlijk procesrecht en bestuursprocesrecht ter consultatie uitgezet. De Commissie Wetsvoorstellen van de NOB heeft vanuit het perspectief van het belastingrecht commentaar gegeven op de voorgenomen wijzigingen in het bestuursprocesrecht. De NOB is een groot voorstander van een snellere en efficiëntere procesgang, maar een efficiëntieslag mag volgens de Orde niet ten koste gaan van de rechtsbescherming van partijen.

NTFR 2015/462 - Belastingregeling Nederland-Curaçao; toepassing art. 35a huidige BRK

Aflevering 4, gepubliceerd op 22-01-2015
In december 2012 hebben Nederland en Curaçao overeenstemming bereikt over een nieuwe bilaterale regeling ter vermijding van dubbele belasting tussen deze landen. Deze regeling is – in de vorm van een Rijkswet – momenteel aanhangig bij de Tweede Kamer. De verwachting is dat de nieuwe bilaterale regeling vanaf 1 januari 2016 zal gaan gelden. Volgens de onderhavige internationale fiscale mededeling blijft in 2015, vooruitlopend daarop, art. 35a van de huidige BRK achterwege met betrekking tot de toepassing van art. 17, lid 3, onderdeel b, Wet VPB 1969, met dien verstande dat dit laatste artikel niet wordt toegepast.