NTFR 2020/2410 - Over de voorgestelde conditionele eindafrekening dividendbelasting en het raadsel van het onderliggende denken
Aflevering 35, gepubliceerd op 27-08-2020 geschreven door prof. mr. dr. M.F. de WildeOp 10 juli 2020 diende Kamerlid Snels (GroenLinks) een initiatiefwetsvoorstel in bij de Tweede Kamer met de titel ‘Spoedwet conditionele eindafrekening dividendbelasting’. Mocht het voorstel ongewijzigd kracht van wet krijgen, dan zal deze wet met terugwerkende kracht toepassing vinden per 10 juli 2020, 12.00 uur. Het voorstel strekt ertoe de beweerdelijke dividendbelastingclaim te borgen ter zake van de (latente) winstreserves, de ‘zuivere winst’, – ongeacht de geografische herkomst daarvan – van multinationale ondernemingen met Nederlandse hoofdkantoren. Deze zou nu niet gegarandeerd zijn. Wanneer deze hoofdkantoren zouden vertrekken naar een buitenland zonder passende dividendbelastingheffingssystematiek, zou volgens de initiatiefnemer een internationale fiscale mismatch ontstaan. Het voorstel beoogt deze te bestrijden met de zogenoemde ‘conditionele eindafrekening dividendbelasting’: een exitheffing dividendbelasting die aanknoopt bij het vertrekmoment van het hoofdkantoor en op basis van een fictie, de zogenoemde ‘uitdelingsfictie’, de winstreserves van betrokken concernlichaam voor de dividendbelasting belastbaar stelt. In deze bijdrage ga ik op het voorstel in en stel ik de vraag centraal of genoemde ‘zuivere winst’ van het hoofdkantoor eigenlijk wel in Nederland ‘thuishoort’. Het antwoord op deze vraag zal vermoedelijk richtinggevend zijn voor de (on)verenigbaarheid van het wetsvoorstel met het fiscale verdragsrecht en het Unierecht, een vraag die met het voorstel in de rechtspraktijk is opgekomen.