NTFR 2023/1738 - ‘Stapeling’ dwangsommen niet mogelijk en geen sprake van beroepsmatige rechtsbijstandverlener (n-o)
ECLI:NL:HR:2023:1398, datum uitspraak 06-10-2023, publicatiedatum 06-10-2023
Aflevering 41, gepubliceerd op 10-10-2023 De ontvanger heeft belanghebbende aangemaand tot betaling van een aanslag Vpb 2012 en heeft daarbij aanmaningskosten in rekening gebracht. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de in rekening gebrachte aanmaningskosten (€ 15). Belanghebbende heeft de ontvanger in gebreke gesteld vanwege het niet-tijdig beslissen op haar bezwaarschrift, en heeft verzocht om toekenning van een dwangsom. Bij beschikking heeft de ontvanger het verzoek om toekenning van een dwangsom afgewezen. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de afwijzende dwangsombeschikking en de ontvanger heeft de aanmaningskosten verminderd naar nihil en een kostenvergoeding toegekend van € 512. Vervolgens heeft belanghebbende de ontvanger (wederom) in gebreke gesteld ter zake van het niet-tijdig beslissen op haar bezwaarschrift (betreffende de dwangsombeschikking). Belanghebbende heeft beroep ingesteld bij de rechtbank, wegens het niet-tijdig beslissen op haar bezwaarschrift inzake de dwangsombeschikking. In geschil is onder meer de vraag of de rechtbank ten onrechte geen dwangsom heeft toekgekend, of sprake is van beroepsmatige rechtsbijstand en of de proceskosten vergoed moeten worden. Volgens het hof (hof Amsterdam 7 februari 2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:416, NTFR 2023/606) heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat geen dwangsom is verschuldigd wegens het niet-tijdig nemen van een beslissing op een bezwaar tegen een dwangsombesluit. Het is niet mogelijk om binnen een lopende dwangsomprocedure een nieuwe dwangsomprocedure te starten en aldus dwangsommen te ‘stapelen’. Het hof onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat gemachtigde op basis van de summiere en onvoldoende geconcretiseerde verstrekte informatie aan de rechtbank, tegenover de gemotiveerde betwisting door de ontvanger, niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij dient worden aangemerkt als beroepsmatige rechtsbijstandverlener. Het standpunt van belanghebbende dat de rechtbank, nu zij geen vergoeding voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand heeft toegekend, ten minste een vergoeding voor de reis- en verletkosten van gemachtigde had moeten toekennen vindt geen steun in het recht volgens het hof. Om een vergoeding voor reis- en verletkosten dient te worden verzocht. Blijkens de stukken van het geding heeft belanghebbende niet een dergelijk verzoek ingediend.